RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 309952 / CV EXPL 06-2775
datum uitspraak: 23 november 2006
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BER B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres,
hierna te noemen Ber,
gemachtigde: In Saldo BV te Emmen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: mr. M. Dekker te Purmerend
Ber heeft [gedaagde] gedagvaard op 27 april 2006. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft Ber schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna [gedaagde] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Na daartoe verkregen toestemming heeft Ber zich bij akte uitgelaten over de productie(s) bij de laatste reactie van [gedaagde]. Het vonnis is nader bepaald op heden.
De beoordeling van het geschil
Tussen partijen staat vast dat Ber enkele websites exploiteert, die de mogelijkheid bieden tot het afsluiten van diverse abonnementen terzake de levering van erotisch getinte diensten en waren. Zij doet onder meer zaken onder de handelsnaam en website www.butterfly.nl. Gedaagde heeft begin 2004 genoemde website bezocht, waarop Ber weer heeft gereageerd.
Ber vordert (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 503,95, te vermeerde-ren met rente en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Ber legt aan haar vordering onder meer ten grondslag dat tussen partijen, nadat [gedaagde] zich via de website www.butterfly.nl daartoe had aangemeld en vervolgens een door Ber per post aan haar opgestuurde unieke gebruikersnaam heeft ingevuld op die website, op 8 januari 2004 een overeenkomst tot stand is gekomen. Die overeenkomst verplicht Ber om ieder kwartaal aan [gedaagde] een pakket van vier DVD’s te doen toekomen, tegen betaling door [gedaagde] van € 69,95 per pakket, aldus Ber.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij betwist in de eerste plaats dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en voert verder aan dat, indien de door Ber gestelde overeenkomst tot stand is gekomen, deze een (koop)overeenkomst op afstand is als bedoeld in de artikelen 7:46a en volgende van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dit kader betwist [gedaagde] dat Ber aan haar informatieplicht heeft voldaan, zodat het haar zou hebben vrijgestaan de koop op afstand te ontbinden.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van Ber niet kan worden toegewezen.
Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Tussen partijen is een koopovereenkomst op afstand tot stand gekomen. Uit het uitwisselen van gegevens begin januari 2004 blijkt dat [gedaagde] is ingegaan op een aanbod van Ber om via een abonnement voor bepaalde tijd bepaalde waren of diensten af te nemen. Zij heeft daarna van Ber ook enkele zaken ontvangen. Aan een en ander doet niet af dat [gedaagde] heeft gesteld dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen. Zij zou in haar naïeviteit en in goed vertrouwen de website www.butterfly.nl hebben bezocht en een actiecode hebben ingevuld. Niet is te verklaren hoe Ber dan vervolgens verder aan al haar gegevens is gekomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat [gedaagde] in haar dupliek tegenover de gemotiveerde betwisting door Ber haar stellingen over de totstandkoming van de overeen-komst niet nader toelicht en de nadruk legt op de ontbinding van deze overeenkomst.
Op grond van het bepaalde in artikelen 7:46c, lid 1 BW rust evenwel op Ber, op straffe van ontbinding van de overeenkomst door de koper, een uitgebreide informatieplicht waaraan, voordat de koop op afstand wordt gesloten, moet worden voldaan. Wanneer dit vóór het sluiten van de overeenkomst nog niet is gebeurd moet dit op grond van artikel 7:46c, lid 2 BW tijdig bij de nakoming of uiterlijk bij de aflevering gebeuren. Aan de koper moet op duidelijke en begrijpelijke wijze een aantal gegevens worden verstrekt, schriftelijk of op een andere te zijner beschikking staande en voor hem toegankelijke duurzame gegevensdrager.
