ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4354

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501238-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft verzoekster, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was, een verzoekschrift ingediend tot toekenning van een schadevergoeding van € 5.880,00 ten laste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de schade die zij zou hebben geleden door een onterecht ondergane verzekering en voorlopige hechtenis van 84 dagen, die volgde op haar aanhouding op verdenking van overtreding van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft op 16 november 2006 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster op 2 juli 2005 samen met een medepassagier, die zich voordeed als een andere persoon, werd aangehouden op de luchthaven Schiphol. De medepassagier bleek te reizen met een vervalst paspoort. Verzoekster heeft in haar verklaringen tegenstrijdige informatie gegeven over haar betrokkenheid bij de reis en de omstandigheden waaronder zij de medepassagier had ontmoet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende verdenking en ernstige bezwaren waren ten tijde van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.

De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat verzoekster de voortduring van haar vrijheidsbeneming in overwegende mate aan zichzelf te wijten had. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om verzoekster enige vergoeding toe te kennen voor de door haar ondergane vrijheidsbeneming. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken in de enkelvoudige raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
ENKELVOUDIGE RAADKAMER
Registratienummer: [nummer]
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 16 november 2006
BESCHIKKING (art. 89 Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 24 november 2005 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. M. de Klerk, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 21 november 2005, van:
[verzoekster], verzoekster,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van mr. De Klerk, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 5.880,00 wegens de schade die verzoekster stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis (84 dagen) wegens verdenking van overtreding van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Op 19 oktober 2006 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoekster is verschenen mr. De Klerk, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. Visser.
Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
2. Beoordeling
De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 29 september 2005, waarbij verzoekster van het haar tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoekster is op 2 juli 2005 te 14.35 uur in verzekering gesteld en in de loop van 29 september 2005 krachtens voormeld vonnis in vrijheid gesteld. Van 26 augustus 2005 tot 2 september 2005, telkens te 12.00 uur, is de voorlopige hechtenis van verzoekster geschorst geweest, zodat sprake is geweest van een vrijheidsbeneming voor de duur van 83 dagen.
Op de voet van het bepaalde in artikel 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering kan verzoekster – nu de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel – aanspraak maken op vergoeding van de door haar wegens ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming geleden schade, zo daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat verzoekster op 2 juli 2005 op grond van een gerechtvaardigde verdenking is aangehouden en vervolgens, omdat nader onderzoek noodzakelijk was, terecht in verzekering is gesteld.
Aangezien de strafzaak is geëindigd in een vrijspraak van het verzoekster tenlastegelegde, zal beoordeeld dienen te worden, of – gelet op het procesverloop, de inhoud van het dossier en hetgeen verder in raadkamer is gebleken – ook achteraf bezien de vrijheidsbeneming van verzoekster niet ten onrechte is geweest en of verzoekster die vrijheidsbeneming niet in belangrijke mate aan zichzelf te wijten heeft gehad.
Voor de beoordeling van het verzoek gaat de rechtbank op basis van de inhoud van het dossier uit van de - zakelijk weergegeven - volgende feiten en omstandigheden:
- Verzoekster is op 2 juli 2005 samen met een persoon, zich noemende [de vrouw], aangehouden op de luchthaven Schiphol, terwijl zij en die [de vrouw] van plan waren via Londen naar Philadelphia te reizen.
- [de vrouw] bleek te reizen op een vervalst Frans paspoort; de personaliabladzijde was vervangen.
- Verzoekster heeft in haar verklaring van 3 juli 2005 in het strafrechtelijk onderzoek (dossierpagina 1.1.4) verklaard dat:
* zij [de vrouw] toevallig in Rome heeft ontmoet bij Mac Donalds;
* zij [de vrouw] heeft voorgesteld samen naar Philadelphia te reizen;
* zij de vliegtickets voor hen beiden heeft gekocht;
* ieder het eigen ticket heeft betaald;
* ieder het eigen paspoort en instapkaart heeft aangeboden bij de douane;
* zij de instapkaarten voor Londen en Philadelphia bij zich had.
- In het verhoor van 12 juli 2005 (dossierpagina 1.1.5) heeft verzoekster verklaard dat:
* zij in Rome was en [de vrouw] op verzoek van haar vriendin Justine heeft meegenomen naar de Verenigde Staten;
* zij van Justine het telefoonnummer van [de vrouw] heeft gekregen, [de vrouw] heeft gebeld en met haar heeft afgesproken op het station Termini in Rome;
* zij samen met [de vrouw] heeft verbleven in een hotel in Rome, zij samen zijn afgereisd naar Amsterdam en daar hebben gelogeerd bij haar ex-echtgenoot;
* zij het valse paspoort niet aan [de vrouw] heeft gegeven.
