ECLI:NL:RBHAA:2006:BD2482

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/035092-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Tielenius Kruythoff
  • Bracco Gartner
  • Kalden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel, mensensmokkel en valsheid in geschrift met betrekking tot bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 mei 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mensenhandel, mensensmokkel en valsheid in geschrift. De tenlastelegging omvatte onder andere het aanwerven van een vrouw met het oogmerk haar in Nederland seksuele handelingen te laten verrichten tegen betaling. De verdachte zou in de periode van 17 februari 2004 tot en met 21 februari 2004 samen met anderen een vrouw uit Roemenië naar Nederland hebben gehaald en haar woonruimte hebben geregeld, terwijl hij wist dat haar verblijf wederrechtelijk was. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij in de periode van 1 mei 2003 tot en met 17 maart 2004 meermalen valse inkomstenverklaringen had ingediend bij de Sociale Dienst, waardoor hij onterecht bijstandsuitkeringen ontving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in haar vordering, omdat de verdachte meer dan € 6.000,00 aan onterecht ontvangen uitkeringsgelden had ontvangen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel, mensensmokkel en valsheid in geschrift.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en gelastte de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar. Tevens werden drie telefoontoestellen verbeurd verklaard, die waren gebruikt bij de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, vooral gezien het feit dat de verdachte nog in een proeftijd liep voor soortgelijke strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/035092-04 (+ 15/035291-01 TUL)
Uitspraakdatum: 9 mei 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 april 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
verblijvende aan [verblijfplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 25 april 2006 ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 februari 2004 tot en met 21 februari 2004 te Amsterdam en/of te Wijk aan Zee en/of te Haarlem en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één vrouw ([betrokkene1]),
- heeft aangeworven, mede genomen en/of heeft ontvoerd met het oogmerk die persoon in een ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens):
- een geldbedrag overgemaakt naar het buitenland (waarmee [betrokkene1] haar busreis heeft betaald) en/of voornoemde [betrokkene1] vanuit Roemenie naar Nederland gehaald en/of laten halen of komen en/of
- voor [betrokkene1] een woonruimte geregeld beschikbaar gesteld en/of
- een of meer afspra(a)k(en) gemaakt met (betalende) personen/klanten die vervolgens seksuele handelingen met [betrokkene1] hebben verricht en/of
- [betrokkene1] naar die personen/klanten gebracht en/of laten brengen en hen vervolgens weer opgehaald of laten ophalen.
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 oktober 2003 tot en met 17 maart 2004 te Amsterdam, en/of te Beverwijk en/of elders in Nederland [betrokkene2] en/of [betrokkene1] en/of [betrokkene3] alias [alias] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland en/of daartoe eerder genoemde perso(o)n(en) uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, tegen betaling van een geldbedrag of een in het vooruitzicht gestelde beloning en/of te verwachten werkzaamheden/inkomsten (exploitatie escortbureau, althans werkzaamheden voor (een) prostituee(s)), advertenties gezet in dagbladen en/of telefoongesprekken aangenomen van personen die op zoek waren naar (onder andere voornoemde) vrouwen als zijnde prostituees en/of voornoemde vrouwen (als prostituees) naar de adressen gebracht alwaar klanten op hen wachten en/of voornoemde vrouwen bij hun woonadres teruggebracht en/of voor voornoemde vrouwen woonruimten gezocht en/of woonruimte ter beschikking gesteld, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
3.
PRIMAIR:
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 tot en met 17 maart 2004 onder meer op of omstreeks
- 5 mei 2003 (doorgenummerde pagina 475) en/of
- 5 augustus 2003 (doorgenummerde pagina 482) en/of
- 6 oktober 2003 (doorgenummerde pagina 486) en/of
- 8 maart 2004 (doorgenummerde pagina 496)
te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk en/of te Haarlem, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten (een) Inkomstenverklaring Algemene Bijstandswet van de Sociale Dienst te Haarlem, waarin opgave moest worden gedaan van (onder meer) inkomsten en werkzaamheden en/of huisvestingssituatie - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk ingevuld en/of vermeld dat hij geen inkomsten had ontvangen en/of geen werkzaamheden had verricht en/of zijn huisvestingssituatie niet was gewijzigd, zulks terwijl in werkelijkheid verdachte in genoemde periode werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten heeft ontvangen en/of zijn huisvestigingssituatie was gewijzigd, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
SUBSIDIAIR:
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 to en met 17 maart 2004 te Wijk aan Zee, gemeente Beverwijk, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering van de Sociale Dienst, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging met betrekking tot feit 1 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
2.1 De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting onder meer aangevoerd dat het openbaar ministerie ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dergelijke strafbare feiten volgens de richtlijn van de Sociale Dienst eerst worden vervolgd als het teveel aan uitkeringsgelden een bedrag van € 6.000,00 overstijgt.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Op pagina 084 van het proces-verbaal van de politie Kennemerland staat vermeld dat verdachte een alleenstaande uitkering krachtens de Algemene bijstandswet heeft genoten in de periode van 23 januari 2003 tot en met 29 februari 2004, te weten gedurende 13 maanden. Tevens wordt na onderzoek dienaangaande geconcludeerd dat verdachte door zijn handelswijze ongeveer € 12.000,00 onverschuldigd aan uitkeringsgelden heeft ontvangen, uitgaande van verzwegen werkzaamheden en inkomsten sedert januari 2003.
Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de periode van 1 mei 2003 tot en met 17 maart 2004 circa € 7404,00 en dus meer dan € 6.000,00 aan onverschuldigde uitkeringsgelden heeft ontvangen. Het openbaar ministerie kan derhalve worden ontvangen in haar vordering.
