ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3130

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
323911 AO VERZ 06-1586
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst postbode wegens weggooien ongeadresseerd materiaal

In deze zaak verzocht Koninklijke TNT Post B.V. (hierna: TNT) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], een postbode, na zijn ontslag op staande voet wegens het weggooien van ongeadresseerd foldermateriaal. De kantonrechter oordeelde dat er geen dringende reden was voor het ontslag, gezien de omstandigheden van het geval, waaronder het feit dat [verweerder] nooit eerder klachten had ontvangen over zijn postbezorging. Hoewel er sprake was van een gerechtvaardigd verlies van vertrouwen, was de sanctie van ontslag op staande voet te zwaar. De kantonrechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, maar zonder toekenning van een vergoeding aan [verweerder]. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 november 2006, en de uitspraak volgde op 13 november 2006. De kantonrechter benadrukte dat de gedraging van [verweerder] op 7 maart 2006, hoewel onacceptabel, niet voldoende was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op basis van een dringende reden. De lange staat van dienst van [verweerder] en het feit dat hij geen eerdere klachten had ontvangen, speelden een belangrijke rol in de beslissing. De kantonrechter oordeelde dat TNT alternatieve sancties had moeten overwegen in plaats van ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 december 2006, maar er werd geen vergoeding toegekend, aangezien [verweerder] zelf verantwoordelijk was voor de vertrouwensbreuk.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 323911 AO VERZ 06-1586
datum uitspraak: 13 november 2006 (bij vervroeging)
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
inzake
de besloten vennootschap
KONINKLIJKE TNT POST B.V.
voorheen Koninklijke TPG Post B.V.
te ‘s-Gravenhage
verzoekster
hierna: TNT
gemachtigde: mr. R.A.A. Duk
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
gemachtigde: mr. R.B.M. van Poorten
De procedure
Op 25 september 2006 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van TNT, strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor het geval mocht blijken dat deze niet reeds is geëindigd. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 november 2006.
Op deze zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht. De gemachtigde van TNT heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is verhandeld. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
De feiten
[verweerder] (53 jaar) is sinds 5 september 1977 in dienst van (de rechtsvoorgangster(s)) van TNT in de functie van postbezorger tegen een bruto maandsalaris van thans € 1.949,-- (exclusief emolumenten).
TNT heeft [verweerder] op 8 maart 2006 op staande voet ontslagen omdat [verweerder] op 7 maart de ongeadresseerde post van die dag niet heeft bezorgd. De folders van de ochtendwijk zijn door [verweerder] gedeponeerd onder de brievenbussen in de hal van een flatgebouw; de folders van zijn middagwijk zijn weggegooid in een vuilcontainer.
[verweerder] heeft de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en wedertewerkstelling en doorbetaling van salaris gevorderd.
Bij vonnis van de kantonrechter te Haarlem van 16 juni 2006 zijn de gevraagde voorzieningen toegewezen. Van de motivering van dit vonnis wordt het volgende aangehaald:
De kantonrechter is het met TPG Post eens dat het aan [verweerder] verweten en door hem ook erkende gedrag absoluut niet door de beugel kan en dat TPG Post gerechtigd is om tot disciplinaire maatregelen over te gaan. Het spreekt voor zich dat TPG Post gelet op haar relatie met haar opdrachtgevers van haar personeel volledige inzet en inachtneming van de tussen partijen geldende (gedrags)regels mag verwachten. De kantonrechter is evenwel ook van oordeel dat die relatie met opdrachtgevers van TPG Post er niet toe mag leiden dat werknemers als [verweerder] daar de dupe van worden. Hoe groot de financiële belangen ook zijn, de werkgever moet toch aan zijn verplichtingen jegens zijn werknemer(s) de voorrang verlenen. Dit geldt temeer nu het hier om de verspreiding van reclamemateriaal gaat en niet om geadresseerde post. De kantonrechter bedoelt hier natuurlijk niet mee te zeggen dat reclamemateriaal dus maar niet bezorgd behoeft te worden en weggegooid mag worden. De aard van de te bezorgen stukken speelt slechts een rol bij de beoordeling of ontslag op staande voet gerechtvaardigd is.
