ECLI:NL:RBHAA:2006:AY8337

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/600963-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. Bakker
  • J. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval op bedrijfsterrein door onvoorzichtigheid bestuurder tractor

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 11 augustus 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een tractor op het terrein van zijn eigen bloemenbedrijf zijn buurjongen van bijna vijf en een half jaar overreed heeft, wat leidde tot de dood van het kind. Het ongeval vond plaats op 1 maart 2005, toen de verdachte met zijn tractor over de [A-weg] te Heemskerk naar zijn bloemenbedrijf reed. Bij aankomst zag hij dat een aantal kinderen op de inrit sneeuwballen aan het gooien waren. De verdachte verklaarde dat hij zijn tractor het terrein opreed en, voordat hij achteruit wilde rijden, in zijn buitenspiegels en achterom keek. Hij gaf aan dat het zicht naar achteren belemmerd was door de hefmast met bak die aan de tractor was bevestigd. Ondanks dat hij zicht had op de spelende kinderen, verloor hij het slachtoffertje uit het oog en reed hij achteruit zonder zich voldoende te vergewissen van de situatie achter de tractor. De rechtbank oordeelde dat deze onvoorzichtigheid de verdachte kan worden aangerekend, omdat hij had moeten zorgen dat hij zicht had op alle kinderen voordat hij achteruit reed. Het ongeval werd als uitermate noodlottig en tragisch gekarakteriseerd, zowel voor de nabestaanden van het slachtoffertje als voor de verdachte zelf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde hem een taakstraf op van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen bij niet-naleving. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de Wegenverkeerswet niet van toepassing zou zijn, omdat het ongeval op een bedrijfsterrein plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte als verkeersdeelnemer handelde en dat het gevolg van zijn gedrag een verkeersongeval was.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/600963-05
Uitspraakdatum: 11 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 maart 2005 te Heemskerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (tractor), daarmede rijdende op een weg, de [A-weg] en/of het daaraan grenzende (bedrijfs)terrein van de [B. bv], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden immers is hij toen met het door hem bestuurde motorrijtuig achteruit gereden, terwijl hij wist dat op dat terrein al dan niet in de nabijheid van het door hem bestuurde motorrijtuig een of meer kinderen speelden in elk geval aanwezig waren en/of terwijl hij wist dat het zicht naar achteren vanuit zijn positie verminderd was door een aan die tractor aan de achter zijde bevestigde hefinstallatie met bak, waarna althans (mede)waardoor een aan en/of overrijding ontstond door dat motorrijtuig met een zich achter die tractor bevindend kind te weten [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] werd gedood.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 1 maart 2005 te Heemskerk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (tractor), daarmede rijdende op het aan de [A-weg] grenzende bedrijfsterrein van [B. bv], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden, immers is hij toen met het door hem bestuurde motorrijtuig achteruit gereden, terwijl hij wist dat op dat terrein in de nabijheid van het door hem bestuurde motorrijtuig kinderen speelden en terwijl hij wist dat het zicht naar achteren vanuit zijn positie verminderd was door een aan die tractor aan de achterzijde bevestigde hefinstallatie met bak, mede waardoor een overrijding ontstond door dat motorrijtuig met een zich achter die tractor bevindend kind te weten [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] werd gedood.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze, voor zover bewezen verklaard, verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 6 WVW 1994.
5. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman van verdachte heeft - zo begrijpt de rechtbank - ter terechtzitting bepleit dat verdachte zijn fatale manoeuvre niet op de openbare weg maar op een bedrijfsterrein heeft gemaakt, met als gevolg dat (artikel 6 van) de Wegenverkeerswet niet van toepassing is en verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt voornoemd verweer. Dat sprake dient te zijn van deelneming aan het verkeer op de openbare weg is een foutieve lezing van de desbetreffende wettelijke bepaling. De voorwaarden die artikel 6 van de Wegenverkeerswet stelt zijn immers dat het gedrag afkomstig dient te zijn van een verkeersdeelnemer en dat het gevolg van dat gedrag een verkeersongeval dient te zijn. Verdachte nam deel aan het verkeer doordat hij een tractor bestuurde.
Er is overigens geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie en de motivering van de sanctie
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis.
Straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende overwogen.
Verdachte heeft als bestuurder van een tractor op het bedrijfsterrein van zijn eigen bloemenbedrijf zijn buurjongen van bijna vijf en een half jaar overreden, die als gevolg van die overrijding is overleden. Verdachte kwam op 1 maart 2005 in zijn tractor aanrijden over de [A-weg] te Heemskerk, waaraan zijn bloemenbedrijf is gevestigd. Eenmaal aangekomen bij zijn bloemenbedrijf zag hij dat een aantal kleine kinderen op de inrit van het bedrijf sneeuwballen aan het gooien waren. Verdachte heeft niet alleen verklaard zijn tractor het terrein op te hebben gereden en voordat hij de tractor achteruit richting de garage van zijn bedrijf wilde rijden in zijn beide buitenspiegels en achterom te hebben gekeken, maar ook dat het zicht naar achteren belemmerd was vanwege de hefmast met bak die achterop de tractor bevestigd was. Verdachte heeft voorts verklaard dat één van de kinderen - de oudere broer van het latere slachtoffertje - al sneeuwballen gooiend met de tractor meeliep en dat genoemd slachtoffertje achter zijn broer aanliep. Op het moment dat verdachte achteruit is gaan rijden had hij zicht op alle spelende kinderen, behalve op meergenoemd slachtoffertje. Verdachte was hem uit het oog verloren. Desondanks is hij toch achteruit gaan rijden, en deze onvoorzichtigheid is het schuldverwijt dat verdachte wordt gemaakt. Hij had zich voordat hij achteruit ging rijden er immers beter van moeten vergewissen dat zich geen spelende kinderen meer achter zijn tractor bevonden door bijvoorbeeld de kinderen te waarschuwen dat hij naar achteren ging rijden en te zorgen dat hij zicht op alle kinderen had alvorens dat te doen. Door dit na te laten is het aan de schuld van verdachte te wijten dat het dodelijke verkeersongeval heeft plaatsgevonden.
Voornoemd verkeersongeval kan worden omschreven als uitermate noodlottig en tragisch, zowel voor de nabestaanden van het slachtoffertje alsook voor verdachte. Verdachte heeft verklaard dat het gezin van het slachtoffertje niet is verhuisd na het ongeval en dat de gezinnen nog regelmatig contact hebben.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt verdachte een taakstraf op in de vorm van een werkstraf voor de duur van HONDERDTWINTIG (120) uren.
Beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van ZESTIG (60) dagen.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. Bakker en Janse van Mantgem, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2006.