ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ4907

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
328974 AL/ 06-3131
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J. Harts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering gemachtigde in procedures tussen rechtshulpverleners

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 16 november 2006 uitspraak gedaan in een verzoek tot weigering van een gemachtigde. Verzoeker en verweerder zijn beiden rechtshulpverleners die in een conflict verwikkeld zijn geraakt. Verzoeker heeft verzocht om verweerder gedurende een jaar te weigeren als gemachtigde in procedures waarin ook verzoeker optreedt. Dit verzoek is gebaseerd op beschuldigingen van laster en onbetamelijk gedrag door verweerder in eerdere procedures. Verzoeker stelt dat verweerder zich onterecht en lasterlijk heeft uitgelaten over zijn persoon en levensstijl, met als doel hem te schaden in de ogen van de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat verweerder zich in toekomstige procedures niet behoorlijk zou kunnen gedragen. De rechtbank overweegt dat, hoewel er ernstige bezwaren zijn tegen het gedrag van verweerder, er geen bewijs is dat hij in toekomstige zaken onacceptabel gedrag zal vertonen. De rechtbank benadrukt dat het opleggen van een sanctie aan verweerder in Haarlem niet gerechtvaardigd is, gezien de sanctie die hij al heeft ondergaan in Amsterdam. De beslissing houdt in dat de kosten tussen partijen worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rep.nr.: 328974 AL/ 06-3131
datum uitspraak: 16 november 2006
BESCHIKKING VERZOEK WEIGEREN GEMACHTIGDE
inzake
[verzoeker]
te [woonplaats]
verzoeker
hierna: [verzoeker]
bijgestaan door mr. G.J. Kemper
tegen
[verweerder]
te [woonplaats]
verweerder
hierna: [verweerder]
bijgestaan door mr. M.C.F. van Diepen
De procedure
Op 22 augustus 2006 is ter griffie een brief ontvangen van [verzoeker] gedateerd 21 augustus 2006. [verweerder] heeft zich in een brief gedateerd 5 september 2006 verweerd.
Vervolgens zijn de volgende brieven ontvangen:
een brief van [verweerder] van 7 september 2006
een brief van [verzoeker] van 7 september 2006
een brief van [verweerder] van 8 september 2006
brieven van [verzoeker] van 8, 11 en 13 september 2006
brieven van [verweerder] van 15, 19 en 27 september 2006
een brief van [verzoeker] van 11 oktober 2006.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2006. Op deze zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
De zaak is nadien voorzien van het bovengenoemde zaaknummer.
De feiten
1. De maatschap De Raadslijn Haarlemmermeer, hierna te noemen de maatschap, heeft tot doel het verlenen van juridische diensten. [verweerder] verleent juridische diensten bij de maatschap en is maat, evenals [XXX]. [XXX] is bestuurder van de stichting Stichting kwaliteitsrekening De Raadslijn, hierna de stichting. De maatschap en [verzoeker] hebben samengewerkt. De samenwerking is verbroken. De maatschap, de stichting en [XXX] zijn als eisende partijen, [verzoeker] als gedaagde partij betrokken bij een viertal procedures die aanhangig zijn bij de rechtbank Haarlem, sector kanton locatie Haarlem. In een van de procedures is een derde partij betrokken. In deze procedures was [verweerder] gemachtigde van de eisende partij(en). [verweerder] heeft zich enige tijd nadat [verzoeker] het verzoek hem als gemachtigde te weigeren had ingediend teruggetrokken als gemachtigde in de vier procedures. Hij is als gemachtigde opgevolgd door zijn kantoorgenoot [XXX].
2. In de procedure met zaaknummer 309781 heeft [verweerder] geschreven in zijn conclusie van repliek: [verzoeker] hield er een flamboyante en extravagante levensstijl op na ... Met regelmaat "overnachtte" hij in specifiek bekend staande hotels in Amsterdam langs de A-9, nam hij deel aan eigenzinnige seminars en cursussen en maakte hij gebruik van een "personal coach" en ging hij regelmatig op vakantie naar specifiek bekende Aziatische landen.
