ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3299

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5546
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafontslag van ambtenaar wegens onjuiste informatieverstrekking over nevenbetrekking

In deze zaak gaat het om een ambtenaar die strafontslag heeft gekregen wegens het meermalen niet of onjuist verstrekken van informatie over een nevenbetrekking tijdens haar re-integratie. De eiseres, werkzaam als maatschappelijk deskundige, was sinds 18 september 2003 aangesteld bij de Stichting Katholiek en Interconfessioneel RK Onderwijs Sint Bavo. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet tijdig en niet volledig heeft gemeld dat zij een aanstelling had bij een andere onderwijsinstelling, wat in strijd is met de geldende regels. De rechtbank oordeelt dat het plichtsverzuim van de eiseres ernstig genoeg is om het opgelegde strafontslag te rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verweerster, de Bestuurscommissie Openbaar Primair Onderwijs Haarlem, tijdig op de hoogte was van het plichtsverzuim en dat het recht om een disciplinaire maatregel op te leggen niet was vervallen door het tijdsverloop. De rechtbank verklaart het beroep van de eiseres ongegrond en bevestigt de beslissing van de verweerster.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 05 - 5546 AW
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 november 2006
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M.R. Hoendermis, juridisch advieskantoor te Den Haag,
tegen:
de Bestuurscommissie Openbaar Primair Onderwijs Haarlem,
verweerster,
gemachtigde: mr. V.G.A. Kellenaar, VOS/ABB te Woerden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 oktober 2004 heeft verweerster eiseres per 1 november 2004 de maatregel van disciplinair ontslag uit haar functie van maatschappelijk deskundige bij de [school A] opgelegd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 7 december 2004 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 september 2005 heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 21 oktober 2005, aangevuld bij brief van 14 september 2006, beroep ingesteld.
Verweerster heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 september 2006, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, voornoemd en verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde, voornoemd, en J.L. Aalberts, werkzaam bij verweerster.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres was sinds 1982 (fulltime) werkzaam bij de regionale schooladviesdienst. Rond 1993 is eiseres een uitkering toegekend in verband met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. Met ingang van 1 augustus 2000 is eiseres eervol ontslag verleend op grond van het geraken in een toestand van arbeidsongeschiktheid en per gelijke datum voor 50% herplaatst. Eiseres was sedertdien onder meer werkzaam als maatschappelijk deskundige aan de [school A], voor 10 uur per week. Sinds 1 augustus 2001 was eiseres wegens ziekte in het geheel niet werkzaam. Medio 2003 was eiseres zodanig hersteld dat haar re-integratie aan de orde is gesteld (een door verweerster aan het UWV USZO aangevraagd zgn. functie-ongeschiktheidsadvies luidde dat te verwachten was dat eiseres binnen 6 maanden na 1 juli 2003 weer volledig hersteld zou zijn). Eiseres heeft, na daartoe te zijn uitgenodigd, op 21 oktober 2003 een gesprek gehad met de directeur van die school over de mogelijkheden tot re-integratie.
2.2 Op 27 oktober 2003 heeft eveneens in het kader van de re-integratie van eiseres een gesprek plaatsgevonden tussen eiseres en E. Kneefel, werkzaam bij het Onderwijs servicekantoor Kennemerland (OSK), het bureau dat verweerster ondersteunt in de werkzaamheden.
2.3 Eiseres is bij akte van benoeming van 16 oktober 2003 door de Stichting Katholiek en Interconfessioneel RK Onderwijs Sint Bavo per 18 september 2003 benoemd tot maatschappelijk deskundige aan de school [school B] voor werktijdfactor 0,2363. In de akte is vermeld dat de benoeming voor bepaalde tijd geldt, en wel uiterlijk tot en met 31 juli 2004.
2.4 Bij brief van 19 februari 2004 heeft verweerster eiseres verzocht per omgaande volledige informatie te verstrekking omtrent haar werkzaamheden bij "[school B]". In deze brief vermeldt verweerster dat van het Uwv is vernomen dat eiseres sinds 18 september 2003 voor 1 dag per week is aangesteld bij "[school B]". Tevens wijst verweerster eiseres in deze brief erop dat zij gehouden is van aanstelling en inkomen van andere onderwijsinstellingen mededeling te doen. Verder is nog vermeld dat eiseres per 5 januari 2004 hersteld verklaard is. Bij brief van 19 april 2004 is namens eiseres gereageerd, dat zij geen aanstelling bij "[school B]" heeft.
2.5 Bij brief van 1 april 2004 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen eiseres meegedeeld dat haar arbeidsongeschiktheidsuitkering is onderzocht omdat zij met ingang van 18 september 2003 voor 8,71 klokuren werkzaam is bij de Stichting Sint Bavo.
