ECLI:NL:RBHAA:2006:BA3685
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige
Op 6 december 2006 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Haarlem een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige afgewezen. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, die zich zorgen maakte over de situatie van de minderjarige, die onder toezicht van de ouders staat. Tijdens de zitting, die op 28 november 2006 plaatsvond, zijn zowel de moeder als de vader van de minderjarige gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. De moeder had vrijwillige hulpverlening ingeschakeld en was van mening dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk was. Ze gaf aan dat ze samen met de minderjarige hulp accepteerde en dat er geen zorgen waren vanuit de school over de ontwikkeling van de minderjarige.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de huidige vrijwillige hulpverlening voldoende is en dat de moeder bereid is om verdere hulp te accepteren indien nodig. De Raad had gesuggereerd dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was om een breder perspectief op de situatie te krijgen, maar de kinderrechter oordeelde dat de vrijwillige hulpverlening op dit moment adequaat is. De vader uitte zijn zorgen over de situatie en was van mening dat de problemen van de moeder niet in een vrijwillig kader konden worden opgelost, maar de kinderrechter oordeelde dat de maatregel van ondertoezichtstelling pas aan de orde kan komen als minder ingrijpende maatregelen falen.
De kinderrechter heeft uiteindelijk het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de overweging dat de minderjarige momenteel niet op een minder ingrijpende wijze kan worden beschermd. De beschikking is openbaar uitgesproken en de kinderrechter heeft de beslissing gemotiveerd op basis van de relevante wetgeving, waarbij hij benadrukte dat ondertoezichtstelling een 'ultimum remedium' is.