ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ5994

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/645076-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. Bijvoet
  • S. Steenmetser-Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarig stiefkind door stiefvader

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige stiefkind. De rechtbank heeft de stelling van de verdediging verworpen dat het scheren van de venusheuvel of vagina niet als een ontuchtige handeling kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, ook zonder lichamelijke aanrakingen, als ontuchtige handelingen kunnen worden gekwalificeerd. De verdachte had erkend dat hij twee keer de venusheuvel van zijn toen 15-jarige stiefkind had geschoren met een elektrisch scheerapparaat, wat plaatsvond in zijn slaapkamer. Het slachtoffer, dat een lichte verstandelijke handicap heeft, verklaarde dat zij dit niet wilde, maar dat haar moeder het ermee eens was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door deze handelingen, ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het kwetsbare meisje en het vertrouwen dat zij in hem stelde heeft beschaamd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 22 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 december 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Verzoek tot aanhouding
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak en verwijzing van de zaak naar de rechter-commissaris voor het horen van aangeefster en haar moeder.
De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat zij zich op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting voldoende voorgelicht acht, zodat zij het horen van deze getuigen niet noodzakelijk acht voor enige te nemen beslissing.
4. Bewijsbeslissing
4.1 Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat zijn cliënt moet worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit, omdat het afscheren van schaamhaar niet kan worden aangemerkt als een ontuchtige handeling. Immers, er heeft geen lichamelijk contact tussen verdachte en aangeefster plaatsgevonden, omdat hij met een elektrisch scheerapparaat de venusheuvel van [aangeefster] heeft geschoren, en in het maatschappelijk verkeer wordt het scheren van de schaamstreek als een normale handeling beschouwd. Verdachte heeft daaraan toegevoegd dat hij geen seksueel motief had; aangeefster heeft zelf gevraagd om hulp bij het scheren van haar schaamstreek en hij heeft dit uitsluitend gedaan om haar dit te leren, zodat zij het voortaan zelf kon doen.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt het volgende.
Verdachte heeft erkend tot tweemaal toe de venusheuvel van zijn toen 15 jaar oude stiefkind [slachtoffer] te hebben geschoren met een elektrisch scheerapparaat. Dit gebeurde in een slaapkamer bij hem thuis, waarbij [slachtoffer] met ontbloot onderlichaam op een bed in zijn slaapkamer lag. Dit zou op verzoek van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden.
[slachtoffer] heeft in een verhoor bij de politie verklaard dat juist verdachte wilde dat zij haar schaamstreek zou kaalscheren, dat zij dit niet wilde, maar dat haar moeder het ermee eens was en zei dat het moest. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij het niet leuk vond. Voorts heeft zij verklaard dat zij tijdens het scheren op haar rug op bed lag met haar benen wijd.
Uit de verklaring van orthopedagoog Geel blijkt dat [slachtoffer] een lichte verstandelijke handicap heeft, haar eigen grenzen nauwelijks kan herkennen en aangeven, een beperkt inzicht heeft in sociale situaties, zichzelf en anderen en daardoor kwetsbaar is. Verdachte is sinds zeven jaar getrouwd met de moeder van [slachtoffer] en is naar zijn eigen zeggen op de hoogte van haar geestelijke achterstand.
Onder ontuchtige handelingen dient te worden verstaan: handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vereist dat sprake is van lichamelijke aanrakingen; het scheren van de venusheuvel of vagina door een ander kan onder het begrip ontuchtige handelingen vallen. Daarnaast is voor de kwalificatie van een handeling als ‘ontuchtig’ niet van belang of het slachtoffer al dan niet heeft ingestemd met de handeling of daartoe zelfs het initiatief heeft genomen.
De rechtbank verwerpt eveneens de stelling dat het directe motief van de verdachte bepalend zou zijn voor de vraag of er sprake is van ontuchtige handelingen. Bepalend is naar het oordeel van de rechtbank of het slachtoffer door de handeling in haar seksueel schaamtegevoel wordt gekwetst en of dit ook in de maatschappij in het algemeen zo wordt gevoeld. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank sprake indien, zoals hier het geval is, een in de puberteit verkerend meisje met ontbloot onderlichaam en met haar benen wijd zich bevindt in de slaapkamer van haar moeder en stiefvader, waarbij haar stiefvader bij haar het schaamhaar afscheert. Het ontuchtige karakter van de onderhavige handelingen wordt mede bepaald door de onderlinge verhouding tussen verdachte en [slachtoffer]. Het leeftijdsverschil tussen hen is bijna 50 jaar en [slachtoffer] heeft als gevolg van haar verstandelijke handicap een beperkt inzicht in sociale situaties, zichzelf en anderen en is niet goed in staat haar grenzen te bepalen. In deze afhankelijke positie heeft [slachtoffer] zich bevonden toen de onderhavige handelingen plaatsvonden.
4.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 juli 2005 te Heemstede telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefkind S. [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij twee maal de vagina en de venusheuvel van die [slachtoffer] heeft geschoren.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Ontucht plegen met zijn minderjarige stiefkind, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - het navolgende gevorderd:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
- oplegging van een werkstraf van honderd en vijftig uren bij het niet vervullen daarvan te vervangen door 75 dagen hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn vijftienjarige stiefdochter [slachtoffer]. Verdachte heeft bij zijn in de puberteit verkerende stiefdochter twee keer haar schaamhaar afgeschoren. Aldus handelend heeft hij ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van dit - gezien haar geestelijke achterstand - extra kwetsbare meisje dat zich in het begin van haar seksuele ontwikkeling bevond. Verdachte heeft hiermee op grove wijze het vertrouwen dat dit kind in hem stelde - en ook moet kunnen stellen - beschaamd. Daarbij komt dat verdachte, zoals uit zijn verklaringen ter terechtzitting blijkt, het verwijtbare van zijn handelen (nog steeds) niet inziet.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd, zij het dat deze gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer gelegd hoeft te worden om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf van na te noemen aantal uren op zijn plaats. Het aantal door de rechtbank op te leggen aantal uren werkstraf is lager dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank de ernst van het bewezenverklaarde anders beoordeelt dan de officier van justitie, hetgeen met name is ingegeven door de omstandigheid dat niet blijkt dat het gebeuren naast ongemak tot blijvende (psychische) schade bij het slachtoffer heeft geleid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 249.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE (2) MAANDEN, met bevel dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van HONDERD (100) UREN taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. Bijvoet en Steenmetser-Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Meesters,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2006.