2.6 Op 1 juni 2004 heeft een gesprek met eiseres en haar gemachtigde plaatsgevonden, waarbij van de zijde van verweerster aanwezig waren E. Kneefel en J. Aalberts. In dit gesprek zijn vragen van verweerster omtrent de werkzaamheden van eiseres bij de "[school B]" aan de orde geweest.
2.7 Bij brief van 5 juli 2004 heeft verweerster eiseres meegedeeld dat zij voornemens was haar disciplinair ontslag te verlenen. Bij brief van 26 juli 2004 heeft eiseres haar zienswijze gegeven. Omdat verweerster geconstateerd had dat niet aan alle formele vereisten was voldaan, is bij brief van 27 september 2004 opnieuw het ontslagvoornemen bekend gemaakt. Daarop is namens eiseres bij brief van 4 oktober 2004 gereageerd.
2.8 Verweerster heeft het bestreden besluit gebaseerd op het standpunt dat eiseres door meermalen geen dan wel onjuiste informatie te verstrekken over haar dienstbetrekking bij "[school B]" zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. De maatregel van disciplinair ontslag acht verweerster niet onevenredig.
2.9 Eiseres heeft gesteld dat zij zich niet heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim, omdat zij het aangaan van haar dienstbetrekking bij "[school B]" reeds op 27 oktober 2003 aan Kneefel heeft gemeld. De omstandigheid dat de toenmalige gemachtigde van eiseres bij brief van 19 april 2004 verweerster heeft meegedeeld dat er geen sprake was van een dienstverband bij "[school B]" wijt eiseres aan een misverstand; eiseres verkeerde in de veronderstelling dat een tijdelijk dienstverband niet kon worden aangemerkt als een aanstelling. Verder heeft eiseres aangevoerd dat vanwege verweerster ten onrechte geen pogingen zijn gedaan haar te re-integreren en dat zij om die reden haar eigen re-integratie ter hand heeft genomen. Eiseres heeft voorts gesteld dat disciplinair ontslag onevenredig is met het haar verweten plichtsverzuim, voor zover dat zou zijn gelegen in het niet schriftelijk melden van de nevenbetrekking. Verder heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat verweerster niet meer bevoegd is tot het opleggen van een disciplinaire maatregel, nu verweerster niet binnen 9 maanden nadat zij bekend is geraakt met het verzuim een maatregel heeft opgelegd.
2.10 De rechtbank overweegt als volgt.
2.11 Artikel 220 Rechtspositiebesluit Wet op het Primair Onderwijs / Wet op de Expertisecentra (hierna: Rechtspositiebesluit) bepaalt dat de betrokkene die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of enig voorschrift overtreedt, dan wel datgene doet of nalaat dat hij bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen, zich schuldig maakt aan plichtsverzuim en om die reden door het bevoegd gezag disciplinair kan worden gestraft. Onder disciplinaire straf of maatregel is ook begrepen ontslag (artikel 221, eerste lid, aanhef, sub e, Rechtspositiebesluit).
2.12 Artikel E4, eerste lid, CAO-PO 2002 - 2004, bepaalt dat de werknemer voor het aanvaarden van een betrekking aan andere onderwijsinstellingen dan wel voor alle andere werkzaamheden waarvoor de werknemer salaris dan wel anderszins inkomen uit arbeid ontvangt, kennis zal geven aan de werkgever.
2.13 De rechtbank zal ten eerste de vraag dienen te beantwoorden of verweerster het gedrag van eiseres terecht als plichtsverzuim heeft aangemerkt.
2.14 De rechtbank neemt met partijen als vaststaand aan dat eiseres met ingang van 18 september 2003 voor 8,71 klokuren per week (werktijdfactor 0.2363) is aangesteld door de Stichting Katholiek en interconfessioneel RK Onderwijs St Bavo, als maatschappelijk deskundige ten behoeve van de school "[school B]" te Haarlem. Het aanstellingsbesluit gedateerd 16 oktober 2003 heeft eiseres zelf overgelegd. De rechtbank neemt voorts aan dat eiseres heeft nagelaten aan verweerster mede te delen dat zij bij "[school B]" een (deeltijd)aanstelling had, nu voor eiseres haar standpunt in de stukken geen steun te vinden is. De rechtbank merkt daarbij op dat ook uit de - summiere - aantekeningen van Kneefel over het gesprek met eiseres in oktober 2003 niet is af te leiden dat eiseres in dat gesprek melding heeft gemaakt van haar aanstelling bij "[school B]". Evenmin heeft eiseres het blijkbaar nodig geoordeeld melding te maken van deze werkzaamheden tijdens haar re-integratiegesprek met de directeur van de [school A] op 21 oktober 2003, nu daarvan uit de verslaglegging evenmin blijkt.