Door deze levensstijl verkeerde [verzoeker] continu in geldnood. Gezien zijn arbeidsverleden en zijn financiële status heeft [verzoeker] bij de start van zijn advocatenkantoor bij zijn bank slechts een kortlopende kredietfaciliteit van € 20.000 kunnen afsluiten.
Op pagina 41 wordt confrère [YYY] zijn billenmaatje genoemd.
3. [verzoeker] heeft bij brief van 15 augustus 2006 de kantonrechter te Amsterdam verzocht om vertegenwoordiging door [verweerder] voor de tijd van een jaar te weigeren. [verweerder] heeft gereageerd bij brief van 24 augustus 2006. De kantonrechter heeft beslist in een beschikking van 25 september 2006. Uit de beschikking blijkt dat [verzoeker] zich in de procedure te Amsterdam heeft beklaagd omdat [verweerder] de grenzen van het onbetamelijke had overschreden door hem een levensstijl in de schoenen te schuiven die hij niet heeft en ook nooit heeft gehad. Volgens [verzoeker] had [verweerder] ten overstaan van de rechter en zijn cliënten verteld dat [verzoeker] naar bordelen in Amsterdam gaat en dat hij pedofielen reizen naar Thailand of andere landen maakt. Tevens heeft volgens [verzoeker] [verweerder] in strijd met de waarheid bij repliek gesteld dat [verzoeker] zijn beroep als advocaat niet mocht uitoefenen. [verweerder] heeft op deze verwijten gereageerd samengevat dat hij voldeed aan de wettelijke substantiëringsplicht en dat er procedures gestart zijn tegen [verzoeker] in verband met laakbare handelingen van [verzoeker].
4. De kantonrechter heeft in zijn beschikking overwogen dat de uitlatingen die [verweerder] heeft gedaan over de persoon van [verzoeker], diens levenswijze en zwakke bekwaamheden en over de samenwerking met hem bestreden zijn en volstrekt niet aannemelijk geworden zijn. Hij heeft tevens overwogen dat de uitlatingen, indien deze wel gegrond zouden zijn geweest, op geen enkele wijze zouden hebben kunnen bijdragen aan het slagen van de vordering van de maatschap, de stichting en [XXX]. De kantonrechter heeft beslist dat er ernstige bezwaren bestaan tegen [verweerder] en dat er alle reden is om bijstand of een vertegenwoordiging door [verweerder] te weigeren voor een periode van drie jaar, en wel vanaf 1 oktober 2006 tot 1 oktober 2009 in alle zaken waarin [verzoeker] een of meer partijen bijstand verleent dan wel voor een of meer partijen als vertegenwoordiger optreedt. De duur van de weigering is naar het oordeel van de kantonrechter op zijn plaats nu [verweerder] er geen enkele blijk van gegeven heeft in te zien dat zijn opstelling jegens [verzoeker] apert in strijd is met hoe een gemachtigde als bijstandsverlener of vertegenwoordiger zijn taken dient te vervullen.
5. [verweerder] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 25 september 2006.
Het verzoek
[verzoeker] verzoekt [verweerder] als gemachtigde te weigeren voor de periode van een jaar. [verzoeker] beroept zich op hetgeen hij in zijn hiervoor genoemde en als herhaald te beschouwen brieven heeft aangevoerd. Samengevat stelt [verzoeker] het volgende.
De conclusie van repliek in de zaak met zaaknummer 309781 is er uitsluitend op gericht om [verzoeker] als persoon te treffen en zwart te maken bij de rechtbank. De rechtbank zal daardoor [verzoeker] mogelijk minder serieus nemen. Hetgeen [verweerder] stelt over de levensstijl, arbeidsverleden, vakanties, cursussen en financiële status is niet juist. [verweerder] gebruikt zinsneden en lasterlijke aantijgingen die het betamelijke ver overschrijden.
Tegen diverse cliënten van [verzoeker] worden weinig zinvolle procedures gestart door [verweerder]. [verweerder] zet de cliënten van [verzoeker] op onprettige wijze onder druk. Hij stuurt de rechter brieven buiten de procedure, en na het sluiten van de procedure worden stukken gestuurd zonder stukken aan de gemachtigde van de wederpartij te sturen.
Het verweer
[verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Ter toelichting voert [verweerder] – samengevat – het volgende aan.
Het verzoek moet worden afgewezen. Er lopen procedures tegen [verzoeker] ten gevolge van het verbreken van de samenwerking. Deze zijn een reactie op laakbaar handelen van [verzoeker]. De maatschap Raadslijn bedrijfsjuristen, waarvoor [verweerder] als gemachtigde is gaan optreden in de zaak met zaak nummer 309781 doet niet meer dan voldoen aan haar substantiëringsverplichting. [verzoeker] is een pathologische leugenaar. Zijn verzoek kan niet serieus worden genomen.
De beoordeling van het verzoek
1. [verweerder] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de stellingen in de conclusie van repliek waartegen [verzoeker] bezwaar heeft gemaakt een rechtens te beschermen belang dienen. Het poneren van deze stellingen heeft inmiddels geleid tot een weigering [verweerder] als gemachtigde toe te laten bij de sector kanton te Amsterdam. De vraag is of het verzoek van [verzoeker] [verweerder] ook in Haarlem te weigeren voor toewijzing vatbaar is mede gezien de sanctie in Amsterdam en het feit dat [verweerder] zich heeft teruggetrokken als gemachtigde in die zaken waarin [verzoeker] en hij materieel procespartij zijn. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord.
2. De eerste overweging is dat voorshands moet worden uitgegaan van het feit dat [verweerder] al is geconfronteerd met de sanctie in Amsterdam. Het in Haarlem opleggen van de door [verzoeker] gevraagde sanctie zou ertoe kunnen leiden dat [verweerder] feitelijk zeer ernstig wordt beperkt in zijn mogelijkheden zijn beroep uit te oefenen. Nu de oorsprong van de opstelling van [verweerder], hoe kwalijk ook, ligt in een conflict dat samenhangt met het verbroken zijn van de relatie met [verzoeker], kan slechts een sanctie worden opgelegd aan [verweerder] indien zonder enige twijfel [verweerder] in de toekomst onacceptabel gedrag zal vertonen of onacceptabele teksten zal gebruiken in processtukken.
3. De kantonrechter is er niet van overtuigd geraakt dat [verweerder] in procedures waarbij [verzoeker] en hij niet een materieel belang hebben of zelf partij zijn, doch als gemachtigde optreedt voor derden, zich niet behoorlijk zou kunnen gedragen. Naar het oordeel van de kantonrechter moet [verweerder] in staat worden geacht om te leren, en zal hij dus ook in staat zijn om zich in de toekomst volgens de algemeen en in gerechtelijke procedures geldende elementaire (fatsoens)normen te gedragen. [verweerder] heeft ook verklaard tijdens de mondelinge behandeling dat het niet goed was dat hij geen afschriften van zijn brieven aan de kantonrechter had verstuurd aan [verzoeker].
4. Indien zal blijken in de toekomst dat [verweerder] zich nodeloos onrespectvol uit jegens of gedraagt tegenover [verzoeker], en hij daarmee de behoorlijke gang van zaken in een procedure kan belemmeren, of onbekwaam gedrag zal vertonen, zal er alsnog mede gezien en rekeninghoudende met de nu gebleken feiten aanleiding kunnen zijn om [verweerder] als gemachtigde te weigeren.
5. Hetgeen [verzoeker] overigens naar voren heeft gebracht in zijn brieven kan onbesproken blijven omdat het gestelde niet kan leiden tot een ander oordeel.
6. Het verzoek wordt op grond van het vorenstaande nu afgewezen.
7. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Harts en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.