Bedoelde gegevens zijn volgens [gedaagde] door Ber nimmer aan haar op de voorgeschreven wijze verstrekt dan wel anderszins te achterhalen. Daarom was [gedaagde], zo stelt zij voorts, gezien het bepaalde in artikel 7:46d, lid 1 BW bevoegd om de overeenkomst binnen drie maanden na ontvangst van de zaak te ontbinden, hetgeen zij tot tweemaal toe - tijdig - schriftelijk zou hebben gedaan, tegelijk met het terugsturen van de aan haar afgeleverde zaken.
Dit verweer slaagt. Uit de stellingen van Ber en uit de door haar in het geding gebrachte stukken blijkt niet dat Ber volledig aan haar informatieplicht heeft voldaan. Indien de vereis-te gegevens op de voorgeschreven wijze, dus ook op duidelijke en begrijpelijke wijze, door Ber aan [gedaagde] mochten zijn verstrekt, had het op de weg van Ber gelegen de betreffende bewijsstukken in het geding te brengen. Hoewel daartoe ruimschoots in de gelegenheid heeft Ber dit nagelaten. Uit de als bijlage A bij akte na dupliek overgelegde welkomstbrief d.d. 5 januari 2004 blijkt al dat Ber niet volledig aan haar informatieplicht heeft voldaan. In deze door [gedaagde] onbetwist ontvangen brief is bijvoorbeeld niet Ber, maar slechts “Butterfly Erotic Club” als afzender vermeld en wordt de brief afgesloten door het “Butterfly Erotic team”. Wie de contractuele wederpartij van [gedaagde] is, is dus - nog steeds - niet vermeld, evenmin als enkele andere in artikel 7:46c lid 1 en lid 2 BW genoemde gegevens, zoals het (geografische) bezoekadres van de vestiging van Ber (vermelding van een postbusnummer is onvoldoende) en het al dan niet van toepassing zijn van de mogelijkheid van ontbinding overeenkomstig artikel 46d, lid 1 BW.
De vraag is nu of [gedaagde] de overeenkomst rechtsgeldig, dus tijdig, heeft ontbonden.
Ber heeft betwist dat zij pakketjes van [gedaagde] retour ontvangen heeft. De brief die volgens [gedaagde] bij het tweede pakket is meegestuurd, is echter door Ber in het geding gebracht en is volgens Ber begin mei 2004 door haar ontvangen. Nu Ber heeft gesteld dat het eerste abonnementspakket op 8 april 2004 is verzonden (het eerste pakket betrof volgens Ber een gratis welkomstpakket), is de brief van [gedaagde] binnen de termijn van drie maanden na ontvangst van de zaak, zoals bedoeld in artikel 7:46d lid 1 BW, door Ber ontvangen. Uit die brief had Ber redelijkerwijs kunnen afleiden dat [gedaagde], voorzover een overeenkomst was gesloten, deze wenste te ontbinden. Dit is weliswaar niet expliciet in de brief gemeld, maar uit de mededeling “Ik heb de vorige zending ook teruggestuurd omdat ik hier niets mee te maken wil hebben” kan dit genoegzaam worden afgeleid.
Voorzover tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, is deze door [gedaagde] dus tijdig ontbonden. Op grond van het bepaalde in artikel 7:46d lid 2 BW heeft Ber niets van [gedaagde] te vorderen. De door Ber gestelde uitzondering van artikel 7:46d lid 4 BW doet zich niet voor, alleen al omdat [gedaagde] heeft gesteld en Ber niet heeft betwist dat de betreffende toegezonden dvd’s niet waren voorzien van een verzegeling.
De overige stellingen van partijen kunnen onbesproken blijven, evenals het bewijsaanbod van Ber dat niet tot een ander resultaat kan leiden.
De vordering van Ber moet worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van Ber omdat zij in het ongelijk wordt gesteld.
Veroordeelt Ber tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit bedrag dient betaald te worden aan de griffier in het arrondissement Haarlem (bankrekening 19.23.25.833 t.n.v. D.S. Arrondissement Haarlem), onder vermelding van sector kanton zaak nummer 309952.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Patijn en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.