- [de vrouw] heeft op 4 juli 2005 (dossierpagina 1.2.5) verklaard dat:
* zij [de vrouw] heet;
* zij vanuit China via Hong Kong en Afrika naar Italië is gereisd en een telefoon en instructies kreeg over hoe zij zich tijdens het reizen moest gedragen van ene [betrokkene], die zij de baas noemt;
* zij naar haar vriend in de Verenigde Staten wilde gaan;
* zij op haar eigen paspoort naar Hong Kong en Afrika is gereisd;
* haar eigen paspoort voordat zij naar een ander land in Afrika ging is ingenomen door een zwarte vrouw;
* zij tijdens haar reis steeds werd begeleid;
* zij op een Hong Kong paspoort naar Italië is gereisd;
* zij twee maanden in Afrika heeft verbleven en een maand in Italië;
* zij het vervalste Franse paspoort twee dagen voor vertrek naar Nederland heeft gekregen in het hotel waar ze verbleef;
* zij instructies van de baas had om haar begeleidster te ontmoeten op het station Termini in Rome;
* zij [verzoekster] kent als [verzoekster];
* [verzoekster] haar heeft gebeld, zij elkaar hebben ontmoet op de aangewezen plaats en [verzoekster] toen vroeg of zij Lin kende;
* zij met [verzoekster] heeft verbleven in een hotel in Rome;
* zij het Franse paspoort bij het kopen van de tickets aan [verzoekster] heeft gegeven en [verzoekster] de tickets heeft betaald;
* [verzoekster] haar verdere instructies heeft gegeven en zij in Amsterdam hebben verbleven;
* zij zelf haar paspoort heeft aangeboden aan de douane toen zij wilde uitreizen naar Londen.
- [de vrouw] heeft als getuige op 15 juli 2005 bij de rechter-commissaris verklaard dat:
* zij met [verzoekster] Engels sprak;
* zij tijdens haar reis enkele keren via Western Union geld heeft gekregen;
* zij na aankomst in de Verenigde Staten met iemand moest trouwen en de reis van USD 70.000,00 moest terugbetalen.
- De verbalisant belast met de grensbewaking op 2 juli 2005 heeft in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal (dossierpagina 0.4) gerelateerd dat verzoekster en [de vrouw] zich hebben gemeld bij de doorlaatpost op de luchthaven Schiphol en dat verzoekster twee Franse paspoorten aanbood, te weten dat van haarzelf en een paspoort ten name van [de vrouw].
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel, dat er - ook achteraf bezien - ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling en van de voorlopige hechtenis ten aanzien van verzoekster voldoende verdenking, ernstige bezwaren en gronden voor die toepassing aanwezig waren en overweegt hierover het volgende.
Uit het voorgaande blijkt dat [de vrouw] illegale toegang tot Nederland heeft verkregen en dat ook de doorreis naar het Verenigd Koninkrijk met als uiteindelijk reisdoel de Verenigde Staten wederrechtelijk is geweest. Ook kan uit de hiervoor aangehaalde dossierstukken opgemaakt worden dat een organisatie, die zich uitspreidt over Azië, Afrika en Europa, illegale toegang tot Europa, meer in het bijzonder Nederland, van meergenoemde [de vrouw] heeft verzorgd. Feiten van algemene bekendheid zijn dat gesmokkelden als [de vrouw] een lange reis van China via Afrika en Europa maken alvorens op de plaats van bestemming in een Europees land of Noord Amerika te arriveren, dat daarbij gebruik wordt gemaakt van valse of vervalste reisdocumenten en verschillende reisbegeleiders. De gesmokkelde gaat met andere woorden van land tot land en van hand tot hand. Van charitatieve beweegredenen bij de personen behorende tot bedoelde organisatie is daarbij geen sprake. De betrokkenen weten namelijk dat het doorsluizen illegaal is en dat hun betrokkenheid de kans van slagen daarvan danig vergroot, omdat de te smokkelen personen zich vaak niet verstaanbaar kunnen maken in de doorreislanden en zij daarbij moeten worden geholpen.
Verzoekster heeft als verdachte in de strafzaak innerlijk tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de wijze waarop zij [de vrouw] heeft ontmoet en hoe het plan is opgevat om naar de Verenigde Staten te reizen. Ook hebben deze verklaringen op punten haaks gestaan op het relaas van [de vrouw]. Uit het proces-verbaal van de grensbewaker blijkt bovendien dat verzoekster - anders dan zij en [de vrouw] hebben verklaard - het paspoort van [de vrouw] heeft aangeboden. Nader onderzoek naar - onder meer - de betrokkenheid van verzoekster bij de illegale inreis en het illegale verblijf in Nederland, alsook de illegale doorreis van voornoemde [de vrouw] is daarom noodzakelijk geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel, dat verzoekster de toepassing en de voortduring van haar vrijheids-beneming in overwegende mate aan zichzelf te wijten heeft gehad. Onder die omstandigheden ontbreken gronden van billijkheid om aan verzoekster enige vergoeding toe te kennen voor de door haar ondergane vrijheidsbeneming, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
3. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Dijk, rechter,
in tegenwoordigheid van Van Velzen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2006.