2.15 Bovendien is naar aanleiding van het uitdrukkelijke verzoek van verweerster, zoals verwoord in de brief van 19 februari 2004, om mededeling te doen van een mogelijke aanstelling bij een andere werkgever, eerst op 19 april 2004 namens eiseres gereageerd, en wel in ontkennende zin. Hiermee stelt de rechtbank vast dat eiseres in strijd met de daarvoor geldende bepalingen geen melding heeft gemaakt van haar aanstelling en deswege onjuiste informatie heeft verstrekt daarover.
2.16 Dat - zoals eiseres heeft betoogd - hierbij sprake was van miscommunicatie, omdat zij meende dat verweerster slechts het oog zou hebben op een 'vaste' aanstelling en zij op dat moment nog werkzaam was op basis van een tijdelijke aanstelling brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Indien het voor eiseres al onduidelijk kan zijn geweest, waarop verweerster doelde in haar brief van 19 februari 2004, had het op de weg van eiseres gelegen daarover opheldering te vragen. Voorts kan van deze onduidelijkheid geen sprake zijn geweest bij de professioneel gemachtigde van eiseres die de reactie met daarin de onjuiste informatie heeft opgesteld.
2.17 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerster terecht is gekomen tot het oordeel dat eiseres zich heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Daaruit vloeit voort dat verweerster bevoegd was tot het opleggen van een maatregel.
2.18 De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of het plichtsverzuim van zodanige ernst is dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag hieraan evenredig kan worden geacht. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiseres door haar handelwijze verweerster meermalen niet dan wel onjuist heeft geïnformeerd over haar werkzaamheden bij "[school B]". Eiseres heeft immers niet uit eigen beweging in het gesprek van 27 oktober 2003 gemeld dat zij per 18 september 2003 was begonnen te werken en inmiddels een (deeltijd) aanstelling had bij "[school B]", noch in de periode ervoor noch daarna. Voorts heeft eiseres niet per omgaande, maar eerst twee maanden later gereageerd op de brief van verweerster van 19 februari 2004, en in die brief bovendien onjuiste informatie verstrekt. Nu het eiseres, gelet op de brief van verweerster van 19 februari 2004 volstrekt duidelijk moet zijn geweest dat zij informatie omtrent haar werkzaamheden bij een andere school op grond van de geldende regelingen aan verweerster diende te verstrekken, en zij daarover onjuist heeft verklaard, heeft zij zich zodanig niet gedragen als een goed ambtenaar betaamt dat strafontslag niet disproportioneel is.
2.19 Aan het voorgaande kan niet afdoen de stelling van eiseres dat verweerster onvoldoende pogingen in het werk zou hebben gesteld om eiseres bij de [school A] te re-integreren. Ook indien die stelling juist zou zijn, is eiseres niet ontslagen van haar plicht de werkgever juist en volledig te informeren over relevante zaken.
2.20 Eiseres heeft tenslotte gesteld dat verweerster door het tijdsverloop de bevoegdheid niet meer toekwam een disciplinaire straf of maatregel op te leggen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
2.21 Ingevolge artikel 224 Rechtspositiebesluit vervalt het recht tot het opleggen van een disciplinaire straf of maatregel, indien meer dan 9 maanden zijn verlopen na het tijdstip waarop het plichtsverzuim aan het bevoegd gezag bekend is geworden.
2.22 Van belang is derhalve op welk moment verweerster bekend is geworden met het plichtsverzuim van eiseres, bestaande uit het verstrekken van onvolledige en onjuiste informatie over haar dienstverband bij "[school B]". Naar het oordeel van de rechtbank is verweerster hiervan op de hoogte geraakt door de brief van het Uwv van 1 april 2004 - waarin verweerster werd meegedeeld dat de WAO-uitkering van eiseres is onderzocht in verband met haar verdiensten uit haar dienstverband met "[school B]" - in samenhang met de brief van de gemachtigde van eiseres van 19 april 2004, waarin is ontkend dat eiseres een aanstelling heeft bij "[school B]". In de periode daaraan voorafgaand heeft verweerster weliswaar informatie over mogelijke werkzaamheden van eiseres bij "[school B]" ontvangen op grond waarvan twijfel kon ontstaan over de precieze relatie van eiseres met deze school, maar niet kan worden aanvaard dat verweerster ook in die periode al op de hoogte was van het bestaan van een dienstverband. Zoals namens verweerster ter zitting terecht is opgemerkt zou ook sprake kunnen zijn geweest van arbeidstherapeutische werkzaamheden, zonder dat sprake was van een aanstelling. De in artikel 224 Rechtspositiebesluit bepaalde termijn van 9 maanden is derhalve niet vóór 19 april 2004 aangevangen. Nu het primaire besluit tot disciplinair ontslag is gedateerd 29 oktober 2004, is het recht om een maatregel op te leggen niet vanwege het tijdsverloop vervallen.
2.23 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.S. Korteweg - Wiers, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. A.C.M. Rutten en J.M. Ghrib, rechters, en op 6 november 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.