ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ1070
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake hoofdelijke veroordeling en proceskosten in faillissementskwestie
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 25 oktober 2006 een vonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Wesda Administraties BV en twee gedaagden. De procedure betreft een hoofdelijke veroordeling tot betaling van een bedrag van EUR 14.529,62, vermeerderd met wettelijke rente, aan Wesda door de gedaagden. De zaak tegen de niet-verschenen gedaagde, gedaagde sub 2, was geschorst vanwege zijn faillissement, dat op 29 maart 2005 door de rechtbank Amsterdam was uitgesproken. In een tussenvonnis van 1 februari 2006 werd gedaagde sub 1 veroordeeld tot betaling aan Wesda, maar de veroordeling was niet hoofdelijk, wat betekent dat Wesda niet het recht had om het volledige bedrag van beide gedaagden te vorderen.
Na de opheffing van het faillissement van gedaagde sub 2 op 16 mei 2006, werd de schorsing van de procedure opgeheven. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat gedaagde sub 2, nu de schorsing was opgeheven, ook hoofdelijk moest worden veroordeeld tot betaling aan Wesda. De rechtbank heeft bepaald dat gedaagde sub 2, hoofdelijk, des dat gedaagde sub 1 betalende of betaald hebbend gedaagde sub 2 in zoverre zal zijn bevrijd, het bedrag van EUR 14.529,62 aan Wesda moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Wesda begroot op EUR 867,40, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de reeds uitgesproken veroordelingen in het tussenvonnis hoofdelijk verklaard, zodat Wesda niet tweemaal betaald kan krijgen voor dezelfde vordering. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.