RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 10858 WWB
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 november 2006
[verzoeker]
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. J. Sprakel, advocaat te Haarlem,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor bijstand in de kosten van levensonderhoud op grond van de wet werk en bijstand (WWB) niet meer in behandeling genomen.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 31 oktober 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 1 november 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 november 2006, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. Fischer, kantoorgenoot van gemachtigde, en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door C. Kreukniet, werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Verweerder heeft het besluit gebaseerd op het standpunt dat verzoeker de gevraagde gegevens niet binnen de daarvoor gestelde termijn bij verweerder heeft ingediend.
2.3 Verzoeker heeft gesteld dat hij deze gegevens wel tijdig bij verweerder heeft ingediend. Voorts heeft verzoeker gesteld dat hij sinds juni 2006 geen inkomsten meer heeft en dat sprake is van broodnood. Verzoeker heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat hem voorschotten verstrekt worden gedurende de bezwaarprocedure.
2.4 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.5 Artikel 4:5, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan te stellen termijn de aanvraag aan te vullen.
2.6 Bij brief van 17 oktober 2006 heeft verweerder verzoeker verzocht nog een aantal gegevens te overleggen die nodig zouden zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag om bijstand. Verweerder heeft daarbij vermeld dat de gegevens op 24 oktober 2006 bij verweerder moeten zijn.
2.7 Verzoeker heeft in zijn bezwaarschrift en in zijn verzoekschrift niet alleen benadrukt dat de gevraagde gegevens tijdig bij verweerder zijn ingediend, hij heeft daarbij tevens een afschrift gevoegd van de ontvangstbevestiging van de Publieksdienst van de gemeente Haarlem, waaruit blijkt dat de stukken op 24 oktober 2006 zijn ontvangen.
2.8 Ter zitting heeft verweerder erkend dat de stukken tijdig zijn ontvangen.
2.9 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in de bezwaarprocedure geen stand zal kunnen houden.
2.10 Verweerder heeft zich kennelijk voorafgaand aan de behandeling ter zitting van het verzoek niet verdiept in de inhoud van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken. Vastgesteld moet worden dat door deze onachtzaamheid vertraging in de behandeling van de aanvraag van verzoeker om bijstand is veroorzaakt. De voorzieningenrechter acht het niet aanvaardbaar dat de gevolgen van deze - onnodige - vertraging in de behandeling van de aanvraag eenzijdig op verzoeker afgewenteld worden.
2.11 Nu er overigens geen aanwijzingen zijn dat verzoeker geen recht zou hebben op bijstand, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen als hierna bepaald.
2.12 De voorzieningenrechter merkt hierbij nog het volgende op. Verweerder heeft gesteld dat verzoeker nog onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de middelen waarvan hij heeft geleefd na de beëindiging van zijn ziektewetuitkering (28 juli 2006). Nu verzoeker daarover echter een verklaring heeft gegeven en heeft aangegeven niet méér te kunnen verklaren, is geen sprake van een situatie dat verzoeker onvoldoende gegevens of bescheiden heeft verstrekt, waardoor de aanvraag op grond van artikel 4:5 Awb buiten behandeling kan worden gesteld. Indien een belanghebbende gegevens en bescheiden heeft geleverd voor zover dat voor hem mogelijk is, zal verweerder zich daarover immers een inhoudelijk oordeel kunnen vormen en - dus - de aanvraag kunnen beoordelen.
2.13 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder.
3.1 wijst het verzoek toe;
3.2 bepaalt dat verweerder verzoeker voorschotten ter hoogte van € 100,-- per week dient te betalen, te rekenen vanaf 1 november 2006, tot de dag na de verzending van de te nemen beslissing op bezwaar;
3.3 veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 644,--, welk bedrag de gemeente Haarlem aan hem dient te betalen;
3.4 gelast dat de gemeente Haarlem het door verzoeker betaalde griffierecht van € 38,-- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, voorzieningenrechter, en op 27 november 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.