ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4184

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/600565-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Mr. Verpalen
  • Mr. Pott Hofstede
  • Mr. Malsch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeluk door onoplettendheid van buschauffeur

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een buschauffeur die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeluk. De verdachte, die als buschauffeur werkzaam was bij Connexxion, reed op 9 april 2005 met zijn lijnbus over de [A-weg] in Overveen. Bij een voetgangersoversteekplaats, gelegen op een verkeersdrempel, heeft hij een voetganger, [slachtoffer], aangereden die op dat moment de weg overstak. De aanrijding resulteerde in ernstig hersenletsel voor de voetganger, waaraan hij ter plaatse is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet tijdig heeft gezien dat de voetganger overstak, wat duidt op aanzienlijke onoplettendheid. De rechtbank benadrukt dat van professionele chauffeurs extra oplettendheid mag worden verwacht, en concludeert dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval, wat onherstelbaar leed heeft berokkend aan de nabestaanden van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij het gaat om een ongeval dat heeft geleid tot de dood van een ander. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigd. De verdachte is strafbaar verklaard en er is een taakstraf van 40 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking is geweest.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/601565-05
Uitspraakdatum: 27 oktober 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
PRIMAIR:
hij op of omstreeks 9 april 2005 te Overveen in de gemeente Bloemendaal, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (lijnbus van de openbaar vervoersonderneming Connexxion), daarmede rijdende over (de voor het openbaar verkeer openstaande weg) de [A-weg], zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij toen daar rijdende -in noordelijke richting- over die weg,
in welke weg ter hoogte van en/of nabij en/of voorbij de kruising of splitsing van de [B-laan] en/of de [C-weg] een voetgangersoversteekplaats -aangeduid door bord L2 van bijlage 1 van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990- was aangebracht,
terwijl het wegdek van die weg door regen(val) nat/glad was,
roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of ondeskundig gereden door,
gekomen nabij en/of ter hoogte van die voetgangersoversteekplaats, een voetganger, die overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet voor te laten gaan
en/of
gekomen nabij en/of ter hoogte van die voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was danwel behoorlijk uit te wijken voor een overstekende voetganger,
en/of
vervolgens die voetgangersoversteekplaats op te rijden, terwijl toen over die oversteekplaats een voetganger liep, waaraan hij voorrang diende te verlenen, terwijl hij, verdachte, die voetganger reeds zo dicht was genaderd, dat hij hem niet meer kon ontwijken en/of dat en een botsing/aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die voetganger,
waardoor die voetganger, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel (te weten ernstig hersenletsel en/of een schedelbasisfractuur), in elk geval enig zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaraan hij is overleden;
SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 09 april 2005 te Overveen in de gemeente gemeente Bloemendaal, als bestuurder van een voertuig (Lijnbus), daarmee rijdende –in noordelijke richting- op de weg, de [A-weg],
in welke weg ter hoogte van en/of nabij en/of voorbij de kruising of splitsing van de [B-laan] en/of de [C-weg] een voetgangersoversteekplaats -aangeduid door bord L2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990- was aangebracht,
terwijl het wegdek van die weg door regen(val) nat/glad was,
gekomen nabij en/of ter hoogte van die voetgangersoversteekplaats, een voetganger, die overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft voor laten gaan
en/of
gekomen nabij en/of ter hoogte van die voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was danwel behoorlijk uit te wijken voor een overstekende voetganger,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
MEER SUBSIDIAIR:
hij op of omstreeks 09 april 2005 te Overveen in de gemeente Bloemendaal, als bestuurder van een Lijnbus op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [A-weg], een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of die kennelijk op het punt stond over te steken, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
en/of
hij op of omstreeks 09 april 2005 te Overveen in de gemeente Bloemendaal, als bestuurder van een voertuig (Lijnbus), rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [A-weg], en gekomen nabij en/of ter hoogte van een voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij toen en aldaar tegen een zich op die oversteekplaats bevindende voetganger gebotst of aangereden, waarbij letsel aan die voetganger is ontstaan.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat
PRIMAIR:
hij op 9 april 2005 te Overveen in de gemeente Bloemendaal, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (lijnbus van de openbaar vervoersonderneming Connexxion), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [A-weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij toen daar rijdende - in noordelijke richting - over die weg,
in welke weg nabij de kruising van de [B-laan] en de [C-weg] een voetgangersoversteekplaats - aangeduid door bord L2 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - was aangebracht,
terwijl het wegdek van die weg door regenval nat was,
in aanzienlijke mate onoplettend gereden door,
gekomen nabij die voetgangersoversteekplaats, een voetganger die overstak niet voor te laten gaan
en
gekomen nabij die voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid niet zodanig te regelen dat hij in staat was om zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was dan wel behoorlijk uit te wijken voor een overstekende voetganger,
en
vervolgens die voetgangersoversteekplaats op te rijden, terwijl toen over die oversteekplaats een voetganger liep, waaraan hij voorrang diende te verlenen, terwijl hij, verdachte, die voetganger reeds zo dicht was genaderd, dat hij hem niet meer kon ontwijken en dat een aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die voetganger,
waardoor die voetganger, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstig hersenletsel, een schedelbasisfractuur, heeft opgelopen, waaraan hij is overleden;
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen
De officier van justitie heeft het primair ten laste gelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank een werkstraf zal opleggen van 80 uren, bij niet het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen hechtenis. Voorts heeft zij gevorderd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van twee jaar.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, in de uitoefening van zijn beroep als buschauffeur, een lijnbus bestuurd op de [A-weg] in Overveen. Na de kruising met de [B-laan] en de [C-weg] bevindt zich een voetgangersoversteekplaats, gelegen op een verkeersdrempel. Verdachte heeft niet tijdig gezien dat een voetganger, [slachtoffer], op deze voetgangersoversteekplaats overstak en heeft met de lijnbus deze voetganger aangereden. Tengevolge van de aanrijding heeft [slachtoffer] hersenletsel opgelopen waaraan hij ter plaatse is overleden. Verdachte heeft verklaard nog steeds niet te begrijpen waarom hij de voetganger niet heeft gezien. Mede gelet op het feit dat de passagiers in de bus de voetganger wel hebben gezien, moet worden geconcludeerd dat verdachte in aanzienlijke mate onoplettend heeft gereden. De rechtbank merkt in dit verband op dat van professionele (bus)chauffeurs, zoals verdachte, extra oplettendheid mag worden verwacht. Verdachte heeft aldus schuld aan het ongeval en heeft hiermee onherstelbaar leed berokkend aan de nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf ten gunste van verdachte in aanmerking dat hij niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte nog dagelijks bezig is met de verwerking van het ongeval, waarvan de gevolgen ook voor verdachte zwaar te dragen zijn.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van na te noemen duur passend en geboden. Deze ontzegging zal voorwaardelijk worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 40 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van TWAALF MAANDEN, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Verpalen, voorzitter,
mrs. Pott Hofstede en Malsch, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2006.
Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.