[verweerder] heeft een lange staat van dienst. TPG Post heeft zich voor het ontslag op staande voet ook beroepen op een aantal incidenten uit het verleden. Deze incidenten zijn echter van te geringe omvang om, gevoegd bij de huidige misstap van [verweerder], een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. In verband met de leeftijd van [verweerder] en diens eenzijdige werkervaring als postbezorger valt niet te verwachten dat hij elders een vergelijkbaar dienstverband zal kunnen verwerven. Voorts zou een ontslag op staande voet te vergaande consequenties hebben voor de pensioenopbouw van [verweerder].
Al deze omstandigheden leiden ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat de sanctie van ontslag op staande voet een te zware sanctie is.
TNT heeft hoger beroep ingesteld van het vonnis van de voorzieningenrechter van 16 juni 2006 bij het Gerechtshof in Amsterdam.
[verweerder] heeft een loonvordering ingesteld bij de rechtbank Haarlem, sector kanton.
De Gedragslijn (On)gewenst Gedrag en Disciplinaire Maatregelen van TNT luidt onder meer:
(…) indien u moedwillig schade berokkent aan het vertrouwen dat de klant heeft in de kwaliteit, de betrouwbaarheid en de zorgvuldigheid van de dienstverlening van TPG Post, is dat een ernstige overtreding.
Uiteraard zal voor elke ernstige overtreding afzonderlijk worden beoordeeld welke van de in artikel 130 van de CAO genoemde disciplinaire maatregelen passend is. Maar gezien de belangen van een goede dienstverlening moet u er rekening mee houden dat een dergelijke overtreding tot ontslag kan leiden!
Het verzoek
TNT verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval het dienstverband tussen partijen nog mocht blijken te bestaan. TNT baseert het verzoek primair op een dringende reden en subsidiair op veranderingen in de omstandigheden.
Ter toelichting stelt TNT – samengevat – het volgende. Het weggooien van briefpost door een postbode is onvergeeflijk. Er zijn geen omstandigheden aanwezig om dit verzuim minder ernstig te nemen, zodat een dringende reden bestaat die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet leiden. Door de niet te verontschuldigen handelwijze van [verweerder] heeft TNT het vertrouwen in hem als werknemer verloren, hetgeen ook tot toewijzing van het verzoek moet leiden.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van TNT althans afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding van € 160.000,-- (C=2) .
Ter toelichting stelt [verweerder] – samengevat – het volgende.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] wegens een dringende reden is een veel te zware sanctie en moet dan ook worden geweigerd. [verweerder] noemt in dit verband de volgende omstandigheden:
- in vergelijkbare gevallen heeft TNT volstaan met schorsing van de betrokken werknemer voor enkele dagen onder inhouding van het salaris;
- [verweerder] heeft foldermateriaal weggegooid en geen geadresseerde post;
- Ontbinding brengt [verweerder] in een bijzonder slechte financiële positie die in geen verhouding staat tot de verweten gedragingen;
- [verweerder] is bijna 54 jaar oud en werkt al 29 jaar als postbezorger voor TNT.
In de dagelijkse praktijk is niet gebleken dat TNT het vertrouwen in [verweerder] is kwijtgeraakt, zodat ook geen sprake is van een verandering in de omstandigheden die ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.
De beoordeling van het verzoek
De kantonrechter heeft zich ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is primair gegrond op een dringende reden, te weten dat [verweerder] zich door het niet-bezorgen c.q. weggooien van ongeadresseerde post heeft schuldig gemaakt aan een ernstige overtreding als omschreven in de Gedragsregels van TNT, die tot ontslag moet leiden.
Bij de beantwoording van de vraag of de handelwijze van [verweerder] op 7 maart 2006 moet worden aangemerkt als een zodanige overtreding dat deze de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden rechtvaardigt, dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen.
Hierbij is niet relevant welke sanctie TNT heeft gesteld op overtreding van de regels door een collega (in het bijzonder de door [verweerder] genoemde Van Reenen) om de eenvoudige reden dat een dergelijke vergelijking alleen dan opgaat als van een exact zelfde situatie sprake is. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Ter zitting is door TNT aannemelijk gemaakt dat Van Reenen immers -in tegenstelling tot [verweerder]- niet de folders van zijn volledige ochtend- én middagwijk heeft weggezet c.q. weggegooid. Reeds daarom is niet komen vast te staan dat TNT gelijke gevallen niet gelijk behandelt, zoals door [verweerder] is aangevoerd.
