Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [eiser] is met ingang van 1 oktober 1985 in dienst getreden bij Halliburton Company Germany GmbH Holland Branch.
b. Met ingang van 23 januari 1989 is [eiser] in dienst getreden bij Halliburton (Reservoir) Services B.V., een rechtsvoorgangster van Halliburton.
c. Bij Halliburton is sinds 1 januari 1974 een collectieve pensioenregeling van kracht, welke regeling is neergelegd in een pensioenregeling, gewijzigd per 1 januari 1988 en 1 januari 1994.
d. [eiser] neemt vanaf 1 oktober 1985 deel aan de pensioenregeling bij Halliburton.
e. Halliburton heeft besloten haar pensioenregeling te wijzigen omdat deze -voor zover hier relevant- geen indexatiebepaling bevatte.
f. Bij brief van 9 juni 1994 heeft Halliburton het volgende aan [eiser] bericht:
“Zoals wellicht bekend is, is er een voorstel tot wijziging van onze collectieve pensioenregeling.
(…)
In het kort komen de wijzigingen op het volgende neer:
(…)
b. Zoals in de inleiding al aangegeven worden in onze huidige pensioenregeling pensioenrechten alleen aangepast aan de salarisontwikkeling. Na de dienstverlating of pensionering vindt geen aanpassing meer plaats. In de nieuwe regeling gaat dat wel gebeuren. De rechten van de dienstverlaters en de ingegane rechten worden jaarlijks aangepast aan de gestegen kosten van levensonderhoud. De financiering hiervan vindt plaats uit de extra renteopbrengsten die de verzekeringsmaatschappij aan ons uitkeert.
(…)
De wijziging onder a. is de enige verslechtering, in die zin dat de rechten lager worden. Dit wordt evenwel gecompenseerd door:
- de invoering van indexatie (b.)
- het beter aanpassen aan het laatstverdiende salaris (c.)
(…)
Op bijgaand formulier kan worden aangegeven indien niet akkoord wordt gegaan met de wijziging. Gaarne ontvangen wij het formulier uiterlijk binnen 14 dagen terug.
(…)”
g. De bijlage bij de brief van 9 juni 1994 vermeldt dat per 1 januari 1994 sprake is van geïndexeerde rechten, zonder dat daar een voorwaarde bij is vermeld.
h. [eiser] heeft het genoemde formulier niet retour gezonden en is derhalve akkoord gegaan met deze wijziging.
i. Op de werknemers die met de brief van 9 juni 1994 akkoord zijn gegaan, is het nieuwe pensioenreglement met ingang van 1 januari 1994 van toepassing.
j. In januari 1995 heeft Halliburton al haar werknemers, waaronder [eiser], een Arbeidsvoorwaardenregeling verstuurd. Artikel 15 van deze regeling verwijst naar het pensioenreglement van Halliburton.
k. In juli 1995 heeft Halliburton al haar werknemers die deelnamen aan de nieuwe pensioenregeling een pensioenbrochure uitgereikt.
l. Onder het kopje “5. Diversen/overgangsbepaling” van die brochure is onder meer het volgende vermeld:
“Indexatie van ingegane pensioenen
Halliburton streeft ernaar om ieder ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen na ingang waardevast te houden. Die aanpassing vindt overigens uitsluitend plaats voor zover de overrente die door de verzekeraar beschikbaar wordt gesteld, voldoende is ter financiering hiervan.
(…)
Indexatie van ontslagrechten
Vanaf 1 januari 1992 is wettelijk geregeld dat pensioenrechten van ex-werknemers jaarlijks worden geïndexeerd op dezelfde wijze als ingegane pensioenen. Ook in dit geval geldt dat de beschikbare overrente voldoende is ter financiering hiervan. Deze indexatie van ontslagrechten geldt uitsluitend voor ex-werknemers die hebben deelgenomen aan de pensioenregeling zoals deze per 1 januari 1994 is aangepast en na die datum met ontslag zijn gegaan.
(…)”
m. De definitieve tekst van het nieuwe pensioenreglement is in augustus 1996 aan de werknemers, waaronder [eiser], uitgereikt.
n. Artikel 16 van het nieuwe pensioenreglement van Halliburton luidt voor zover hier van belang als volgt:
“De maximale beschikbare middelen voor de hele groep rechthebbende is de overrente over het afgelopen kalenderjaar die over de reserve van deze groep is gegenereerd.
Mochten de beschikbare middelen in één jaar niet voldoende zijn, dan worden de toeslagen naar evenredigheid verlaagd.”
o. Het dienstverband tussen partijen is op 1 mei 2000 geëindigd.