RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 10897
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2006
Het bestuur van de Vereniging Oud-Edam,
gevestigd te Edam,
verzoekster,
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,
verweerder,
derde partij,
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
gevestigd te Purmerend.
Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft verweerder aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: vergunninghouder) vrijstelling en vergunning verleend voor de aanleg van een tijdelijk parkeerterrein voor maximaal 60 parkeerplaatsen naast de Singelweg te Edam-Volendam, kadastraal bekend onder sectie C nummer 4362.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 2 november 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 2 november 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 8 januari 2007, alwaar namens verzoekster zijn verschenen C.G. Veth, voorzitter van verzoekster, en J. de Jong. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. O. de Meij en drs. K. Kooijman, beiden werkzaam bij de gemeente Edam-Volendam. Tevens was namens de vergunninghouder ing. J.J. Bosschaart, projectadviseur bij de vergunninghouder, ter zitting aanwezig.
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Op 22 mei 2006 heeft de vergunninghouder een aanvraag om een vergunning ingediend voor het tijdelijk inrichten van een parkeerterrein ten behoeve van 60 auto's in het weiland bij de Singelweg te Edam. Het verzoek ziet op een periode van vier jaar, gedurende welke in verband met een reorganisatie 100 extra werknemers werkzaam zullen zijn in het kantoor van Edam.
2.3 In artikel 17, eerste lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is bepaald dat burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling kunnen verlenen van dat plan. De termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
Ingevolge artikel 19 Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) wordt vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de wet slechts verleend, indien aannemelijk is, dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven respectievelijk voortduren.
2.4 Het onderhavige perceel valt onder het bestemmingsplan "Stadsgezicht Edam.". Op de plankaart van dit bestemmingsplan is deze grond aangewezen voor "agrarische doeleinden". Het gebruik en de aanleg van het parkeerterrein op deze grond is in strijd met het bestemmingsplan en om de aanleg en het gebruik als parkeerterrein mogelijk te maken is vrijstelling van het bestemmingsplan nodig.
2.5 Verweerder heeft gebruik gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheid krachtens artikel 17, eerste lid, WRO. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat in het kantoor van de vergunninghouder te Edam het aantal werkplekken tijdelijk wordt uitgebreid tengevolge van een reorganisatie. Omdat het aantal parkeerplekken voor de kantoren niet meer toereikend is, zal het centrum van Edam - dat al een zware parkeerlast heeft - extra belast worden met zoekverkeer naar parkeerruimte. Verweerder wijst erop dat het betreffende weiland slechts tijdelijk, met een maximumduur van vier jaar, als parkeerterrein zal worden gebruikt en dat een contract met de vergunninghouder is gesloten krachtens welke de vergunninghouder gehouden is het terrein na vier jaar weer in de oude staat op te leveren. Volgens verweerder is deze locatie het minst storend en wordt het stadsgezicht van Edam hiermee minimaal aangetast. Aanwonenden van het weiland ondervinden volgens verweerder geen hinder. Bovendien zal het parkeerterrein in open bestrating door middel van graskeien worden aangelegd waardoor het terrein geen steenmassa wordt maar een groene uitstraling blijft houden.
2.6 Verzoekster kan zich niet met de realisering van het parkeerterrein verenigen en verzet zich tegen de verleende vrijstelling en vergunning. De grieven van verzoekster betreffen onder meer de noodzaak en tijdelijkheid van de parkeergelegenheid, de aantasting van de openheid en het beschermd stadsgezicht van Edam, alsmede de verkeersaantrekkende werking en de effecten daarvan op de luchtkwaliteit.
2.7 De voorzieningenrechter overweegt dat uit de tekst van artikel 17 WRO en de toelichting daarop blijkt dat de in deze bepaling voorziene vrijstellingsmogelijkheid, met gebruikmaking waarvan kan worden afgeweken van een geldend bestemmingsplan, slechts open staat in gevallen waarin het gaat om een als tijdelijk beoogde afwijking van dat bestemmingsplan. De termijn waarvoor vrijstelling ex artikel 17 WRO kan worden verleend bedraagt maximaal vijf jaren.
