RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/600179-06
Uitspraakdatum: 17 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 22 oktober 2005 te Cruquius in de gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over (de voor het openbaar verkeer openstaande weg) de [A-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij toen daar rijdende over die weg,
welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom en op welke weg een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan en op welke weg aan weerszijden fietssuggestiestroken waren aangebracht,
roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of ondeskundig gereden door,
niet behoorlijk het voor hem bestemde weggedeelte van de rijbaan te blijven volgen, maar met dat door hem bestuurde motorrijtuig (slingerend) op het weggedeelte van het hem tegemoetkomende verkeer te gaan rijden
niet zoveel mogelijk rechts te houden,
niet zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was dan wel behoorlijk uit te wijken voor het hem over het hem over die weg tegemoetkomende verkeer, maar op het weggedeelte van het hem tegemoetkomende verkeer te gaan rijden,
terwijl toen een over die weg rijdend motorrijtuig (personenauto) hem, verdachte, reeds zo dicht genaderd was dat er een botsing/aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en dat andere motorrijtuig,
waardoor een inzittende (a) in verdachtes motorrijtuig en/of inzittenden (b en c) van dat andere motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 1] (a) en/of [slachtoffer 2] (b) en/of [slachtoffer 3] (c), zwaar lichamelijk letsel, te weten (a) een op twee plekken gebroken linkerbeen en/of (b) een hematoom onder de linkerknie en/of een terugval naar een obsessief/compulsieve stoornis casu quo depressie en/of (c) een hersenkneusing en/of een gekneusde rug en/of concentratieproblemen en/of vermoeidheid en/of geheugenproblemen, in elk geval zwaar lichamelijk letsel heeft/hebben opgelopen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is/zijn ontstaan;
hij op of omstreeks 22 oktober 2005 te Cruquius in de gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [A-weg],
- welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom en op welke weg een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan en op welke weg aan weerszijden fietssuggestiestroken waren aangebracht,
* niet behoorlijk het voor hem bestemde weggedeelte van de rijbaan heeft gevolgd, maar met dat door hem bestuurde motorrijtuig (slingerend) op het weggedeelte van het hem tegemoetkomende verkeer is gaan rijden
* niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden,
* niet zijn motorrijtuig tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was dan wel behoorlijk is uitgeweken voor het hem over het hem over die weg tegemoetkomende verkeer, maar op het weggedeelte van het hem tegemoetkomende verkeer is gaan rijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
hij op of omstreeks 22 oktober 2005 te Cruquius in de gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [A-weg], niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1 Bewijsoverweging
Ter terechtzitting hebben de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte geconcludeerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit. Zij hebben daartoe - voorzover hier van belang - beiden aangevoerd dat zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, ten aanzien van de vrouw van verdachte niet bewezen kan worden, omdat, gezien het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering vervatte bewijsminimum, alleen de verklaring van verdachte daarvoor onvoldoende is. De rechtbank merkt op dat de officier van justitie en de raadsvrouw miskennen dat deze bewijsminimumregel - inhoudende dat de bewezenverklaring niet slechts op één getuigenverklaring mag worden gebaseerd - alleen geldt voor de gehele tenlastelegging en niet ook voor onderdelen daarvan. Voorts overweegt de rechtbank dat de stelling van de raadsvrouw dat voor het bewijs van lichamelijk letsel een medische verklaring is vereist, geen steun vindt in het recht. De rechtbank acht de verdachte zeer wel in staat betrouwbaar te verklaren over het letsel van zijn vrouw en de periode gedurende welke zij als gevolg van dat letsel niet heeft kunnen werken. De verklaring van verdachte levert derhalve niet alleen voldoende wettig, maar ook overtuigend bewijs op voor het letsel van zijn vrouw.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 22 oktober 2005 te Cruquius in de gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [A-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij toen daar rijdende over die weg,
welke weg ter plaatse was gelegen buiten de bebouwde kom en op welke weg een maximumsnelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan en op welke weg aan weerszijden fietssuggestiestroken waren aangebracht,
in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend en onnadenkend gereden door
niet behoorlijk het voor hem bestemde weggedeelte van de rijbaan te blijven volgen, maar met dat door hem bestuurde motorrijtuig op het weggedeelte van het hem tegemoetkomende verkeer te gaan rijden
niet zoveel mogelijk rechts te houden,
niet behoorlijk uit te wijken voor het hem over het hem over die weg tegemoetkomende verkeer, maar op het weggedeelte van het hem tegemoetkomende verkeer te blijven rijden,
terwijl toen een over die weg rijdend motorrijtuig, een personenauto, hem, verdachte, reeds zo dicht genaderd was dat er een aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en dat andere motorrijtuig,
waardoor een inzittende in verdachtes motorrijtuig, genaamd [slachtoffer 1], zodanig lichamelijk letsel, te weten een op twee plekken gebroken linkerbeen, heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties
6.1. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken voor het primair tenlastegelegde feit en voor het subsidiair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uur, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2. Hoofdstraf en bijkomende straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto gereden over de [A-weg] te Cruquius. Deze weg bestaat uit één rijbaan, bestemd voor verkeer in twee richtingen. Verdachte zag uit tegenovergestelde richting een auto aankomen en heeft desondanks gedurende 3 à 4 seconden naar zijn vrouw die rechts naast hem zat, gekeken en in het geheel niet gelet op de weg en het overige verkeer. Als gevolg hiervan is verdachte op de voor het tegemoetkomende verkeer bestemde weghelft terechtgekomen. De bestuurder van de tegemoetkomende auto heeft geprobeerd een aanrijding te voorkomen door zo ver mogelijk aan de rechterkant van zijn weghelft te gaan rijden en vaart te minderen, maar desondanks is verdachte met zijn voertuig tegen deze personenauto aangereden. Verdachte heeft door, gedurende langere tijd niet op de weg te letten, terwijl hij wist dat er een tegenligger aankwam, in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend gereden en heeft hierdoor zowel de inzittenden van de tegemoetkomende auto als zijn eigen vrouw in gevaar gebracht, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer nu hij goed bekend was met de weg, en derhalve wist dat passeren op deze, naar eigen zeggen, smalle weg alle aandacht vereist.
Als gevolg van de aanrijding heeft de vrouw van verdachte haar linkerbeen op twee plaatsen gebroken waardoor zij gedurende ongeveer twee maanden haar werkzaamheden als verpakster in een bloemenfabriek niet heeft kunnen uitvoeren. De bestuurder van de tegemoetkomende auto heeft als gevolg van de aanrijding een hematoom onder zijn linkerknie opgelopen alsmede een terugval meegemaakt in zijn psychisch functioneren. De zwangere vriendin van de bestuurder heeft als gevolg van het ongeval een hersenkneuzing opgelopen en last gekregen van geheugenproblemen, concentratieproblemen en vermoeidheid. Daarnaast heeft zij zich veel zorgen gemaakt over de gevolgen van het ongeval voor haar ongeboren kind. De zich in de auto bevindende hond heeft het ongeval niet overleefd. De rechtbank houdt bij de bepaling van op te leggen straf ten nadele van verdachte rekening met voornoemde psychische en lichamelijke gevolgen van het ongeval voor de betrokkenen. Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Tenslotte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ook zelf door de gevolgen van het ongeval is getroffen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf gerechtvaardigd is. In het belang van de verkeersveiligheid acht de rechtbank het daarnaast passend en geboden een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c, 22d,
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175 (oud), 179.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van zestig (60) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door dertig (30) dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Toeter, voorzitter,
mrs. Kronenberg en Burg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier drs. Kaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2006.