RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rep.nr.319065 AO VERZ 06-1392
datum uitspraak: 2 oktober 2006
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
hierna: [verzoeker],
gemachtigde: mr. E.H.J. Jansen.
de besloten vennootschap
DORINT NEDERLAND HOTELS EN VAKANTIEPARKEN B.V.,
verweerster,
hierna: Dorint,
gemachtigde: mr. H. Barrahmun.
Op 3 augustus 2006 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van [verzoeker]. Dorint heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 september 2006. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
[verzoeker], 37 jaar oud, is sinds 28 juli 2003 bij Dorint in dienst, laatstelijk in de functie van “executive souschef mainkitchen en banqueting” tegen een salaris van € 2.920,05 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
Bij beschikking van 18 april 2006 heeft de kantonrechter te Haarlem het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van Dorint afgewezen, met de volgende motivering:
Anders dan Dorint stelt is de kantonrechter van oordeel dat [verzoeker] er wel degelijk blijk van geeft open te staan voor kritiek. Dorint verwijst ter onderbouwing van haar stelling ter zake onder meer naar de brief van [verzoeker] van 24 januari 2006, maar daaruit komt nu juist naar voren dat hij wel degelijk bereid is naar kritiekpunten te luisteren en waar nodig te verbeteren.
Degene die zich niet lijkt te willen verbeteren is Dorint zelf. Terecht heeft [verzoeker] in laatstgenoemde brief aangegeven dat de uitgangspunten voor een functioneringsgesprek tussen werkgever en werknemer moeten zijn: gelijkwaardigheid in het gesprek, uitleg over het doel en het verloop van het gesprek, luisteren naar wat de ander te zeggen heeft en onderbouwing van de beoordeling met concrete feiten.
Dorint lijkt zich aan geen van deze uitgangspunten te houden. Ook nadat [verzoeker] Dorint hierop in zijn brief van 24 januari 2006 had gewezen is er in de houding van [XXX] en met name van [YYY] weinig veranderd. In de onderhavige procedure betoogt Dorint zelfs, dat zij niet is gehouden haar kritiek desgevraagd met feiten te onderbouwen, omdat een leidinggevende geen verantwoording schuldig is aan zijn werknemers. Dorint is niet ingegaan op de inhoud van die brief, ook niet in deze procedure. De concrete kritiekpunten die Dorint wèl in haar verzoekschrift heeft vermeld, heeft [verzoeker] gemotiveerd weerlegd en Dorint heeft die weerlegging niet ontzenuwd. De stelling van Dorint dat collega’s te bang zouden zijn geweest om met klachten rechtstreeks naar [verzoeker] te gaan, heeft Dorint tegenover de betwisting van [verzoeker] niet onderbouwd.
De conclusie moet luiden dat het verzoek een deugdelijke grondslag ontbeert, zodat dit dient te worden afgewezen.
Hoewel het de vraag is of partijen, gelet op hetgeen zij over en weer hebben gesteld, gebaat zijn bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst, zijn er, zeker nu [verzoeker] zelf nog een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie mogelijk acht, onvoldoende aanknopingspunten om de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden.
Bij brief van 9 mei 2006 bevestigt Dorint het gesprek met [verzoeker] van diezelfde dag onder meer als volgt:
(…)
Allereerst hebben wij stilgestaan bij het doel en strekking van dit gesprek. Daarnaast hebben wij uitgesproken dat het geen zin heeft om terug te kijken maar dat vooral vooruit gekeken moet worden. (…)
Afgesproken is dat het functioneringsgesprek van januari jongstleden hervat zal worden. (…)
Met betrekking tot het hervatten van uw werkzaamheden zijn de volgende afspraken gemaakt:
(…)
Afgesproken is dat u dagelijks rapporteert aan de heer [XXX] en dat daarnaast één keer in de twee weken een evaluatiegesprek zal plaatsvinden en wel gedurende vier maanden.
(…)
In het gesprek heeft u opnieuw om rehabilitatie gevraagd. (…) Echter teneinde aan uw verzoek tegemoet te komen zijn wij bereid een werkoverleg te plannen waarin uw directe collega’s een korte toelichting krijgen over uw afwezigheid.
(…)
Bij brief van 13 mei 2006 reageert [verzoeker] op de bovengenoemde brief onder meer als volgt:
Functioneringsgesprek
Nu u terecht schrijft mij een faire kans zullen te geven, is het niet in lijn om daags na het gesprek van 9 mei met mij een functioneringsgesprek met [XXX] te willen hebben. Hoe had u dat dan voorgesteld, ik heb immers bijna een half jaar niet meer gewerkt?
