a. [verweerster], geboren op 12 juni 1955, is sinds 1 mei 1996 in dienst bij NBS. Het huidige salaris van [verweerster] bedraagt €3.272,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
b. Per 1 mei 2000 vervulde [verweerster] de functie van medewerkster fondsenwerving.
c. Met ingang van juli 2001 is [verweerster] aangesteld in de functie van coördinator landelijke collecte.
d. Vanwege een door NBS gewenste wijziging in de aansturing van de buitendienst, is [verweerster] met ingang van 1 juni 2004 naast haar oorspronkelijke werkzaamheden belast met het aansturen van 13 regionale promotoren.
e. Met ingang van 24 januari 2006 heeft [verweerster] zich ziek gemeld. Zij is vervolgens drie dagen per week op arbeidstherapeutische basis gaan werken.
f. In februari 2006 hebben drie gesprekken plaatsgevonden tussen [verweerster] en NBS.
g. In de brief van 27 februari 2006 van NBS aan [verweerster] met als onderwerp ‘Gespreks-bevestiging 10 februari 2006’ is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
In het gesprek heb jij aangegeven dat de twee werkgebieden binnen jouw huidige functie een te grote belasting voor jou vormen. Jij hebt aangegeven dat met name het aansturen van de promotoren problemen oplevert. Je hebt aangegeven dit deel van je functie af te willen stoten. (...)
Om een goed beeld te krijgen van jouw mogelijkheden en om jouw koers voor de toekomst te bepalen zullen de volgende acties worden ondernomen:
Jij voert nog een aantal gesprekken met de Bedrijfsmaatschappelijk werker van ArboNed.
Jij continueert de behandeling van je huisarts in verband met te hoge bloeddruk.
Op kosten van de NBS zal jij meewerken aan een test waarin competenties en mogelijkheden worden onderzocht.
(…)”
h. In de brief van eveneens 27 februari 2006 van NBS aan [verweerster] met als onderwerp ‘Gespreksbevestiging 21 februari 2006’ is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Het standpunt van de Brandwonden Stichting is dat de collecteorganisatie door 1 projectleider aangestuurd zal blijven worden, zoals dat de afgelopen 20 maanden ook gedaan is.
Wij zijn overeengekomen dat jij probeert om op basis van de bevindingen van het assessment een andere invulling te geven aan je werkzaamheden bij de Brandwonden Stichting. Enerzijds kan daarbij ondersteuning van de collecte aan de orde zijn, anderzijds zijn er diverse andere opties binnen andere projecten, ook van andere programma’s.
Wij kwamen overeen dat een afsluiting van het recente verleden en het opbouwen van een nieuw begin voor jou de meest wenselijke optie is.
(…)”
i. In maart 2006 hebben NBS en [verweerster] het ‘Antwoordformulier Plan van Aanpak’ onder-tekend. Op dit formulier is de volgende aantekening gemaakt:
“Voorlopig takenpakket is besproken en bevestigd. Zodra het assessment heeft plaatsgevonden, kunnen structurele afspraken m.b.t. nieuwe functie worden gemaakt.”
j. Op 21 maart 2006 heeft wederom een gesprek plaatsgevonden tussen [verweerster] en NBS. In dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het voorlopige takenpakket van [verweerster]. In het gesprek heeft NBS benadrukt dat zodra het assessment heeft plaatsgevonden aan de hand van de bevindingen verdere afspraken gemaakt zullen worden over de door [verweerster] uit te voeren werkzaam-heden binnen NBS.
k. NBS heeft vervolgens besloten op zoek te gaan naar een vervanger voor de functie van coördinator landelijk collecte. Op 1 april 2006 is een vacature voor deze functie geplaatst in de landelijke dagbladen.
l. Op 3 april 2006 heeft [verweerster] haar werkzaamheden op arbeidstherapeutische basis beëindigd. Op 4 april 2006 heeft zij een gesprek gehad met NBS. In de gespreks-bevestiging van 5 april 2006 is aan haar onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Aanleiding was jouw emotionele reactie van donderdagmiddag 30 maart en van maandag-ochtend 3 april waarbij jij op beide dagen naar huis bent gegaan omdat verder werken op arbeidstherapeutische basis voor jou niet mogelijk was.
Dat is de reden dat wij besloten hebben dat het voor jou in het kader van reïntegratie als wel voor rust binnen de Stichting niet wenselijk is dat jij op dit moment op arbeidstherapeutische basis op het kantoor van de Stichting werkzaamheden verricht. Wij zullen hierover contact opnemen met de Arbodienst.
(…)”
m. Bij brief van 19 april 2006 heeft [verweerster] geprotesteerd tegen het plaatsen van de personeelsadvertentie en heeft zij NBS gesommeerd de wervingsactiviteiten voor de functie te stoppen.
n. NBS heeft inmiddels een vervanger voor de functie van [verweerster] aangenomen voor de duur van een jaar.
o. Bij vonnis van 30 mei 2006 heeft de kantonrechter te Haarlem de door [verweerster] gevorderde voorlopige voorzieningen geweigerd, waarin zij onder meer het volgende heeft overwogen:
“Weliswaar dient NBS op grond van artikel 7:658a BW inschakeling van [verweerster] in het arbeidsproces in haar bedrijf te bevorderen en [verweerster] in staat te stellen passende arbeid te verrichten, hetgeen NBS steeds heeft aangegeven te willen en zullen doen, (…).”
p. [verweerster] is nog steeds arbeidsongeschikt.