ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4374

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501173-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heidinga
  • A. Terwiel
  • J. van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor invoer van cocaïne met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 november 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de invoer van 909 gram cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte is op 11 september 2006 te Schiphol aangehouden en beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden en zeventien dagen, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Daarnaast is de verdachte verplicht om 240 uren taakstraf te verrichten in de vorm van een werkstraf. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, zoals beschreven in een reclasseringsrapport.

De rechtbank heeft ook beslist dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, waaronder een mobiele telefoon van het merk Nokia, verbeurd worden verklaard. De beslissing is genomen in het belang van de volksgezondheid en om de verspreiding van cocaïne tegen te gaan. De rechtbank heeft de verdachte verplicht contact te houden met de Reclassering Nederland gedurende de proeftijd, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 22 november 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende ([adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan
in dier voege dat:
hij op 11 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen
6.1 vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het tenlastegelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank de verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon van het merk Nokia, de passenger receipt en de instapkaart verbeurd worden verklaard.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 8 november 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van 909 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals besproken tijdens de behandeling ter terechtzitting en beschreven in voormeld reclasseringsrapport, ziet de rechtbank aanleiding een kortere vrijheidsstraf dan door de officier van justitie is geëist, op te leggen en daarbij te bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Voorts acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering Nederland gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren op zijn plaats.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een mobiele telefoon van het merk Nokia, een passenger receipt en een instapkaart, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die aan verdachte toebehorende voorwerpen is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden en zeventien dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vijf maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland te Rotterdam, zolang die instelling dit nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte de cursus omgaan met geld en schulden dient te volgen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 240 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Telefoontoestel NOKIA
- 1.00 STK Diverse, PASSENGER RECEIPT
- 1.00 STK Instapkaart
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Heidinga, voorzitter,
mrs. Terwiel en Van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2006.
Mr. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.