ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9104

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5887
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • F.F.W. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van gemeentelijk aanlijn- en muilkorfgebod voor hond na onvoldoende bewijs van bijtincidenten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 21 augustus 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster, de eigenaresse van een zwart-witte bastaardhond, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, dat haar een aanlijn- en muilkorfgebod had opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op twee vermeende bijtincidenten waarbij de hond betrokken zou zijn. Verzoekster ontkende echter dat haar hond bij deze incidenten betrokken was en stelde dat de meldingen onjuist waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gemeente onvoldoende onderzoek had gedaan naar de feiten en omstandigheden die aan het besluit ten grondslag lagen. De rechter benadrukte dat het bestuursorgaan op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht is om een besluit zorgvuldig voor te bereiden. De enkele meldingen en aangiften waren niet voldoende om te concluderen dat de hond van verzoekster gevaarlijk was. Daarom werd het besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Daarnaast werd de gemeente Zaanstad veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die in totaal € 143,35 bedroegen, en moest de gemeente het griffierecht van € 141,00 aan verzoekster vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in bestuursprocedures en de noodzaak voor een gedegen onderzoek voordat er ingrijpende maatregelen worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 5887 VEROR
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 augustus 2006
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2006 heeft verweerder aan verzoekster als eigenaresse van de zwart-witte bastaard, luisterend naar de [naam], ingevolge artikel 2.4.19 Algemene plaatselijke verordening Zaanstad (hierna: de APV) een kort-aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd, omdat verweerder die hond gevaarlijk acht.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 21 juni 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 11 juli 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 augustus 2006, alwaar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door [bijstand verzoekster]. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. S.I. Hiemstra en J. Hakvoort, beiden werkzaam bij de gemeente Zaanstad. Voorts waren aanwezig aan de zijde van verzoekster [echtgenoot] en [meegebrachte person].
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 2.4.19, eerste lid, aanhef en onder b, APV is het de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander, anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat verweerder aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en hij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk acht.
2.3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de hond van verzoekster een gevaar voor de omgeving is nu zich een tweetal bijtincidenten hebben voorgedaan, waarbij ten minste één persoon letstel heeft opgelopen. Een aanlijn- en muilkorfgebod wordt derhalve noodzakelijk geacht. Verweerder heeft dit standpunt doen steunen op rapporten van 17 mei 2006 en 20 mei 2006 van de politie Zaanstreek-Waterland.
2.4 Blijkens het rapport van 17 mei 2006 is op 14 mei 2006 aangifte gedaan van een incident, waarbij is verklaard dat betrokkene in de zij is gebeten door een middelgrote zwart/witte hond die thuis hoort op de [adres] te [woonplaats]. Betrokkene is naar het ziekenhuis geweest, alwaar geconstateerd is dat er nog een tand van de hond in de zij van betrokkene zat. In het ziekenhuis zijn de wonden van betrokkene verzorgd. Blijkens het rapport van 20 mei 2006 is op 24 april 2006 melding gemaakt van een incident, waarbij is verklaard dat betrokkene tijdens het fietsen in de kuit is gebeten door een kleine wit/zwarte hond, die vermoedelijk thuis hoort op de [adres] te [woonplaats].
2.5 Verzoekster heeft ontkend dat op 24 april 2006 een incident met haar hond heeft plaatsgevonden. Volgens verzoekster heeft dit incident betrekking op een andere hond. Ten aanzien van het incident van 14 mei 2006 heeft verzoekster gesteld dat de hond betrokkene niet heeft gebeten maar tegen haar aan is gesprongen. Dat er een tand van de hond in het lichaam van betrokkene is achtergebleven wordt eveneens ontkend. Volgens verzoekster blijkt uit de verklaring van de dierenarts van 27 juli 2006 immers dat de hond geen (voor)tanden mist.
2.6 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder onvoldoende gesteld tegenover de weerleggingen van verzoekster van de vermeende incidenten. De vorengenoemde melding en aangifte kunnen weliswaar vragen oproepen over het gedrag van de hond van verzoekster, doch die hadden voor (zowel de politie als) verweerder aanleiding moeten vormen een gericht nader onderzoek in te stellen naar de juistheid hiervan en de feitelijke gang van zaken. Dit vloeit voort uit de op verweerder rustende onderzoekslast, zoals neergelegd in artikel 3:2 Awb, die inhoudt de verplichting van een bestuursorgaan om een besluit zorgvuldig voor te bereiden. De door verweerder gestelde feiten en omstandigheden zijn in dit geval echter beperkt gebleven tot de eenzijdige melding en aangifte van betrokkenen en bieden onvoldoende grondslag voor het oordeel dat er bijtincidenten hebben plaatsgevonden en dat de hond van verzoekster gevaarlijk is. Zo is niet komen vast te staan dat bij het incident van 24 april 2006 de hond van verzoekster was betrokken nu volgens verzoekster in de [straat] een andere zwart/witte hond los loopt. Voorts is niet vast komen te staan dat betrokkene van het incident van 14 mei 2006 zich daadwerkelijk in een ziekenhuis dan wel door een arts heeft laten behandelen voor enige verwondingen. Ter zitting is namens verweerder weliswaar gesteld dat vanwege de politie eerst dan een advies tot toepassing van artikel 2.4.19 APV wordt gegeven als daar voldoende grond voor is, maar daarvan is uit de beschikbare gegevens evenwel niet gebleken.
