ECLI:NL:RBHAA:2006:BD2505

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630880-05
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Goossens
  • mrs. Mateman
  • mr. Voskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van stiefdochter met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 7 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van zijn stiefdochter. De tenlastelegging omvatte twee feiten, waarbij de verdachte op verschillende tijdstippen zijn stiefdochter zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zorgvuldig gewogen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het eerste feit, de verkrachting van de stiefdochter op 25 november 2005, wettig en overtuigend bewezen is. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij op die dag in haar slaap werd gestoord en met geweld tot seks werd gedwongen. De politie vond haar in een geschrokken toestand met zichtbare verwondingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als overtuigender beoordeeld dan die van de verdachte.

Ten aanzien van het tweede feit, dat betrekking had op een andere stiefdochter, heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat er sprake was van onvrijwillige seks. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer in het verleden vrijwillig seks met de verdachte had gehad en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat er dwang was uitgeoefend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat het tweede feit niet bewezen was. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630880-05 en 10/631025-05 (TUL)
Uitspraakdatum: 7 december 2006
Tegenspraak
STRAFVONNIS
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
hij op of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2004 tot en met 25 november 2005 te Haarlem (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte (telkens) zijn penis in de vagina en/of de anus en/of de mond van de [slachtoffer1] gebracht en/of gehouden en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte die [slachtoffer1] (telkens) bij de armen vastpakte en/of vasthield en/of aan haar haren trok en/of de benen van die [slachtoffer1] uit elkaar heeft geduwd en/of gehouden en/of haar handen vasthield (terwijl hij op haar ging liggen) en/of die [slachtoffer1] in het gezicht sloeg en/of haar bij de keel greep en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2004 tot en met 14 januari 2005 te Haarlem (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer2] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer2], hebbende verdachte die [slachtoffer2] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer2] duwde/bracht, en (telkens) bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die [slachtoffer2] (meermalen) heeft geslagen en/of een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond en/of dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de mond heeft geduwd/gebracht en/of (aldus) (telkens) voor die [slachtoffer2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Gedeeltelijke vrijspraak en bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
3.1.1. Gedeeltelijke vrijspraak.
[slachtoffer1] is ter terechtzitting als getuige gehoord. Zij heeft ter zitting verklaard dat zij bij het eerste seksuele contact met verdachte en bij het laatste seksuele contact met verdachte op 25 november 2005, aan verdachte duidelijk te kennen heeft gegeven geen seks met hem te willen.
[slachtoffer1] geeft met betrekking tot de seksuele contacten die zij en verdachte in de tussenliggende periode hebben gehad aan, dat zij niet duidelijk heeft gemaakt dat zij geen seksueel contact met verdachte wilde en dat zij verliefd op verdachte werd. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat deze seksuele contacten onvrijwillig zijn geweest. Ten aanzien van het eerste seksuele contact bestaat er voor de rechtbank onduidelijkheid over het tijdstip waarop dit contact plaatsgevonden zou hebben en derhalve of dit binnen de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden.
3.1.2.Bewijsoverweging.
De rechtbank is van oordeel dat de verkrachting van [slachtoffer1] op 25 november 2005 wettig en overtuigend bewezen kan worden en grond haar beslissing op de volgende feiten en omstandigheden.
[slachtoffer1] heeft op 25 november 2005 hevig overstuur het alarmnummer 112 gebeld, daar zij op die datum, naar eigen zeggen, was verkracht. De politie heeft haar buiten de woning, blootvoets, geschrokken en in tranen aangetroffen. [slachtoffer1] maakte op de politie een geschrokken indruk. De politie heeft geconstateerd dat zij aan de rechterzijde van de hals een bloeduitstorting van ongeveer 10 centimeter lang bij 5 centimeter breed had. Ter plaatse is [slachtoffer1] onderzocht door een ambulancebroeder die een kneuzing aan de nek constateerde. [slachtoffer1] heeft steeds verklaard, ook onder ede tijdens de terechtzitting, dat zij op die dag in haar slaap gestoord is en vervolgens met geweld tot seks is gedwongen.
De verklaringen die hierover door het slachtoffer zijn afgelegd zijn voor de rechtbank overtuigender dan de verklaring die verdachte geeft voor hetgeen die ochtend tussen hem en [slachtoffer1] zou hebben plaatsgevonden.
3.2 Vrijspraak ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd en wijst daarbij op het volgende:
[slachtoffer2] is tot twee keer toe met verdachte meegegaan naar het Van der Valk hotel om daar seks met verdachte te hebben.
De eerste keer is zij, volgens haar zeggen, in het hotel met een pistool bedreigd waarna zij aangaf geen seks meer met verdachte te willen. Tegen haar wil zou vervolgens toch seksueel contact plaats hebben gehad. Dit heeft haar er niet van weerhouden om hierna in het hotel te blijven slapen bij verdachte noch om een tweede keer naar voornoemd hotel te gaan om seks met verdachte te hebben. Ten aanzien van die tweede keer heeft zij niet kunnen aangeven op welke manier dwang op haar is uitgeoefend en op welke wijze zij kenbaar gemaakt heeft geen seks met verdachte te willen hebben. Op grond van het voorgaande is de rechtbank niet overtuigd dat [slachtoffer2] onvrijwillige seks met verdachte heeft gehad. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt niet eenduidig dat zich voor [slachtoffer2] een bedreigende situatie heeft voorgedaan. Verdachte dient derhalve van het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
3.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 25 november 2005 te Haarlem door geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte zijn penis in de vagina gebracht en gehouden en bestaande dat geweld hierin dat verdachte de benen van die [slachtoffer1] uit elkaar heeft geduwd en gehouden en die [slachtoffer1] in het gezicht sloeg en haar bij de keel greep.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.4 Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
3.4.1 De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, houdt onder meer het volgende in:
U houdt me de aangifte van [slachtoffer1] voor met betrekking tot de gebeurtenissen van de nacht van 24 op 25 november 2005. We hebben toen seks gehad.
