a. [verweerder], 33 jaar oud, is sinds 1 maart 2001 bij Schoenenreus in dienst, laatstelijk in de functie van filiaalmanager tegen een salaris van €2.037,84 bruto per maand exclusief vakantiegeld (en overige emolumenten).
b. Bij schrijven van 14 mei 2003 heeft Schoenenreus onder meer het volgende aan [verweerder] geschreven:
“Het blijkt dat het aantal kasverschillen de afgelopen anderhalf jaar weer schrikbarend is toegenomen. Ook het niet nakomen van procedures met betrekking tot geld, zoals afromen, onbeheerd achterlaten van de kassa, geld niet in de kluis opbergen, te weinig storten, e.d. neemt hand over hand toe.
(…)
Om aan het bovenstaande een halt toe te roepen zijn wij helaas genoodzaakt om met onmiddellijke ingang de volgende harde maatregelen te nemen.
(…)
Onderstaand de 10 gouden regels voor een goed en veilig kassa- en geldbeheer:
(…)
Indien bij de dagafsluiting een kasverschil wordt gerapporteerd onderbreek dan de dagafsluiting, tel het geld opnieuw en maak eventueel een correctie. Bij deze brief is een instructie gevoegd hoe een en ander op de kassa moet worden verwerkt. Ga dus nooit klakkeloos door, maar controleer!
(…)”
c. Bij brief gedateerd 6 april 2006 maar verzonden op 30 juni 2006, heeft Schoenenreus aan [verweerder] een schriftelijke waarschuwing gegeven, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“Naar aanleiding van kasverschillen ontstaan op 11 maart 2006 en 13 maart 2006 is gebleken dat u niet werkt volgens de procedure geldtellen welke geldt voor alle filialen binnen Schoenenreus. U gaf zelf aan niet te werken met het kasopmaak formulier en de verplichte kluisenvelop. Ook gaf u aan de kas niet elke avond op te maken met z’n tweeën, ondanks dat dit wel door Schoenenreus voorgeschreven is.
(…)
U hebt al te kennen gegeven dat u zich realiseert dat dit een waarschuwing omtrent uw nalatigheid als filiaalmanager betreft. U dient dit bericht dan ook als een officiële en laatste waarschuwing te beschouwen.
(…)”
d. In zijn reactie hierop heeft [verweerder] bij schrijven van 11 juli 2006 aan Schoenenreus bericht dat hij het niet eens is met de waarschuwing, omdat het een te zware sanctie is, gezien het feit dat hij heeft aangegeven dat hij zich bewust is van de door hem gehanteerde onjuiste handelwijze, maar dat hij daartoe door omstandigheden was gedwongen.
e. Op 10 augustus 2006 heeft Schoenenreus [verweerder] geantwoord dat de schriftelijke waarschuwing werd gehandhaafd.
f. Bij brief van 17 augustus 2006 heeft Schoenenreus onder meer het volgende aan [verweerder] geschreven:
“U declareerde reiskosten te weten op 29 juni, 9 en 13 juli 2006, terwijl u volgens Softbrick op die dagen niet heeft gewerkt.
Bij navraag reageerde u zeer laconiek met de opmerking: “Nou waar ik geen recht op heb, dat hoeven ze mij niet uit te betalen. Het hoofdkantoor dient dit te controleren.”
Met deze opvatting zijn wij het apert oneens.
(…)
U dient deze brief te beschouwen als laatste waarschuwing. We rekenen erop dat u zich de ernst van de situatie realiseert en dat bovengenoemd gedrag zich op geen enkele wijze herhaalt.”
g. Bij brief van 25 september 2006 heeft Schoenenreus [verweerder] vervolgens op staande voet ontslagen onder mededeling van het volgende:
“Langs deze weg bevestig ik ons gesprek van vandaag 25 september, waarin we u op staande voet ontslagen hebben.
We hebben u in dit gesprek gevraagd om opheldering over het “zg kloppend maken van de kas”. Dit zou zich hebben voorgedaan op dinsdag 19 september jl.
U gaf te kennen bekend te zijn met de regel en u gaf toe dat u de kas kloppend heeft gemaakt. U gaf te kennen dat u de regels op dit gebied niet belangrijk vond.
Ondanks herhaalde schriftelijke waarschuwingen, waarin ook het belang van het opvolgen van deze regels werd onderstreept, blijft u hardnekkig weigeren aan deze redelijke opdrachten te voldoen.
Het een en ander was voor ons een dringende reden het dienstverband met u te beëindigen.
(…)”