ECLI:NL:RBHAA:2006:BA6150

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501239-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Steenmetser - Bakker
  • mrs. Toeter
  • mrs. Odink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne door koerier op Schiphol

Op 5 december 2006 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 september 2006 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk ongeveer 4548,8 gram cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte, geboren op een onbekende datum en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in P.I. Flevoland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Het openbaar ministerie was ontvankelijk in zijn vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen geacht. De verdachte is schuldig bevonden aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 31 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een straf van 27 maanden opgelegd, rekening houdend met de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van het in beslag genomen vliegticket, claimtag en mobiele telefoon bevolen, omdat deze voorwerpen zijn gebruikt bij het bewezenverklaarde feit.

De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, in acht genomen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/501239-06
Uitspraakdatum: 5 december 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 4548,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
hij op 25 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 4548,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Vordering van de officier van justitie en motivering van de sanctie
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het tenlastegelegde feit bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank verdachte veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van eenendertig (31) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen vliegticket, de claimtag en de mobiele telefoon van het merk Sony Ericsson verbeurd verklaard worden.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 4548,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Gelet op de straf die de rechtbank in soortgelijke zaken gewoon is op te leggen, zal zij een iets lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.3 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten het vliegticket, de claimtag en de mobiele telefoon, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die aan verdachte toebehorende voorwerpen is begaan.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van zevenentwintig (27) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Vliegticket SURINAM AIRWAY
- 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zilver SONY ERICSSON
- 1.00 STK Claimtag
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Steenmetser - Bakker, voorzitter,
mrs. Toeter en Odink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Antonos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2006.