(…)
Gesprek 9 mei 2006. De (nieuw) voorgestelde werkafspraken die jullie benoemd hebben in het gesprek en in uw brief van 9 mei, verbazen mij enigszins zoals u wel weet. De heer [XXX] heeft aangegeven dat er veel veranderd is in de werkwijze sinds ik weg ben. Ik zou het, om misverstanden te voorkomen dan ook op prijs stellen dat ik (wederom) vooraf alle doorgevoerde veranderingen op papier mag ontvangen zodat ik mij daarop nu al kan voorbereiden voor als ik aanvang.
(…)
Voorts wilt u en [XXX] met mij twee wekelijks een evaluatie gesprek voeren gedurende een periode van vier maanden. Kunt u mij uitleggen wat hiervan de achterliggende gedacht is van uw voorstel om ineens zeer frequent te evalueren met mij? En welke punten zou u dan willen evalueren?(…)
Al met al zijn uw voorstellen m.b.t. werkafspraken nog (te) ruim en verdienen nog nader overleg om bepaalde werkafspraken nadere vastomlijnde invulling en kaders te geven. (…)
Bij brief van 17 mei 2006 heeft Dorint [verzoeker] opgeroepen om, in verband met het bericht van zijn arbeidsgeschiktverklaring per 22 mei 2006, op die datum uw werkzaamheden te hervatten conform de afspraken die zijn gemaakt tijdens het gesprek op 09 mei jl.
Op 22 mei 2006 heeft [verzoeker] met Dorint ([XXX] en [ZZZ]) een functionerings- gesprek gevoerd. Het gespreksverslag is bij brief van 9 juni 2006 aan [verzoeker] toegezonden.
Dorint heeft [verzoeker] op 28 juli 2006 vrijgesteld van werk.
[verzoeker] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Hij baseert het verzoek op veranderingen in de omstandigheden. [verzoeker] stelt dat de handelwijze van Dorint na de beschikking van 18 april 2006 getuigt van slecht werkgeverschap. Dorint is onzorgvuldig omgesprongen met de voortdurende in onzekerheid levende [verzoeker]. De vrijstelling van [verzoeker] van werk per 28 juli 2006 is een diffamerende maatregel. Dorint heeft [verzoeker] slechts willen afbreken en klein krijgen. [verzoeker] heeft er daarentegen alles aan gedaan om van zijn terugkeer een succes te maken.
[verzoeker] maakt dan ook aanspraak op een vergoeding naar billijkheid van C=6, en vergoeding van de werkelijke kosten van rechtsbijstand, is € 10.175,-- exclusief BTW, minus de eerdere kostenveroordeling van € 500,--.
Het verweer en zelfstandig verzoek
Dorint concludeert tot toewijzing van het verzoek van [verzoeker] zonder vergoeding en verzoekt daarnaast zelf de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te ontbinden, eveneens zonder vergoeding.
Dorint voert ter toelichting aan dat de werkhervatting door toedoen van [verzoeker] en zijn gemachtigde vertraging heeft opgelopen. Door de beschikking van 18 april 2006 voelde [verzoeker] zich zodanig gesterkt dat hij bepaalde hoe de werkhervatting zou plaatsvinden. Het leek erop dat [verzoeker] herstel van het vertrouwen tussen partijen wilde frustreren. [verzoeker] liet geen productieve opstelling zien.
Partijen hebben onderhandeld over een pro forma ontbinding in juli 2006. Bij de uitwerking van de regeling stelde [verzoeker] ineens onredelijke eisen, zoals dwangsommen en een positieve referentie. [verzoeker] heeft daarop op eigen initiatief het onderhavige verzoek ingediend. Dorint vond het, gelet op de onrust in de organisatie beter om [verzoeker] vervolgens vrij te stellen van werkzaamheden.
Dorint heeft zich tot het uiterste ingespannen om van het dienstverband een succes te maken. Er is geen reden voor de toekenning van een vergoeding aan [verzoeker].
De beoordeling van het verzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
Partijen zijn het er over eens dat voortzetting van het dienstverband, gelet op het ontbreken van het benodigde wederzijdse vertrouwen, niet meer tot de mogelijkheden behoort.
De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst dan ook ontbinden tegen 1 november 2006.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de omstandigheden van het geval meebrengen dat aan [verzoeker] naar billijkheid een vergoeding behoort te worden toegekend.
In de afwijzende beschikking van 18 april 2006 heeft de kantonrechter overwogen dat het de vraag is of partijen gebaat zijn bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Omdat [verzoeker] een vruchtbare samenwerking nog mogelijk achtte en er onvoldoende grond voor ontbinding bestond, is het verzoek van Dorint afgewezen.