Er zijn voorts geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het verblijf in Nederland van de onder 2 in de tenlastelegging genoemde dames overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 12 van de Vreemdelingenwet houdt het rechtmatige verblijf gedurende de zogenaamde vrije termijn op te bestaan als de betrokkene arbeid voor een werkgever verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat genoemde vrouwen als prostituee werkzaamheden hebben verricht voor verdachte, die - gelet op de gezagsrelatie die tussen hen bestond - als werkgever kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 12 van de Vreemdelingenwet wordt het verblijf van die vrouwen in Nederland om die reden van rechtswege wederrechtelijk, wat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank ook heeft geweten. Verdachte heeft zich immers door juristen laten adviseren over de rechtspositie van vreemdelingen in Nederland en over wat in het kader van het verrichten van werkzaamheden in de escortbranche wel of niet is toegestaan.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
hij in de periode van 17 februari 2004 tot en met 21 februari 2004 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander één vrouw ([betrokkene1]) heeft aangeworven met het oogmerk die persoon in een ander land (Nederland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, immers hebben verdachte en zijn mededader:
- een geldbedrag overgemaakt naar het buitenland (waarmee [betrokkene1] haar busreis heeft betaald) en voornoemde [betrokkene1] vanuit Roemenië naar Nederland laten komen en
- voor [betrokkene1] woonruimte geregeld.
2.
hij in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 17 maart 2004 in Nederland [betrokkene2] en [betrokkene1] en [betrokkene3] alias [alias] uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland en daartoe eerder genoemde personen uit winstbejag gelegenheid heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, tegen te verwachten werkzaamheden/ inkomsten (exploitatie escortbureau), advertenties gezet in dagbladen en telefoongesprekken aangenomen van personen die op zoek waren naar (onder andere voornoemde) vrouwen als zijnde prostituees en voornoemde vrouwen als prostituees naar de adressen gebracht alwaar klanten op hen wachtten en/of voornoemde vrouwen bij hun woonadres teruggebracht en voor voornoemde vrouwen woonruimten gezocht en woonruimte ter beschikking gesteld, terwijl hij, verdachte, wist dat dat verblijf wederrechtelijk was.
3. PRIMAIR:
hij in de periode van 1 mei 2003 tot en met 17 maart 2004 onder meer op 5 mei 2003 en 5 augustus 2003 en 6 oktober 2003 en 8 maart 2004 te Haarlem meermalen een geschrift - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een Inkomstenverklaring Algemene Bijstandswet van de Sociale Dienst te Haarlem, waarin opgave moest worden gedaan van onder meer inkomsten en werkzaamheden en huisvestingssituatie - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk ingevuld dat hij geen inkomsten had ontvangen en geen werkzaamheden had verricht en/of zijn huisvestingssituatie niet was gewijzigd, zulks terwijl in werkelijkheid verdachte in genoemde periode werkzaamheden heeft verricht en inkomsten heeft ontvangen en/of zijn huisvestingssituatie was gewijzigd, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze, voor zover bewezen verklaard, verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van een persoon aanwerven met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde;
2. Medeplegen van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd;
3. Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie en de motivering van de sancties
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts vordert de officier van justitie verbeurdverklaring van de onder verdachte is beslag genomen drie telefoontoestellen en toewijzing van de vordering tot ten uitvoer legging van een voorwaardelijke veroordeling tot één jaar gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van deze rechtbank d.d. 20 februari 2002.
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting, is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich aan een drietal strafbare feiten schuldig gemaakt.
Ten eerste heeft hij zich schuldig gemaakt aan strafbare exploitatie van prostitutie door samen met een ander voor een vrouw de busreis vanuit Roemenië naar Nederland te betalen en voor die vrouw woonruimte te regelen, teneinde te bewerkstelligen dat zij zich beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling. Daarnaast heeft hij zich meermalen schuldig gemaakt aan mensensmokkel door uit winstbejag het illegaal verblijf van vrouwen afkomstig uit Oost-Europa te faciliteren door hen de gelegenheid te geven werkzaamheden in de prostitutie te verrichten. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in Nederland en andere Schengenlanden doorkruist, maar wordt ook bijgedragen tot het instandhouden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het beeld en de positie van de legale vreemdeling daardoor kan worden geschaad. Tot slot heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift waardoor verdachte gedurende een periode van zeven maanden ten onrechte een bijstandsuitkering heeft ontvangen.
De rechtbank tilt zwaar aan het feit dat verdachte deze ernstige strafbare feiten heeft gepleegd terwijl hij nog in een proeftijd liep terzake een veroordeling voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte was derhalve een gewaarschuwd man.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is, nu zij de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke opgelegde langdurige vrijheidsstraf zal gelasten.
Tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf (15/035291-01)
Bij vonnis van 20 februari 2002 heeft de meervoudige strafkamer voor de behandeling van strafzaken in de arrondissementsrechtbank te Haarlem verdachte wegens - kort gezegd - medeplegen van overtreding van artikel 250a Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd, (onder meer) ver¬oor¬deeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren onder de voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat genoemde niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Voorts heeft de rechtbank bevonden dat de vordering gegrond is nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte voornoemde voorwaarde niet heeft nageleefd. Daarom behoort de gevorderde tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf te worden gelast.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven drie telefoontoestellen dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 met behulp van die telefoontoestellen, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 47, 57, 197a, 225, 250a van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf, groot ÉÉN JAAR, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in de arrondissementsrechtbank te Haarlem d.d. 20 februari 2002 (parketnummer 15/035291-01).
Verklaart verbeurd:
- één Panasonic EB-GD52 telefoontoestel
- één Nokia 3310 telefoontoestel (imei 351504001785613)
- één Nokia 3310 telefoontoestel (imei 351456808969645)
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door mr. Tielenius Kruythoff, voorzitter,
mrs. Bracco Gartner en Kalden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 mei 2006.
Mr. Kalden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.