ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4134
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. Udo de Haes
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en omgangsregeling tussen ouders met minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 12 december 2006 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw had verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen, terwijl de man verzocht om een co-ouderschapregeling en een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De man heeft zich gerefereerd aan het verzoek tot echtscheiding, maar heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de minderjarigen. Tijdens de zitting op 14 november 2006 heeft de vrouw haar verzoeken om vaststelling van de hoofdverblijfplaats en een bijdrage voor de kinderen ingetrokken, omdat zij van plan was naar Thailand terug te keren. De man heeft daarop zijn verzoek gewijzigd en verzocht om eenhoofdig gezag over de kinderen, omdat hij vreesde dat hij in noodgevallen niet tijdig contact met de vrouw zou kunnen opnemen door de afstand en het tijdsverschil.
De rechtbank heeft overwogen dat het enkele feit dat de vrouw in het buitenland verblijft, onvoldoende reden is om de man te belasten met het eenhoofdig gezag. De vrouw komt regelmatig naar Nederland en partijen kunnen per e-mail communiceren. In geval van spoed kan de man in het belang van de kinderen optreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw bereid is om in het belang van de kinderen te handelen en afspraken te maken met de man. De rechtbank heeft de verzoeken van partijen om een omgangsregeling vast te stellen conform hun afspraken niet strijdig geacht met het belang van de minderjarigen en deze regeling in de beschikking opgenomen.
De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Udo de Haes en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 december 2006, in tegenwoordigheid van mr. J. Kroon als griffier.