De werkhervatting van [verzoeker] na 18 april 2006 is geen (blijvend) succes geworden. Weliswaar heeft [verzoeker] zijn werk hervat op 22 mei 2006, maar hieraan voorafgaand -en ook na 22 mei 2006- is de onderlinge verhouding beheerst door een overvloed aan correspondentie en memo’s over de werkafspraken, het functioneringsgesprek, de wijzigingen in de functie-inhoud, de financiële afwikkeling van diverse kosten, een memo aan de keukenmedewerkers, mediation en nog meer. Dat dit de onderlinge verhouding geen goed heeft gedaan, is wel duidelijk. Hierin valt aan Dorint te verwijten dat zij op de eerste werkdag direct het functioneringsgesprek van januari 2006 heeft willen voortzetten/afmaken, terwijl het haar duidelijk had moeten zijn dat [verzoeker] geacht werd met een schone lei te beginnen. Dorint heeft zich een slecht verliezer getoond door de terugkeer van [verzoeker] niet wat makkelijker te maken. Zij had immers vóór zijn terugkeer de keukenbrigade over dit feit behoren te informeren, en afspraken over regelmatig werkoverleg en supervisie van Jan [XXX] hadden ook op of na 22 mei 2006 gemaakt kunnen worden. De vrijstelling van werk op 28 juli 2006 lijkt op machtsvertoon van Dorint, nadat [verzoeker] was teruggekomen op de vermeende overeenstemming over beëindiging van het dienstverband. Een functionele reden om [verzoeker] naar huis te sturen was immers niet aan de orde.
Anderzijds heeft ook [verzoeker] zich niet bepaald gevoegd naar de opdrachten van Dorint, maar over ieder punt een uitgebreide schriftelijke discussie gevoerd. Ook van [verzoeker] had verwacht mogen worden dat hij zich in beginsel naar de instructies van Dorint zou voegen. In dit verband is illustratief dat [verzoeker] slechts werkafspraken met Dorint wilde maken in bijzijn van zijn advocaat, die aan een dergelijk overleg part noch deel heeft. [verzoeker] heeft vervolgens een grote stroom brieven en memo’s aan Dorint gestuurd, ondanks het verzoek van Dorint om verder uitsluitend mondeling met zijn leidinggevende [XXX] te communiceren. Ook de door [verzoeker] in het kader van de onderhandelingen over beëindiging gestelde aanvullende voorwaarden getuigen niet van een integere poging van zijn kant om de verhoudingen te normaliseren.
De conclusie uit het voorgaande is dat ieder van partijen een vergelijkbaar aandeel heeft gehad in het ontstaan van de huidige situatie waarin voortzetting van het dienstverband niet langer aan de orde is omdat het wederzijdse vertrouwen onherstelbaar geschaad is. Dit brengt mee dat aan [verzoeker] een neutrale vergoeding toekomt die naar billijkheid wordt bepaald op een bedrag van € 10.000,--.
[verzoeker] heeft om de toekenning van een hogere vergoeding verzocht zodat hij in de gelegenheid zal worden gesteld het verzoek in te trekken.
In het geval dat [verzoeker] het verzoek intrekt, wordt de arbeidsovereenkomst op het zelfstandige verzoek van Dorint tegen 1 november ontbonden, onder toekenning van dezelfde vergoeding van € 10.000,--. Dorint -die geen vergoeding heeft aangeboden- wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld haar verzoek in te trekken.
Gezien de aard en uitkomst van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Het verzoek van [verzoeker] om vergoeding van de werkelijke kosten van rechtsbijstand wordt dan ook als ongegrond verworpen.
- stelt partijen ervan in kennis voornemens te zijn de arbeidsovereenkomst tegen 1 november 2006 te ontbinden onder toekenning van een vergoeding als hierna is vermeld;
- bepaalt dat [verzoeker] tot 15 oktober 2006 te 15.00 uur de gelegenheid heeft het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op die datum en dat tijdstip ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
voor het geval [verzoeker] het verzoek niet intrekt wordt reeds thans als volgt beslist:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 november 2006;
- kent aan [verzoeker] ten laste van Dorint een vergoeding toe van € 10.000,-- bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid;
- veroordeelt voor zover nodig Dorint tot betaling van die vergoeding;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval [verzoeker] het verzoek wel intrekt:
- bepaalt dat Dorint tot 25 oktober 2006 te 15.00 uur de gelegenheid heeft het verzoek in te trekken door middel van een uiterlijk op die datum en dat tijdstip ter griffie ontvangen schriftelijke mededeling met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan de wederpartij;
voor het geval Dorint het verzoek niet intrekt:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tegen 1 november 2006;
- kent aan [verzoeker] ten laste van Dorint een vergoeding toe van € 10.000,-- bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid;
- veroordeelt voor zover nodig Dorint tot betaling van die vergoeding;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
voor het geval Dorint het verzoek wel intrekt:
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.