3.4.2 Getuigenverklaring:
De verklaring van getuige [slachtoffer1], zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 november 2006 houdt onder meer het volgende in:
[verdachte] begon mij op 25 november 2005, toen ik sliep, te slaan. Ik probeerde terug te slaan, maar dat lukte niet. Toen gebeurde het. Desgevraagd geef ik aan dat ik met ‘het’, geslachtsgemeenschap bedoel. Ik heb heel duidelijk gemaakt dat ik geen seks wilde.
3.4.3 Processen-verbaal:
1 Een in wettelijke vorm opgemaakt en op 26 november 2005 gesloten proces-verbaal, genummerd PL1234/05-145051, dossierpagina 11 van de opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar], werkzaam bij de politie Kennemerland/Haarlem.
Dit proces-verbaal houdt- zakelijk weergegeven- onder meer in:
Als verklaring van aangeefster [slachtoffer1] tegenover verbalisanten:
Gisteren sloeg [verdachte] mij met zijn handen op mijn gezicht en hield hij mij bij mijn keel en onderkaak vast met zijn hand. Hierna deed [verdachte] met zijn handen mijn benen open. Ik probeerde hem bij zijn borst weg te duwen.
2 Een in wettelijke vorm opgemaakt en op 25 november 2005 gesloten proces-verbaal, genummerd PL1277/05-145051, dossierpagina 10[verbalisant]e opsporingsambt[verbalisant]en [opsporingsambtenaren] werkzaam bij de politie Kennemerland/Haarlem.
Dit proces-verbaal houdt- zakelijk weergegeven- onder meer in:
Als bevindingen van verbalisanten:
Op vrijdag 25 november 2005, kreeg ik, verbalisant [verbalisant], te horen dat zojuist het noodnummer 112 was gebeld door een meisje van 16 jaar oud die met spoed de komst van de politie had verzocht. Het adres betrof de woning [a-straat] te Haarlem. Ter plaatse gekomen op de 3e verdieping troffen de verbalisanten [ve[verbalisant]isanten] een meisje aan. Wij zagen dat zij op blote voeten liep. Het meisje maakte een geschrokken indruk op ons. Wij vonden dat zij angstig uit haar ogen keek en zagen dat het meisje tranen had gelaten. Wij, zagen aan de rechterzijde van haar hals een blauw/paarse bloeduitstorting van ongeveer 10 cm lang bij 5 cm breed. Ik, verbalisant [verbalisant], vroeg of zij 112 had gebeld. Ik, verbalisant [verbalisant], zag dat het meisje ja knikte. Hierop vroeg ik, verbalisant [verbalisant] of zij zojuist was verkracht. Hierop hoorden wij, verbalisanten [verbalisanten] dat het meisje “ja” zeggen en hierop zagen wij dat zij begon te huilen.
Gezien het zichtbare letsel aan de hals van [slachtoffer1] werd een ambulance verzocht te komen aan het politiebureau Spaarne Oost. [slachtoffer1] werd door een ambulancebroeder onderzocht aan haar hals en nek. Gezien de ernst van de kneuzing werd dringend geadviseerd naar het ziekenhuis te gaan voor nader onderzoek.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Verkrachting.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en heeft gevorderd dat ter zake een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden zal worden opgelegd, waarvan een gedeelte, te weten 12 (twaalf) maanden vooralsnog niet ten uitvoer behoeft te worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke strafbare feiten te begaan. Zulks met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts vordert hij teruggave van de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon en toewijzing van de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer2].
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte rapport van 20 december 2005 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn stiefdochter door haar, op hardhandige wijze te dwingen tot geslachtsgemeenschap. Het feit dat het slachtoffer eerder wel vrijwillig seks had gehad met haar stiefvader, doet daar niet aan af. Wel zal de rechtbank met deze omstandigheid bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening houden.
Verdachte heeft door zijn handelwijze ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn stiefdochter en op grove wijze het vertrouwen dat zij in hem stelde - en ook mocht stellen - beschaamd. De rechtbank acht de mogelijkheid niet uitgesloten dat de stiefdochter ten gevolge hiervan in de toekomst psychisch nadeel zal ondervinden.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare soortgelijke feiten te begaan. Deze straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van een groot deel van de tenlastegelegde feiten.
6.3 Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2000,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
Nu de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde feit niet bewezen acht, zal zij deze vordering afwijzen.
6.4 Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Bij vonnis van 25 februari 2005 heeft de politierechter te Rotterdam betrokkene ter zake van bedreiging en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden. Ten aanzien van dat strafdeel is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat betrokkene zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is nog niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat genoemde, niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van Justitie daarin ontvankelijk is.
6.5 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Gelast zal mitsdien worden, gelet op artikel 14g van het wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c en 242 Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 2. tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) MAANDEN met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK GSM-toestel Kl: zilver, Samsung VGA met oplader
Wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer2].
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie opgelegd in de zaak met parketnummer 10/631025-05 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf, groot 2 (twee) MAANDEN opgelegd bij vonnis van de politierechter te Rotterdam d.d. 25 februari 2005.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Goossens, voorzitter,
mrs. Mateman en Voskens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. Blijleven en Jonker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2006.
Mr. Voskens is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.