2.8 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State biedt de omstandigheid dat de verleende vrijstelling voor maximaal vijf jaren is verleend op zichzelf onvoldoende waarborg dat slechts sprake is van een tijdelijke situatie. Teneinde het tijdelijke karakter te mogen aannemen, dienen daartoe concrete, objectieve gegevens voorhanden te zijn. Bij het ontbreken daarvan is toepassing van artikel 17 WRO niet mogelijk.
2.9 Hetgeen verweerder heeft aangevoerd ter onderbouwing van de tijdelijkheid van de parkeergelegenheid biedt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende waarborgen dat dit parkeerterrein binnen de aangegeven termijn van vier jaar zal zijn verwijderd. Anders dan verweerder heeft gesteld, biedt de tussen verweerder en vergunninghouder voor de duur van vier jaar afgesloten huurovereenkomst onvoldoende zekerheid dat het perceel na vier jaren niet meer zal worden gebruikt als parkeerterrein. Een verlenging van de huurovereenkomst is niet nadrukkelijk uitgesloten en artikel 12 van de overeenkomst biedt aan de vergunninghouder de mogelijkheid om, na toestemming van verweerder, het huurrecht van de grond geheel of gedeeltelijk aan derden te verhuren, dan wel in gebruik of medegebruik af te staan.
2.10 De voorzieningenrechter acht verder van belang dat weliswaar uit de stukken en de toelichting van de vergunninghouder ter zitting blijkt dat bij hem de intentie bestaat om begin 2010 te verhuizen naar een kantoorgebouw in Alkmaar, ten gevolge waarvan de kantoorgebouwen in Edam niet langer zullen worden gebruikt, maar dat er geen objectieve garantie is dat de lokatie in Alkmaar dan ook daadwerkelijk beschikbaar zal zijn.
2.11 Bovendien heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende kunnen weerleggen dat er geen structurele toename van de parkeerbehoefte bestaat. Verweerder heeft immers aangegeven dat in het centrum van Edam een grote parkeerdruk bestaat en na de verhuizing van de vergunninghouder blijft in Edam parkeerbehoefte bestaan voor de personen die in de leegkomende gebouwen zullen gaan werken.
2.12 Gelet op vorenstaande is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 19 Bro 1985. Verweerder is dan ook niet bevoegd om met toepassing van artikel 17 WRO vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor de inrichting van een parkeerterrein. Dit betekent dat het primaire besluit naar verwachting in de bezwaarprocedure geen stand zal kunnen houden en de voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.13 De overige grieven hoeven derhalve geen bespreking. Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog wel het volgde op.
2.14 Verweerder is in zijn reactie op de ingediende zienswijzen wel ingegaan op de stelling van verzoekster dat de luchtkwaliteit zal verslechteren door de aanleg van het parkeerterrein. Maar noch uit deze reactie noch uit het primaire besluit is op te maken of verweerder een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van het besluit op de luchtkwaliteit heeft verricht. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is echter niet op voorhand uitgesloten dat het besluit een verslechtering van de luchtkwaliteit met zich kan brengen, hetgeen onder de werking van het Besluit luchtkwaliteit 2005 betekent dat verweerder wel een zodanig onderzoek dient te verrichten.
2.15 De voorzieningenrechter heeft dienaangaande overwogen dat bij de aanleg van een parkeerterrein met een omvang als hier aan de orde in beginsel een onderzoek moet worden gedaan naar de effecten hiervan op de luchtkwaliteit en dat niet kan worden volstaan met de uitleg van verweerder, als gedaan in de reactie op de zienswijzen, waarin verweerder zich heeft gebaseerd op aannames en verwachtingen. Bovendien is ter zitting gebleken dat er in het kader van de ontwikkeling van een uitbreidingsplan klaarblijkelijk een verslechtering van de luchtkwaliteit is te verwachten op de Singelweg, waaraan het parkeerterrein is gesitueerd. In de besluitvorming van verweerder is niet gebleken dat met dit aspect rekening is gehouden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan de door verweerder gegeven motivering het besluit niet dragen indien een onderzoek naar de luchtkwaliteit ontbreekt.
2.16 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat verzoekster voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
3.1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
3.2 schorst het besluit van 24 oktober 2006 tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
3.3 bepaalt dat de gemeente Edam-Volendam het door verzoekster betaalde griffierecht van € 281,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, en op 10 januari 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.