ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ9077

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/803686-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Goedhuis-Visser
  • mrs. Grosheide
  • mr. Greuter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloosheid bij verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 21 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van roekeloosheid bij een verkeersongeval. De verdachte, die op 30 maart 2005 in Haarlem een verkeersincident veroorzaakte, werd beschuldigd van het negeren van een rood verkeerslicht en het niet verlenen van voorrang aan een bromfietser, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bromfietser. De raadsman van de verdachte voerde aan dat zijn cliënt slechts een lichte schuld had aan het ongeval, omdat hij dacht dat hij groen licht had en niet bewust op de verkeerde voorsorteerstrook reed. De rechtbank verwierp dit verweer, wijzend op de ervaring van de verdachte met de verkeerssituatie ter plaatse en de onwaarschijnlijkheid van zijn verklaring. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld door de verkeersregels te negeren en andere weggebruikers in gevaar te brengen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat leidde tot de veroordeling tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder de impact van het ongeval op de verdachte en zijn contact met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/803686-05
Uitspraakdatum: 21 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 7 december 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van het primair tenlastegelegde feit ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewijsverweer
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat zijn cliënt hooguit een lichte vorm van schuld aan het ongeval is aan te rekenen, aangezien hij overtuigd was dat hij groen licht had en zich niet bewust was van het feit dat hij op de verkeerde voorsorteerstrook reed. Als hij welbewust rood licht had genegeerd, zou hij - omdat hij een kruising opreed - juist goed opgelet hebben. Hij is derhalve hooguit onoplettend geweest.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft ter zitting verklaard deze route al geruime tijd dagelijks te rijden en derhalve heel goed bekend te zijn met de verkeerssituatie ter plaatse. De rechtbank acht hoogst onwaarschijnlijk dat iemand die dagelijks deze route rijdt onbewust vanaf de rijbaan voor rechtdoor gaand verkeer, uitvoegt naar de strook voor linksaf slaand verkeer, vervolgens een groen verkeerslicht passeert waarop blijkens de foto’s een pijl naar links is aangebracht en daarna eveneens onbewust naar rechts bijstuurt om weer in te voegen op de linkerrijbaan voor rechtdoorgaand verkeer op de Schipholweg.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
PRIMAIR:
hij op 30 maart 2005 in de gemeente Haarlem, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Provincialeweg N205, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij toen daar rijdende over die weg,
welke weg ter plaatse was gelegen binnen de bebouwde kom en op welke weg een maximumsnelheid van 70 kilometer per uur was toegestaan,
roekeloos gereden, door
gekomen nabij en/of ter hoogte van de kruising van deze weg met de Schipholweg en de Prins Bernhardlaan en de Amerikaweg,
een op de linkervoorsorteerstrook voor het rechtdoorgaande verkeer voor het rood licht uitstralend verkeerslicht stilstaand of tot stilstand komend motorrijtuig aan de linkerzijde -gezien verdachte's rijrichting- in te halen over de rechtervoorsorteerstrook voor het linksafslaande verkeer en zijn verdachtes weg over voornoemde kruising in rechtdoorgaande richting naar de Schipholweg te vervolgen, in elk geval geen gebruik te maken van de voorsorteerstrook waarin de richting, die hij op de genoemde kruising of splitsing wilde volgen, werd aangegeven,
en vervolgens
bij de nadering van een in de Schipholweg gelegen oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers, waarop toen een bestuurder van een bromfiets -nadat het in de richting van die bromfietser gekeerde verkeerslicht groen was gaan uitstralen- doende was die Schipholweg over te steken, niet voor die bromfietser te stoppen, maar door te rijden
en
niet zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand, waarover de weg vrij en te overzien was dan wel behoorlijk uit te wijken voor een bestuurder van een bromfiets, die gebruikt maakte van een kort na voornoemde kruising in de Schipholweg gelegen oversteekplaats - nadat het in de richting van die bromfietser gekeerde verkeerslicht groen was gaan uitstralen-, maar door te rijden
en
vervolgens die oversteekplaats -via de linkerrijstrook van de Schipholweg- op te rijden, terwijl toen over die oversteekplaats een bestuurder van een bromfiets reed, waaraan hij voorrang diende te verlenen, terwijl hij verdachte, die bromfietser reeds zo dicht was genaderd, dat hij hem niet meer
kon ontwijken en dat er een botsing/aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die bromfietser,
waardoor die bromfietser, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben links en een kneuzing van de linkerlong en een gescheurde kruisband in/van de linkerknie heeft opgelopen.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuld bestaat in roekeloosheid.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is rechtdoor een druk en onoverzichtelijk kruispunt opgereden, terwijl het verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer rood licht uitstraalde. Hij heeft daarbij - gebruikmakend van de voorsorteerstrook voor linksafslaand verkeer - andere weggebruikers die stonden te wachten voor het verkeerslicht voor rechtdoorgaand verkeer links ingehaald.
Vervolgens heeft verdachte een van rechtskomende bromfietser, voor wie het verkeerslicht groen licht uitstraalde aangereden. Als gevolg van deze aanrijding heeft die bromfietser zwaar lichamelijk letsel bekomen. Verdachte heeft zich aldus levensgevaarlijk gedragen in het verkeer, en er geen enkele blijk van gegeven zijn medeweggebruikers te respecteren.
Gelet op de mate van schuld van verdachte aan het onderhavige ongeluk, zoals die in de bewezenverklaring tot uitdrukking komt, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij contact heeft opgenomen met het slachtoffer en dat hij zich bij voortduring op de hoogte heeft gehouden van het revalidatieproces van het slachtoffer. Ook is ter terechtzitting gebleken dat verdachte zeer van het ongeval onder de indruk is.
Naast een werkstraf acht de rechtbank in belang van de verkeersveiligheid een ontzegging van de rijbevoegdheid op haar plaats, zij het dat de rechtbank meeweegt dat het rijbewijs van verdachte na het ongeval niet is ingevorderd en er reeds geruime tijd is verstreken tussen het strafbare feit en de behandeling ter zitting. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor het verrichten van zijn werk. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank enerzijds tot een hogere werkstraf dan gevorderd door de officier van justitie en zal de rechtbank anderzijds bepalen dat een groter gedeelte van de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid vooralsnog niet ten uitvoer behoeft te worden gelegd, teneinde verdachte ervan te weerhouden wederom dergelijke grove verkeersovertredingen te begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 22c, 22d.
Wegenverkeerswet 1994: 6, 175, 179.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van honderdtwintig (120) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door zestig (60) dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twaalf (12) maanden met bevel dat van deze ontzegging van de rijbevoegdheid een gedeelte, groot negen (9) maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Goedhuis-Visser, voorzitter,
mrs. Grosheide en Greuter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Leeuwen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2006.