ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ7034

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/751614-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Verpalen
  • mrs. Kronenberg
  • Van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vals geld, vals reisdocument en opzetheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 3 februari 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van het zich verschaffen, vervoeren en/of in voorraad hebben van valse bankbiljetten, het in bezit hebben van valse reisdocumenten, opzetheling en het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De tenlastelegging omvatte feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van 15 april 2005 tot en met 5 mei 2005 in Amsterdam en Almere. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen opzettelijk valse bankbiljetten van 50 euro heeft verworven en vervoerd, terwijl hij wist dat deze vals waren. Daarnaast had hij valse paspoorten in zijn bezit en een vervalst rijbewijs, wat de rechtbank als ernstige misdrijven beschouwde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een criminele organisatie, zoals ten laste gelegd, omdat de samenwerking tussen de verdachten onvoldoende gestructureerd en duurzaam was. Er ontbrak een gemeenschappelijke doelstelling en de verdachten hadden geen afdwingbare verplichtingen jegens elkaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het deelnemen aan een criminele organisatie, maar heeft wel de andere tenlastegelegde feiten bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een geldboete van € 5.000 opgelegd. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer, omdat deze verband hielden met de gepleegde strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het vertrouwen in de echtheid van geld en officiële documenten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/751614-05
Uitspraakdatum: 3 februari 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 januari 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord – unit Zuyder Bos.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Op de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering is de tenlastelegging ter terechtzitting aangepast. Aldus wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2005 tot en met 05 mei 2005 te Amsterdam en/of te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid (van 99 of 97) bankbiljet(ten) (van 50 euro), waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij dat/die ontving, bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, zich heeft verschaft en/of heeft vervoerd en/of in voorraad heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Almere (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer reisdocumenten, namelijk
a. een (vals) grieks paspoort met nummer [paspoort 1] en/of
b. een (vals) belgisch paspoort met nummer [paspoort 2]
in bezit heeft gehad terwijl hij en/of zijn mededaders wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het/deze vals of vervalst was/waren;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 januari 2004 tot en met 05 mei 2005 te Almere, althans in Nederland een rijbewijs (t.n.v. [fictieve naam]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dat rijbewijs wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 januari 2004 tot en met 05 mei 2005 te Almere, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rijbewijs (t.n.v. [fictieve naam]), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2004 tot en met 05 mei 2005 te Almere, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [bedrijf A.] en/of [bedrijf B.] heeft bewogen tot de afgifte van telefoondiensten, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde [fictieve naam] (zich daarbij identificerend met een vervalst rijbewijs op naam van [fictieve naam] en met opgave van het rekeningnummer ten name van [fictieve naam]), waardoor [bedrijf A.] en/of [bedrijf B.] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op of omstreeks 05 mei 2005 te Almere een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks 01 april 2005 tot en met 05 mei 2005 te Almere en/of te Amsterdam, althans in Nederland
heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie werd gevormd door verdachte en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- handel in vals geld (artikel 209 Wetboek van Strafrecht) en/of
- mensensmokkel (artikel 197a Wetboek van Strafrecht) en/of
- fraude met betrekking tot reisdocumenten (artikel 231 Wetboek van Strafrecht) en/of
- fraude met betrekking tot geschriften (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en/of
- heling van reisdocumenten en/of (andere) geschriften (artikel 416 Wetboek van Strafrecht)
welke deelneming (onder meer) heeft bestaan uit het (al dan niet samen met een of meer andere deelnemers van die organisatie):
- (mede) plegen van genoemde misdrijf/misdrijven en/of
- hebben/onderhouden van (al dan niet versluierde) telefonische en/of persoonlijke contacten met een of meer andere deelnemers van de organisatie en/of
- maken van (al dan niet versluierde) afspraken met een of meer andere deelnemers van de organisatie, gericht op het elkaar ontmoeten en/of spreken over (de voorbereiding en/of uitvoering van) dat/die misdrijf/misdrijven en/of
- krijgen en/of verschaffen van inlichtingen en/of het geven en/of ontvangen van aanwijzingen en/of opdrachten met betrekking tot (de voorbereiding en/of de uitvoering van) dat/die misdrijf/misdrijven en/of
- ophalen en/of in ontvangst nemen en/of vervoeren en/of overdragen van een of meer documenten en/of stukken en/of bescheiden en/of geldbedragen i.v.m. (de voorbereiding en/of uitvoering van) dat/die misdrijf/misdrijven en/of
- het verrichten van hand- en spandiensten;
2. Voorvragen
2.1 Geldigheid dagvaarding
De rechtbank stelt vast dat de wetstermen “valselijk opmaken” en “vervalsen” die zijn gebruikt in de tenlastelegging onder 3 (onderdeel 2) op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis hebben. Dit oordeel leidt in casu niet tot de conclusie dat het desbetreffende gedeelte van de tenlastelegging nietig moet worden verklaard nu immers blijkens de omschrijving de beweerdelijke vervalsing plaatsvond ten aanzien van een ten name van [fictieve naam] gesteld rijbewijs met het oogmerk van verdachte dat hij het aldus ontstane geschrift als echt en onvervalst zou gebruiken. Daarmee acht de rechtbank de aard van de vervalsing genoegzaam aangegeven.
2.2. Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook voor het overige geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Algemeen
Ten aanzien van de drie onder 3. tenlastegelegde feiten, heeft de rechtbank de tenlastelegging opgevat als een cumulatieve.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 5. ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Uit de stukken van het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting is bewijs te putten dat er sprake was van een criminele organisatie, waaraan verdachte heeft deelgenomen.
Verdachte en zijn medeverdachten dienen veeleer gezien te worden als een groep personen die goeddeels voor eigen rekening en risico en in verschillende samenstellingen "zaken deden" zonder exclusief op elkaar aangewezen te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderhavige samenwerkingsverband daarmee onvoldoende gestructureerd en onvoldoende duurzaam om van een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken. Voorts ontbrak het aan een gemeenschappelijke doelstelling en aan zodanige gemeenschappelijke regels dat op deelnemende personen druk uitgeoefend kon worden om zich aan de in de organisatie levende normen en uitgangspunten te onderwerpen. Niet vast is komen staan dat de verdachten jegens elkaar verplichtingen hadden die in het kader van een organisatie afdwingbaar waren. Ook bestonden in het samenwerkingsverband geen sleutelfiguren waaraan men rekening en verantwoording moest afleggen. De rechtbank miskent niet dat sprake was van een zekere bestendigheid in het samenwerkingsverband en dat er onderlinge afspraken golden over de wijze van communiceren over de telefoon, doch zij acht dit op zichzelf onvoldoende voor het aannemen van een criminele organisatie.
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 15 april 2005 tot en met 5 mei 2005 te Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een hoeveelheid van 99 bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid verdachte, toen hij die ontving bekend was, met het oogmerk om die als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, zich heeft verschaft en heeft vervoerd en in voorraad heeft gehad;
2.
hij op 5 mei 2005 te Almere reisdocumenten, namelijk
a. een vals Grieks paspoort met nummer [paspoort 1] en/of
b. een vals Belgisch paspoort met nummer [paspoort 2]
in bezit heeft gehad terwijl hij wist dat deze vals of vervalst waren;
3.
hij in de periode van 2 januari 2004 tot en met 5 mei 2005 te Almere, een rijbewijs t.n.v. [fictieve naam] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven van dat rijbewijs wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
en
hij in de periode van 02 januari 2004 tot en met 05 mei 2005 te Almere, althans in Nederland een rijbewijs (t.n.v. [fictieve naam]), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, heeft vervalst, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
en
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2004 tot en met 5 mei 2005 te Almere, althans in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid, [bedrijf A.] en [bedrijf B.] heeft bewogen tot de afgifte van telefoondiensten, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde [fictieve naam], zich daarbij identificerend met een vervalst rijbewijs op naam van [fictieve naam] en/of met opgave van het rekeningnummer ten name van [fictieve naam], waardoor [bedrijf A.] en [bedrijf B.] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op 5 mei 2005 te Almere een wapen van categorie I, onder 1, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
medeplegen van het zich verschaffen, vervoeren en/of in voorraad hebben van bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
2.
medeplegen van het in bezit hebben van een vals dan wel vervalst reisdocument, meermalen gepleegd;
3.
opzetheling;
en
valsheid in geschrift;
en
oplichting, meermalen gepleegd;
4.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
5. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen
6.1 Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank voor de tenlastegelegde feiten, die zij alle bewezen acht, een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, een en ander met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens heeft zij gevorderd dat een geldboete van € 5.000 wordt opgelegd met de bijbehorende vervangende hechtenis. Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de aangehechte beslaglijst opgenomen goederen niet worden teruggegeven aan verdachte maar dat daaromtrent de - in het licht van de aard van deze voorwerpen - rechtens juiste beslissingen worden genomen.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de handel in vals geld. Dit misdrijf brengt het algemeen vertrouwen in papiergeld en het monetaire verkeer grote schade toe en dupeert de latere onwetende bonafide ontvanger in ernstige mate. Het handelsverkeer als geheel ondervindt hinder en schade door het in omloop brengen van valse eurobiljetten. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte - anders dan hij de rechtbank wil doen geloven - niet als toevallige passant bij deze handel betrokken was. Uit de stukken van het dossier blijkt dat verdachte doelgericht werd benaderd, wist waarover het ging en tevens wist van wie hij de gevraagde biljetten kon betrekken. Hij was dan ook degene die het valse geld aanbood aan de afnemers.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het in het bezit hebben van twee valselijk opgemaakte paspoorten en daarmee het vertrouwen dat de samenleving stelt en moet kunnen stellen in de echtheid van dergelijke documenten in het geding gebracht.
Ook heeft verdachte een gestolen rijbewijs vervalst. Als gevolg van het vervalsen van een rijbewijs wordt het vertrouwen in officiële papieren ernstig ondermijnd. Daarnaast kan het gebruik van een vals rijbewijs onder omstandigheden de verkeersveiligheid in gevaar brengen en kunnen hiermee bijvoorbeeld abonnementen worden afgesloten waarbij anderen slachtoffer worden omdat de kosten worden verhaald op de tenaamgestelde zoals door het afsluiten van telefoonabonnementen bij [bedrijf B.] en [bedrijf A.] op naam van [fictieve naam] ook daadwerkelijk is gebeurd.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen van categorie I. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te begaan. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd in verband met het feit dat de rechtbank minder bewezen heeft geacht dan vervat in bedoelde vordering en zij voorts van oordeel is dat de door haar opgelegde straf meer recht doet aan de ernst van de feiten. Het verhandelde ter terechtzitting geeft de rechtbank ook geen aanleiding naast een vrijheidsstraf nog een geldboete op te leggen.
6.3. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggeven paspoorten, bankbiljetten, het rijbewijs, het blanco kentekenbewijs en de stiletto, vermeld op de aangehechte beslaglijst, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De bewezenverklaarde feiten zijn met betrekking tot de paspoorten, de bankbiljetten, het rijbewijs en de stiletto begaan. Het blanco kentekenbewijs behoort aan verdachte toe en is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem gepleegde strafbare feiten aangetroffen en kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet dan wel met het algemeen belang.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht, art. 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 209, 225, 231, 326, 416
Wet wapens en munitie, art. 13, 55
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 5. ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zes (6) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
De op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder de nummers 1 tot en met 6.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen onder de nummers 7 en 8 (giropas respectievelijk creditcards).
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Verpalen, voorzitter,
mrs. Kronenberg en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Den Haan en Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2006.