ECLI:NL:RBHAA:2006:BA1814

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/600654-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met invalidenwagen door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 20 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 februari 2006 in Haarlem als bestuurster van een personenauto betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte had haar voertuig stilgezet nabij een voetgangersoversteekplaats om een brief te posten, wat in strijd was met de verkeersregels. Na het posten van de brief reed zij achteruit zonder goed om zich heen te kijken, waardoor zij een invalidenwagen aanreed. De bestuurster van de invalidenwagen, mevrouw [slachtoffer], raakte hierbij zwaar gewond, met een fractuur aan de rechterheup als gevolg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot het ongeval. De officier van justitie had een werkstraf van honderd uur geëist, met een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het primair tenlastegelegde feit en legde de gevorderde straf op, waarbij ook de ernst van de gevolgen voor het slachtoffer zwaar meegewogen werd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte in ernstige mate tekort was geschoten in de voorzichtigheid die van bestuurders verwacht mag worden, vooral gezien de aanwezigheid van de voetgangersoversteekplaats. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en na een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/600654-06
Uitspraakdatum: 20 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 december 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
PRIMAIR:
zij op of omstreeks 24 februari 2006 in de gemeente Haarlem, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over (de voor het openbaar verkeer openstaande weg) het [a-plein], zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft zij toen daar rijdende -in de richting van de [b-weg]- over die weg,
welke weg ter plaatse was gelegen binnen de bebouwde kom,
terwijl er ter hoogte van het aan die weg gelegen postkantoor voor die weg een verbod gold voor motorrijtuigen om stil te staan,
terwijl er ter hoogte van het aan die weg gelegen postkantoor in die weg een voetgangersoversteekplaats was aangebracht,
roekeloos, in elk geval in hoge, althans aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onnadenkend en/of ondeskundig gereden, door
-nadat verdachte haar motorrijtuig ter hoogte van het postkantoor -nabij en/of ten zuiden van die voetgangersoversteekplaats- met twee wielen op het trottoir of voetpad stilgezet- vanuit stilstand -op dat trottoir of voetpad- met een behoorlijke vaart en/of zonder achterom te kijken achteruit te rijden, in elk geval een bijzondere manoeuvre uit te voeren, terwijl er zich achter haar motorrijtuig -ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats- een bestuurster van een invalidenwagen/gehandicaptenvoertuig bevond, zonder de bestuurster van die/dat invalidenwagen/gehandicaptenvoertuig voor te laten gaan,
waarna en/of (mede) waardoor een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en dat die/dat invalidenwagen/gehandicaptenvoertuig, waardoor de bestuurster van die invalidenwagen/gehandicaptenvoertuig, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur aan de rechterheup, in elk geval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de nor-male bezigheden is ontstaan;
SUBSIDIAIR:
zij op of omstreeks 24 februari 2006 te Haarlem als bestuurster van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende -in de richting van de [b-weg]- op de weg, het [a-plein],
-welke weg ter plaatse was gelegen binnen de bebouwde kom,
-terwijl er ter hoogte van het aan die weg gelegen postkantoor voor die weg een verbod gold voor motorrij-tuigen om stil te staan,
-terwijl er ter hoogte van het aan die weg gelegen postkantoor in die weg een voetgangersoversteekplaats was aangebracht,
-nadat verdachte haar motorrijtuig ter hoogte van het postkantoor -nabij en/of ten zuiden van die voetgangersoversteekplaats- met twee wielen op het trottoir of voetpad had stilgezet- vanuit stilstand -op dat trottoir of voetpad- met een behoorlijke vaart en/of zonder achterom te kijken achteruit is gereden, in elk geval een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd, terwijl er zich achter haar motorrijtuig -ter hoogte van de voetgan-gersoversteekplaats- een bestuurster van een invalidenwagen/gehandicaptenvoertuig bevond, zonder die bestuurster van die/dat invalidenwagen/gehandicaptenvoertuig voor te voor laten gaan,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroor-zaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; (artikel 5 van de Wegen-verkeeswet 1994)
en/of
zij op of omstreeks 24 februari 2006 te Haarlem als bestuurster van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [a-plein], achteruit is gereden zonder een bestuurster van een invalidenwagen/gehandicpatenvoertuig voor te laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht; (artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)
MEER SUBSIDIAIR:
zij op of omstreeks 24 februari 2006 te Haarlem als bestuurster van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [a-plein], achteruit is gereden zonder een bestuurster van een invalidenwagen voor te laten gaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake het primair tenlastegelegde feit gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van honderd uur, te vervangen door vijftig dagen hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden ge-vorderd.
4. Bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
zij op 24 februari 2006 in de gemeente Haarlem als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurster van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het [a-plein], zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft zij toen daar rijdende over die weg, welke weg ter plaatse was gelegen binnen de bebouwde kom, terwijl er ter hoogte van het aan die weg gelegen postkantoor in die weg een voetgangersoversteekplaats was aangebracht en er aldaar voor die weg een verbod gold voor motorrijtuigen om stil te staan,
in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend gereden door -nadat verdachte haar motorrijtuig ter hoogte van het postkantoor -nabij die voetgangersoversteekplaats- met twee wielen op het trottoir of voetpad had stilgezet- vanuit stilstand op dat trottoir of voetpad achteruit te rijden, terwijl er zich achter haar motorrijtuig ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats een bestuurster van een invalidenwagen bevond, zonder de bestuurster van die invalidenwagen voor te laten gaan,
waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door haar bestuurde motorrijtuig en die invalidenwagen,
waardoor de bestuurster van die invalidenwagen, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een fractuur aan de rechterheup heeft opgelopen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel is toegebracht.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie(s)
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft nabij een voetgangersoversteekplaats met haar auto stilgestaan om een brief te posten, zulks terwijl het voor de veiligheid van de aldaar overstekende voetgangers niet is toegestaan aldaar stil te staan. Verdachte heeft daarbij haar auto aan de linkerkant van de weg neergezet, deels op het trottoir, nadat zij over de verlaging van de voetgangersoversteekplaats gereden was. Na het posten van de brief is zij met haar auto achteruit gereden, een verkeersmanoeuvre die tot een bijzondere voorzichtigheid noopt, zonder behoorlijk te letten op verkeersdeelnemers die zich achter haar auto op of nabij die voetgangersoversteekplaats bevonden. Ook de aanwezigheid van een voetgangersoversteekplaats noopt tot bijzondere voorzichtigheid.
Daarmee is verdachte in ernstige mate tekort geschoten in de voorzichtigheid die van bestuurders van motor-rijtuigen mag worden verwacht.
Tijdens het achteruit rijden heeft zij een invalidenwagen aangereden. Door die aanrijding is mevrouw [slachtoffer], die deze invalidewagen bereed, uit haar invalidewagen gevallen. Mevrouw [slachtoffer] heeft als gevolg van de aanrijding een heupfractuur opgelopen.
Uit de ter terechtzitting besproken schriftelijke slachtofferverklaring van 1 december 2006 komt naar voren dat mevrouw [slachtoffer] voor het ongeval zelfstandig in haar eigen huis woonde. Na de operatie aan haar heupfractuur, waarbij zij een herseninfarct heeft doorgemaakt, is zij rolstoelgebonden en woont zij in een verpleeghuis. Zij geeft aan dat ze nooit meer zal kunnen lopen, nooit meer onafhankelijk zal kunnen zijn en dat haar levens-vreugde daardoor is verdwenen.
De ernstige verkeersfouten en de gevolgen daarvan rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat verdachte eerder ernstige verkeersfouten heeft gemaakt en dat verdachte ter terechtzitting er duidelijk blijk van heeft gegeven zich bewust te zijn van de ernstige gevolgen van het ongeval voor mevrouw [slachtoffer] en dat zij het zich zeer aantrekt dat deze gevolgen aan haar schuld te wijten zijn.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
7.2 Bijkomende straf
Op grond van de door verdachte gemaakte ernstige verkeersfouten, bezien ook in het licht van de ernst van de gevolgen die deze verkeersfouten hebben gehad, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de bevoegd-heid motorrijtuigen te besturen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 22c en 22d
Wegenverkeerswet 1994 art. 6, 175 (oud) en 179
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van honderd (100) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door vijftig (50) dagen hechtenis.
De taakstraf moet worden voltooid binnen de termijn van één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes (6) maanden.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.G. Odink, voorzitter,
mrs. R.E.A. Toeter en M.S.F. Voskens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A.M. Jansen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2006.