ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ1026
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- [voorzitter]
- [rechters]
- Rechtspraak.nl
Vormverzuim bij aanhouding en inbeslagneming van cocaïne op Schiphol
In deze strafzaak heeft de rechtbank Haarlem op 10 oktober 2006 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die op 22 juni 2006 op Schiphol werd aangehouden met een rugzak waarin cocaïne was aangetroffen. De officier van justitie betoogde dat de pakketten cocaïne niet als bewijsmiddelen mochten worden gebruikt vanwege een ernstig verzuim van vormen bij de aanhouding van de verdachte. De rechtbank overwoog dat de informatie die leidde tot de aanhouding van de verdachte, afkomstig van de CIE, betrouwbaar was, maar dat er geen sprake was van een aanhouding op heterdaad. Dit betekende dat de aanhouding op bevel van de officier van justitie had moeten plaatsvinden, wat niet was gebeurd. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een vormverzuim dat niet meer hersteld kon worden. De inbeslagneming van de rugzak met cocaïne vond plaats na de aanhouding, wat ook een schending van de procedurele regels inhield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in zijn rechten was geschaad, omdat hij niet op zijn zwijgrecht was gewezen voordat er onderzoek aan zijn bagage werd verricht. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en kreeg hij een gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank verklaarde ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd.