ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4195

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
6 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125149 - HA ZA 06-785
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor diefstal van goederen bij opslag- en distributiebedrijf

Op 29 september 2005 werden 1.500 monitoren gestolen bij een opslag- en distributiebedrijf, Kamino International Logistics B.V. Een onbevoegd chauffeur had zich met de juiste laadcode toegang verschaft tot de goederen. PGL Europe, de eiseres, vorderde schadevergoeding van Kamino en een medegedaagde, [gedaagde sub 2], op grond van onzorgvuldig handelen. De rechtbank oordeelde dat Kamino zorgvuldig had gehandeld en dat de diefstal niet aan hen kon worden toegerekend. De procedure voor de afgifte van goederen was in overeenstemming met de afspraken tussen partijen en er waren geen eerdere problemen geweest. De rechtbank concludeerde dat de aansprakelijkheid van Kamino niet vaststond, omdat de overeengekomen procedures voldoende waarborgen boden. PGL's vorderingen werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 125149 / HA ZA 06-785
Vonnis van 6 december 2006 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PGL EUROPE,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. M.R.H. Meijer,
advocaat mr. A.R. Koops te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KAMINO INTERNATIONAL LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
2. [GEDAAGDE SUB 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. M.J. Hajdasinski te Rotterdam.
Eiseres zal hierna PGL genoemd worden en gedaagden zullen hierna als Kamino respectievelijk [gedaagde sub 2] worden aangeduid.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 augustus 2006 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 oktober 2006 en de daarin genoemde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Kamino is een opslag- en distributiebedrijf dat goederen in ontvangst neemt, goederen lost en opslaat en de lading klaarzet voor verzending. De heer [gedaagde sub 2] is in dienstverband werkzaam bij Kamino als General Manager.
2.2. Partijen hebben op 4 maart 2005 een ‘Logistics Services Agreement’ getekend, waarin zij overeenkwamen op welke wijze Kamino de opslag en distributie in Europa van door PGL gefabriceerde monitoren op zich zou nemen. Op deze overeenkomst zijn de ‘Physical Distribution Conditions 2000’ van toepassing, waarin is vermeld, voor zover van belang in artikel 7 lid 5:
“Liability limit: Except in the case of gross negligence or wrongful act on his part, the physical distributor is not liable for anything exceeding EUR 3,50 per kilogram damaged or lost weight, up to a maximum of EUR 115,000 per occurrences having the same cause.”
2.3. PGL heeft in juli 2005 3.000 monitoren, ter waarde van $ 242,- per stuk, aan Xerox in Hongarije verkocht. Levering was: af magazijn. Overeengekomen was dat Xerox zelf voor het vervoer naar Boedapest zou zorgdragen. Kamino had deze monitoren in september 2005 voor PGL in opslag.
2.4. Op 23 september 2005 heeft Kamino aan Xerox Hongarije de twee laadcodes behorende bij het transport, verdeeld in twee ladingen van 24 pallets, bekend gemaakt. Eén lading had de code PROV 192, de andere lading de code PROV 226. Er werden door Kamino twee CMR-vrachtbrieven opgemaakt.
2.5. Xerox Hongarije heeft de opdracht tot vervoer gegeven aan de Hongaarse vervoerder HPC, die op haar beurt op 26 september 2005 Ploeger Logistics Services (hierna: Ploeger) in Harderwijk de opdracht heeft gegeven om de monitoren in twee partijen van 24 pallets bij Kamino op te halen en te vervoeren naar Hongarije.
2.6. Het transport zou op 29 of 30 september 2005 plaatsvinden. In de periode 28 - 30 september hebben er telefoongesprekken plaatsgevonden tussen Ploeger en Kamino waarin Ploeger heeft gevraagd de twee ladingen te verdelen in 30 en 18 pallets, in plaats van 2 maal 24 pallets.
2.7. Op donderdag 29 september 2005 heeft een onbekend gebleven chauffeur zich met een auto voorzien van kenteken BG-HB-51 bij de poort van Kamino gemeld. Vervolgens heeft hij 24 pallets met 1.500 monitoren meegekregen.
2.8. De chauffeur heeft op de klaarliggende CMR - vrachtbrief met nummer 327192 het kenteken van zijn trekker – BG-HB-51- en een (onleesbare) handtekening ingevuld. Zijdens Kamino is de vrachtbrief ondertekend door J. van de Poel. De vrachtbrief is gedateerd 26-9-2005 en vermeldt verder de volgende gegevens:
- 6 (merken en nummers) : PROV 192
- 7 (aantal colli): 1500 cartons
- 8 (wijze van verpakking) : packed on 24 pallets
- 9 (aard der goederen): LCD Monitors
- 11 (bruto gewicht in kg): 9855
2.9. Op vrijdag 30 september 2005 werd door Kamino geconstateerd dat de lading PROV192 aan een onbevoegde chauffeur is meegegeven.
2.10. [gedaagde sub 2] heeft op 4 oktober 2005 vergeefs getracht bij de politie aangifte te doen van de diefstal. Op 9 oktober 2005 heeft hij daadwerkelijk aangifte gedaan.
2.11. Uit het politieonderzoek is gebleken dat de vrachtwagen die op donderdag 29 september 2005 bij Kamino de monitoren heeft opgehaald valse kentekenplaten voerde. De dader is niet opgespoord en de lading is niet teruggekeerd bij de rechtmatige eigenaar.
2.12. De tussen Kamino en PGL afgesproken procedure voor de afgifte van goederen van PGL aan (de vervoerders van) de kopers van die goederen was als volgt. PGL liet aan Kamino weten welke goederen dienden te worden klaargezet en wanneer de goederen vrij waren voor verzending; dit was afhankelijk van de vraag of PGL van de kopers de koopsom had ontvangen. Wanneer dit het geval was verstuurde Kamino een ‘unieke laadcode’ aan PGL. Als de naam van de koper bij Kamino bekend was, werd de code desverzocht niet alleen aan PGL, maar ook rechtstreeks aan de koper gezonden. Als de gegevens van de koper niet bekend waren bij Kamino gaf PGL de laadcode zelf door aan de koper. De koper van de goederen regelde het transport, zodat deze op de hoogte moest worden gebracht van de laadcode om de vervoerder die hij inschakelde daarover te informeren. Vervolgens, als een vervoerder zich met de juiste laadcode meldde bij Kamino, werden de goederen, die inmiddels waren klaargezet en waarvoor een vrachtbrief op voorhand werd opgemaakt, vrijgegeven aan de betreffende vervoerder. Deze procedure hanteert Kamino ook bij haar andere klanten en heeft nooit eerder tot problemen als de onderhavige - afgifte aan een onbevoegde - geleid.
3. Het geschil
3.1. PGL vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van Kamino en [gedaagde sub 2] tot betaling van de ontstane schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 september 2005 althans vanaf de dag der dagvaarding, en de buitengerechtelijke kosten ten belope van 15% van de hoofdsom, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2. PGL heeft aan haar vordering tot schadevergoeding ten grondslag gelegd dat Kamino en [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn voor het verlies van 1.500 monitoren. Zij heeft hiertoe gesteld dat Kamino met opzet danwel grove schuld heeft gezorgd dat de lading van 1.500 monitoren in de handen van een onbevoegd vervoerder zijn gekomen. Ter onderbouwing van deze stelling heeft PGL gesteld dat Kamino geen veilige procedure heeft gevolgd. Zo heeft Kamino het door de chauffeur opgegeven kenteken niet gecontroleerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: RDW) en heeft Kamino niet met het transportbedrijf gebeld toen de chauffeur op de verkeerde dag een niet afgesproken aantal pallets kwam ophalen. Volgens PGL heeft de chauffeur de unieke laadcode niet opgegeven. Daarnaast heeft Kamino ook bewerkstelligd dat er geen opsporingsmogelijkheden zijn doordat de chauffeur - nu er geen kopie is van zijn identiteitsbewijs - niet te achterhalen is. Bij het door PGL’s advocaat ingestelde onderzoek heeft Kamino volgens PGL onvoldoende medewerking verleend. Ten slotte heeft PGL aangevoerd dat [gedaagde sub 2] medeplichtig is bij de ontvreemding van de lading.
3.3. Kamino en [gedaagde sub 2] hebben aansprakelijkheid afgewezen en geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van PGL in haar vordering, dan wel tot ontzegging van de vordering, met veroordeling van PGL in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad. Kamino voert daartoe aan dat zij bij de afhandeling van de lading monitoren de gebruikelijke procedure, zoals deze overeengekomen was, heeft gevolgd. Voorts heeft zij, nadat de ontvreemding aan het licht kwam, verschillende activiteiten ondernomen met het doel de chauffeur te achterhalen en de monitoren terug te krijgen. Subsidiair beroept zij zich op de aansprakelijkheidsbeperking in haar algemene voorwaarden. Ten slotte ontkent zij dat [gedaagde sub 2] medeplichtig is bij de ontvreemding van de monitoren.
4. De beoordeling
4.1. Als uitgangspunt dient te gelden dat uit de overeenkomst tussen partijen voortvloeit dat Kamino de door haar voor PGL opgeslagen goederen diende af te geven aan een daartoe bevoegd persoon. De afgifte aan een onbevoegde, waarvan in deze zaak sprake is, dient dan ook in beginsel als een tekortkoming onder de overeenkomst te worden beschouwd. De vraag is evenwel of die tekortkoming aan Kamino toerekenbaar is. Dat hangt af van de omstandigheden van het geval. In het onderhavige geval draait het om de vraag of de overeengekomen gebruikelijke procedure voldoende zorgvuldig was, en zo ja, of Kamino zich daaraan heeft gehouden. Als dat niet zo is, is Kamino aansprakelijk tot maximaal de beperking van de aansprakelijkheid conform het onder 2.2 weergegeven exoneratiebeding, hetgeen neerkomt op (9855 kg x EUR 3.50=) EUR 34.492,50. Dit ligt anders indien het aan Kamino te maken verwijt ook als ‘gross negligence or wrongful act’ - in de zin van voormeld exoneratiebeding - moet worden aangemerkt, in welk geval zij voor de volledige schade aansprakelijk is.
4.2. Dat de onder 2.12 beschreven procedure, die Kamino bij al haar klanten hanteerde, onvoldoende zorgvuldig is geweest kan niet reeds worden vastgesteld op basis van het enkele feit dat de monitoren op 29 september 2005 zijn ontvreemd. Daar staat immers tegenover dat zich nooit eerder problemen hadden voorgedaan. Bovendien kan ervan worden uitgegaan dat het systeem op zich voldoende waarborgen kende, nu als onweersproken vaststaat dat de door Kamino gehanteerde procedures en veiligheidsmaatregelen door andere klanten van Kamino gecontroleerd en getoetst plegen te worden. In het onderhavige geval gaat het bovendien om een procedure die partijen met elkaar hebben afgesproken en waarvan de risico’s kennelijk aanvaardbaar zijn geacht. Het spilpunt van die risico’s is uiteraard de rol die de ‘unieke laadcode’ daarbij vervult. Wie die laadcode weet, en tevens op de hoogte is van tijdstip, hoeveelheid en aard van de goederen, kan daarvan misbruik maken, zoals ook feitelijk is geschied. Net als de pincode bij een bankpas is het dus zaak dat de laadcode niet in verkeerde handen valt. De verantwoordelijkheid voor het zorgvuldig omgaan met die laadcode ligt niet alleen bij Kamino, maar evenzeer bij PGL, want ook PGL moet geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de risico’s die het werken met een laadcode met zich brengt. Feit is dat Kamino de laadcode alleen afgeeft aan PGL en, desverzocht, aan haar afnemer. Als er vervolgens ergens in de keten van afnemer-vervoerder-ondervervoerder iets mis gaat, terwijl Kamino wel de juiste procedure heeft gevolgd, ligt dat niet zonder meer in de risicosfeer van Kamino.
4.3. Ter onderbouwing van haar stelling dat Kamino onzorgvuldig heeft gehandeld heeft PGL een scala aan verwijten geponeerd. Voor een deel is het bij die verwijten evenwel bij blote stellingen gebleven, die bij gebreke van enige feitelijke onderbouwing geen verdere bespreking behoeven. Zo heeft PGL gesteld dat het misbruik van de laadcode in de sfeer van Kamino gezocht zou moeten moet worden – zij heeft zelfs Kamino’s general manager van medeplichtigheid beschuldigd – maar zij heeft nagelaten ook maar enige onderbouwing van haar stellingen op dit punt te geven. Ook heeft zij bestreden dat de chauffeur die de goederen op donderdag 29 september 2005 bij Kamino kwam afhalen de (juiste) laadcode zou hebben genoemd. Zij heeft ook deze betwisting onvoldoende onderbouwd, mede in het licht van Kamino’s gedetailleerde relaas - ter zitting en in de aangifte door haar general manager - inhoudend dat de chauffeur voordat hij de lading meekreeg de betreffende laadcode aan drie verschillende werknemers van Kamino heeft getoond. Aan deze stellingen van PGL gaat de rechtbank dan ook voorbij.
4.4. Wel onderbouwd is het verwijt van PGL dat Kamino onzorgvuldig gehandeld heeft door het door de chauffeur opgegeven kenteken niet bij de RDW te controleren. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat een dergelijke controle geen onderdeel vormde van de afgesproken werkprocedure en ook bij vorige afleveringen nooit is toegepast. Een dergelijke controle is kennelijk ook voor het eerst, naar aanleiding van de onderhavige zaak, aan de orde gesteld, zonder dat dit aanleiding is geweest om de werkprocedure op dit punt aan te passen. Zulks houdt verband met het feit dat zo’n controle teveel tijd in beslag zou nemen, waardoor de voortgang van de normale bedrijfsactiviteiten zou worden belemmerd. Een RDW-controle zou ook slechts in een aantal gevallen soulaas kunnen bieden, nu Kamino onweersproken heeft gesteld dat vaak sprake is van buitenlandse vervoerders, waarbij een dergelijke controle niet mogelijk is. De door PGL op dit punt gemaakte verwijten treffen dan ook geen doel.
4.5. Voorts verwijt PGL aan Kamino dat zij, zoals vaststaat, geen kopie heeft gemaakt van het rijbewijs of ander identiteitsbewijs van de chauffeur die de goederen heeft afgehaald. Vaststaat evenwel dat het kopiëren van het rijbewijs niet tot de afgesproken werkwijze behoorde en in het verleden ook niet geschiedde. Weliswaar heeft Kamino haar werkwijze thans gewijzigd in die zin dat thans wel een kopie van een identiteitsbewijs van de chauffeur wordt gemaakt, maar de noodzaak daarvan is eerst door de onderhavige diefstal gebleken. Het ware wellicht beter geweest indien dit eerder was gebeurd - los van de vraag of dit de diefstal had kunnen voorkomen of oplossen - maar het dienaangaande te maken verwijt valt in het niet bij het verwijt aan degene die de laadcode in verkeerde handen heeft laten komen.
4.6. PGL stelt verder dat Kamino onzorgvuldig heeft gehandeld door geen contact op te nemen met transportbedrijf Ploeger toen de chauffeur een dag eerder dan afgesproken de lading kwam afhalen. Bovendien was afgesproken dat de lading niet in twee maal 24 pallets, maar in 18 en 30 pallets zou worden opgehaald. PGL stelt dat, blijkens een telefonische afspraak tussen medewerkers van Ploeger en Kamino, de twee ladingen monitoren op vrijdag 30 september 2005 opgehaald zouden worden.
Kamino heeft hiertegen ingebracht dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de ladingen op donderdag 29 september 2005 zouden worden opgehaald en dat zij derhalve die bewuste donderdag een chauffeur met de bewuste laadcode verwachtte. De twee vrachtbrieven met bijpassende lading (twee maal 24 pallets) stonden die dag ook klaar. Kamino verwijst naar een e-mail van Xerox Hongarije aan PGL d.d. 23 september 2005 (prod. 3 cva), die bij de instructie van PGL aan Kamino (tot het opgeven van de unieke laadcodes) was bijgevoegd, waarin staat dat de goederen (twee maal 24 pallets) opgehaald zouden worden op 29 september 2005. Voorts heeft Kamino een (haar pas achteraf bekend geworden) intern memo van Ploeger in het geding gebracht waarin de opdracht wordt gegeven om op 29 september 2005 tussen 9.00 en 16.00 uur bij Kamino de ladingen PROV 226 en PROV 192 af te halen.
Nu aldus uit twee schriftelijke stukken blijkt dat de lading op 29 september 2005 afgehaald zou worden en kennelijk geen andersluidend schriftelijk stuk voorhanden is, mocht Kamino verwachten dat op die dag een chauffeur zou komen om de lading op te halen en was er voor Kamino geen reden zich ervan te vergewissen of de chauffeur daadwerkelijk door Ploeger gestuurd was. PGL stelt hier tegenover dat de vervoerder op 28 september heeft gebeld met de mededeling dat de monitoren op 30 september zouden worden opgehaald. Indien dit al juist is – deze stelling wordt door Kamino en [gedaagde sub 2] betwist – leidt dit niet tot de conclusie dat Kamino onzorgvuldig heeft gehandeld door de monitoren toch op 29 september aan een (schijnbare) vervoerder mee te geven. Waar de opdrachtgever, Xerox, eerder schriftelijk heeft aangegeven dat de monitoren op 29 september zouden worden opgehaald, valt immers niet in te zien waarom Kamino meer belang had moeten hechten aan de mededeling van de vervoerder dat deze op 30 september zouden worden opgehaald, dan aan de mededeling van de (schijnbare) feitelijk vervoerder die zich toch op 29 september mét unieke laadcode meldde.
4.7. PGL heeft nog betoogd dat Kamino geweigerd zou hebben om mee te werken aan het onderzoek nadat de lading was ontvreemd en dat zij zo de opsporing van de chauffeur en de gestolen lading heeft bemoeilijkt. Ook dit verwijt heeft Kamino niet hard kunnen maken. PGL heeft er zelf voor gekozen om niet aanstonds een expertisebureau in te schakelen. Haar raadsman heeft de gelegenheid gehad met Kamino’s personeel te spreken en zelf onderzoek te doen. Direct na de diefstal heeft Kamino aangifte gedaan en de haar ter beschikking staande informatie aan de politie verstrekt. Tevens heeft zij desgevraagd inlichtingen aan PGL verschaft. Later heeft zij de politie geïnformeerd toen zij vernam dat mogelijk de monitoren elders in Nederland gesignaleerd waren.
4.8. De conclusie is dat de diefstal van de goederen niet aan Kamino kan worden toegerekend. A fortiori is dus geen sprake van ‘gross negligence or wrongful act’. De vordering zal daarom worden afgewezen.
4.9. PGL zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Kamino en [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- vast recht 248,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt PGL in de proceskosten, aan de zijde van Kamino en [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2006.?