2.7 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het bestreden besluit, zoals het tot stand is gekomen, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van de bezwaarprocedure niet in stand kunnen blijven wegens strijdigheid met artikel 3:2 Awb. Bij afweging van de in geding zijnde belangen dient aan het belang van verzoekster groter gewicht te worden toegekend, zodat het bestreden besluit zal worden geschorst tot 6 weken na bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar van verzoekster.
2.8 Nu het verzoek wordt toegewezen, is er op grond van artikel 8:75 Awb aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten van het geding. Verzoekster heeft verzocht de volgende posten voor vergoeding in aanmerking te brengen:
1. vergoeding voor het inschakelen van getuigen c.q. deskundigen;
2. reiskosten van de ter zitting meegebrachte getuigen;
3. reiskosten voor het bijwonen van de zitting;
4. verletkosten voor het bijwonen van de zitting;
5. reiskosten en verletkosten van de echtgenoot van verzoekster;
6. vergoeding van porto- en telefoonkosten;
7. vergoeding van de kosten van de aanschaf van een muilkorf;
2.9 Op grond van artikel 1, onder b, Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) - voor zover hier van belang - komen de kosten van een getuige of deskundige die is meegebracht door een partij dan wel verslag heeft uitgebracht aan een partij voor vergoeding in aanmerking. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 Besluit tarieven in strafzaken, waar het Besluit naar verwijst, worden deze kosten forfaitair vergoed tot een bedrag van ten hoogste € 81,23 per uur. De voorzieningenrechter acht het niet onredelijk dat in dit geval het verzochte bedrag van € 40,00 van F. van Dijk, hondengedragstherapeute, die aan verzoekster bij brief van 22 juli 2006 verslag heeft uitgebracht, wordt vergoed. De reiskosten van deze deskundige komen evenwel niet voor vergoeding in aanmerking nu verzoekster deze kosten niet heeft onderbouwd.
Voorts acht de rechtbank het niet onredelijk dat de nota's van P.D.J. Top, dierenarts, van 11 juli 2006 ad € 24,00 en van 27 juli 2006 ad € 69,75, in verband met onderzoek van het gebit van de hond en een verklaring hierover, worden vergoed.
De reiskosten van de getuige mevrouw Griesheimer, werkzaam bij de dierenbescherming, komen niet voor vergoeding in aanmerking nu niet is aangegeven ten behoeve waarvan deze kosten zijn gemaakt, zodat de voorzieningenrechter niet kan beoordelen of deze kosten redelijkerwijs en ten behoeve van de onderhavige procedure zijn gemaakt.
2.10 De reiskosten van de door verzoekster ter zitting meegebrachte personen, [bijstand verzoekster] en [meegebrachte person], komen niet voor vergoeding in aanmerking nu deze personen niet aangemerkt kunnen worden als getuigen of deskundigen dan wel als beroepsmatige rechtshulpverleners.
2.11 Van de door verzoekster opgevoerde reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die moesten worden gemaakt voor het bijwonen van de zitting uitgaande van de woonplaats naar de rechtbank. De reiskosten komen voor vergoeding in aanmerking op basis van het openbaar vervoer, tweede klasse. De voorzieningenrechter stelt deze kosten vast op € 9,60 (zijnde een treinkaart retour Sloterdijk te Amsterdam naar Spaarnwoude te Haarlem van € 5,10 en 2 x 5 strippen, € 0,45 per strip).
2.12 Op grond van artikel 1, onder d, van het Besluit kunnen verletkosten voor vergoeding in aanmerking komen voorzover voor het bijwonen van de zitting en de heen- en terugreis (onbetaald) verlof diende te worden opgenomen. Nu verzoekster reeds met vakantieverlof was, is geen sprake van verletkosten. De gestelde verletkosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
2.13 De kosten van [echtgenoot], de echtgenoot van verzoekster, komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu gelet op artikel 1 onder c en d, van het Besluit uitsluitend de reis- en verletkosten van een partij voor vergoeding in aanmerking komen en de echtgenoot van verzoekster formeel geen partij is in dit geding.
2.14 De door verzoekster gemaakte kosten voor de aanschaf van een muilkorf ad € 6,95 en de porto- en telefoonkosten komen, gelet op het bepaalde in artikel 1 van het Besluit, evenmin voor vergoeding in aanmerking.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van 15 juni 2006 tot 6 weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar;
3.2 veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten tot het bedrag van in totaal € 143,35, te betalen door de gemeente Zaanstad aan verzoekster;
3.3 gelast dat de gemeente Zaanstad het door verzoekster betaalde griffierecht van € 141,00 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.F.W. Brouwer, voorzieningenrechter, en op 21 augustus 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Jibodh, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.