ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ3989

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630258-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Kronenberg
  • A. Verpalen
  • M. van Eijck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met ontslag van rechtsvervolging en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 6 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 april 2006 in Haarlem een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft met een groot mes in de maagstreek van het slachtoffer gestoken, maar de uitvoering van het voorgenomen misdrijf is niet voltooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.

De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend vanwege een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid. Deze stoornis heeft zijn gedrag ten tijde van het delict volledig bepaald. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen en heeft besloten de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.

De rechtbank heeft daarnaast een maatregel opgelegd, waarbij de verdachte voor de duur van een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst. Dit is gedaan om de kans op recidive te minimaliseren en om de verdachte de nodige behandeling te bieden. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen messen onttrokken worden aan het verkeer, aangezien deze zijn gebruikt bij het delict. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630258-06
Uitspraakdatum: 6 oktober 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting aangepast. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Aldus wordt aan verdachte tenlastegelegd dat
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 01 april 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een (groot) mes in de maag(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 01 april 2006 te Haarlem aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (perforatie van de dunne darm en de maag), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een (groot) mes in de maagstreek te steken;
MEER SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 01 april 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een (groot) mes in de maagstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 1 april 2006 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een groot mes in de maagstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
Poging tot doodslag.
5. Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
De rechtbank doet dit oordeel steunen op de inhoud van het omtrent verdachte uitgebrachte rapport van klinisch psycholoog en psychotherapeut [psycholoog] d.d. 21 augustus 2006 en het rapport van psychiater [psychiater] d.d. 3 augustus 2006.
De conclusie van beide voornoemde rapporteurs luidt – zakelijk weergegeven – dat sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens nu verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en voorts dat bij verdachte sprake is van cannabisafhankelijkheid.
Volgens psychiater [psychiater] ontwikkelde verdachte vanuit de ziekelijke stoornis enerzijds een ziekelijke preoccupatie en achterdocht ten opzichte van het slachtoffer en anderzijds hoorde hij in zijn hoofd stemmen die hem gewelddadige opdrachten gaven, waar onderzochte gevolg aan moest geven. De stoornis bepaalde in volledige mate het gedrag van onderzochte ten tijde van het ten laste gelegde.
Volgens psycholoog [psycholoog] vormen het waansysteem en de overige realiteitsverstoringen welke het gevolg zijn van de ziekte schizofrenie, in de belevingswereld van verdachte de realiteit. Het gedrag dat verdachte laat zien tijdens het ten laste gelegde komt voort uit voornoemde psychiatrische problematiek. Verdachte verkeert als gevolg van zijn psychiatrische aandoening zo zeer in een realiteit die los staat van de werkelijkheid dat hij niet beschikt over voldoende realiteitszin welke hem zou kunnen sturen in zijn gedrag.
De beide rapporteurs concluderen dat de ziekelijke stoornis aanwezig was ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Er is een direct verband tussen de ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dit feit, waardoor verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit als volledig ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De rechtbank neemt het deskundigenoordeel over en maakt dit tot het hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het feit, zoals dit hierboven is bewezen verklaard.
6. Motivering van de maatregel en van overige beslissingen
Maatregel
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege de FPA Parnassia uitgebrachte pro justitia rapport klinische observatie van 26 juli 2006 en de hiervoor al genoemde deskundigenrapportages is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 1 april 2006 een vriend van zijn vader gepoogd te doden door een groot mes in diens maagstreek te steken. Het slachtoffer heeft hierdoor een geperforeerde darm en maag opgelopen.
Uit eerdergenoemde rapportages omtrent de persoon van verdachte komt naar voren dat ten tijde van dit feit bij verdachte vooral realiteitsverstoringen een rol hebben gespeeld. Deze hielden voornamelijk in dat verdachte ervan overtuigd was dat het slachtoffer een verhouding had met zijn, verdachte's, moeder en dat het slachtoffer ook op andere manieren een slechte invloed had op verdachte’s familierelaties. In de voorstelling van verdachte is het steken met het mes een straf hiervoor. Indien verdachte niet adequaat wordt behandeld, zal verdachte weer snel terugvallen in zijn cannabisafhankelijkheid en onder invloed komen van de belevingen en overtuigingen voortvloeiend uit de stoornis. De kans is groot dat hij dan opnieuw een gevaar voor anderen zal opleveren. Met name is het gevaar reëel dat verdachte opnieuw agressief zal worden naar het slachtoffer. De behandeling dient zich te richten op de positieve symptomen, realiteitsverstoringen, van de ziekte schizofrenie van het paranoïde type waar verdachte aan lijdt, alsmede op delictanalyse en delictpreventie, teneinde de kans op recidive te minimaliseren. Tevens dient de aandacht uit te gaan naar zijn cannabisafhankelijkheid. Beide deskundigen adviseren een behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 Wetboek van Strafrecht. De Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) van Parnassia te Den Haag zou verdachte een behandeling kunnen aanbieden. Verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor een dergelijke behandeling bij Parnassia.
De rechtbank kan zich met de conclusies en aanbevelingen verenigen. Zij neemt deze over en maakt ze tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden, de algemene veiligheid van personen het opleggen van na te melden maatregel eist.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten de messen en het messenblok, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van een van deze messen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze messen is in strijd met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 37, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van een jaar.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 1.00 stk diverse; messenblok met hierin 12 messen en een schaar
- 1.00 stk slagersmes
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 stk pet; Wigens leer
- 1.00 stk shirt; Diesel longsleeve
- 1.00 paar sokken; Nike sport
- 1.00 stk schoeisel; Clarks Privo semi sport
- 1.00 stk ondergoed; Odul broek
- 1.00 stk broek; S Star spijker
- 1.00 stk vest; News Clothing
- 1.00 stk blouse; Athene
- 1.00 stk shirt
- 1.00 stk ondergoed; Mark & Spencer onderbroek
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Kronenberg, voorzitter,
mrs. Verpalen en Van Eijck, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2006.
Mr. Van Eijck is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.