Bij de beoordeling van de gestelde dringende reden is wel relevant de omstandigheid dat over het functioneren van [verweerder] als postbezorger in het verleden bij TNT geen (serieuze) klachten zijn geweest. Weliswaar heeft TNT in 2004 een correctiegesprek met [verweerder] gevoerd over zijn werkhouding, maar klachten over zijn postbezorging zijn niet eerder aan de orde geweest. In zoverre moet de misslag van 7 maart 2006 dan ook als de eerste keer worden aangemerkt. Overigens doet niet terzake dat het hier “slechts” om folders ging; als [verweerder] geadresseerde post niet had bezorgd c.q. weggegooid zou de beoordeling van het bestaan van een dringende reden immers weer in een andere context beoordeeld moeten worden.
Gelet op de lange, vakinhoudelijk onbesproken staat van dienst van [verweerder] kan naar het oordeel van de kantonrechter de eerste -overigens ontoelaatbare- overtreding van de Gedragsregels door [verweerder] op 7 maart 2006 bezwaarlijk een zodanig dringende reden opleveren dat de arbeidsovereenkomst op die grond dient te worden ontbonden. Aan TNT staan meerdere alternatieve sancties ter beschikking, die een minder verstrekkende, maar in de gegeven omstandigheden meer passende bestraffing van ongeoorloofd gedrag zou hebben opgeleverd.
Uit het voorgaande volgt dat de gedraging van [verweerder] op 7 maart 2006 geen dringende reden voor ontslag oplevert, zodat de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op deze grond niet kan worden toegewezen.
TNT stelt subsidiair dat zij door de gedragingen van [verweerder] op 7 maart 2006 het vertrouwen in zijn functioneren als postbezorger heeft verloren. Deze verandering in de omstandigheden moet tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst leiden, aldus TNT.
De door TNT gestelde vertrouwensbreuk houdt feitelijk in dat TNT de post niet langer aan [verweerder] toevertrouwt. De kantonrechter kan dit verlies aan vertrouwen billijken.
Ter zitting heeft [verweerder] desgevraagd geen enkele plausibele verklaring gegeven voor zijn gedrag op die bewuste 7 maart 2006. Hierdoor heeft [verweerder] in het bijzonder bijgedragen aan het gevoel van onzekerheid bij TNT over de mate van zorgvuldigheid waarmee hij in de toekomst zijn werk van postbezorger zal uitvoeren. Als [verweerder] nu zelf niet kan zeggen waarom hij de folders voor zijn volledige wijk tot tweemaal toe (’s ochtends en ’s middags) heeft weggezet en weggegooid, valt niet in de zien op welke grond TNT erop kan vertrouwen dat [verweerder] een dergelijke ernstige overtreding mogelijk niet nog eens zal begaan.
[verweerder] voert aan dat in de praktijk van een gebrek aan vertrouwen geen sprake is. Hij vervult immers naar ieders tevredenheid sinds eind juni 2006 weer zijn eigen taak van postbezorger. TNT stelt hiertegenover dat van de terugkeer van vertrouwen in [verweerder] geen sprake is, en dat zij slechts ter voldoening aan het vonnis van de voorzieningenrechter [verweerder] tot het werk heeft toegelaten.
De door [verweerder] genoemde dagelijkse praktijk levert onvoldoende aanknoping op om aannemelijk te achten dat [verweerder] door de enkele werkhervatting het geschonden vertrouwen van zijn werkgeefster heeft herwonnen. Daarvoor is meer nodig, zoals bijvoorbeeld -en tenminste- een steunbetuiging van zijn leidinggevende. Zoals blijkt uit de verklaring op dit punt van de vestigingsmanager Heemstede, is van enig herstel van vertrouwen bij TNT geen sprake.
Het gerechtvaardigde verlies van vertrouwen in [verweerder] bij TNT levert een zodanige verandering van omstandigheden op dat het dienstverband op korte termijn dient te eindigen. De arbeidsovereenkomst zal hierna dan ook worden ontbonden tegen 1 december 2006.
Vervolgens is de vraag aan de orde of de omstandigheden van het geval meebrengen dat aan [verweerder] naar billijkheid een vergoeding moet worden toegekend.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, valt geen grond aan te wijzen voor de toekenning van enige vergoeding aan [verweerder]. Het is immers [verweerder] zelf geweest die door zijn handelwijze een vertrouwensbreuk bij TNT heeft veroorzaakt, welke tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft moeten leiden.
Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
- ontbindt de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog tussen partijen bestaat,
tegen 1 december 2006;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.