ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ6781

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630833-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Fortuin
  • mrs. Monster
  • mrs. Goedhuis-Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en drugshandel door ambtenaar in detentiecentrum Schiphol-Oost

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) in detentiecentrum Schiphol-Oost. De verdachte is beschuldigd van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en verduistering van zaken die bestemd zijn voor de bevoegde macht. De tenlastelegging omvatte onder andere het verkopen en aanwezig hebben van cocaïne, alsook het verduisteren van slikkersbollen die als bewijs dienden in een strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting is de verdediging van de verdachte van mening dat er geen sprake was van verduistering, omdat de slikkersbollen niet aan haar waren toevertrouwd in haar functie. De rechtbank heeft dit verweer verworpen en geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de integriteit van de overheid in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630833-06
Uitspraakdatum: 23 januari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 januari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van feit 1 en feit 2 primair ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsoverweging
De raadsvrouw van verdachte is van mening dat verdachte vrij dient te worden gesproken van het hetgeen onder feit 2. primair is tenlastegelegd. Zij acht niet bewezen dat er sprake was van verduistering van zaken die bestemd waren om tot bewijs te dienen, nu het bolletjes betreft die verdachte had verkregen van iemand die reeds op de L-unit van het detentiecentrum op Schiphol-Oost gedetineerd zat. Voor bewijs bestemde bolletjes worden volgens haar enkel verkregen op de daartoe speciaal ingerichte M-unit.
De rechtbank verwerpt dit betoog. De slikkersbollen van gedetineerde Maritsa Daniella Pengel, die zij op de L-unit nog onder zich had en aan verdachte heeft overgedragen, waren blijkens de verklaringen daarover in het dossier, van haarzelf afkomstig en als zodanig bestemd om tot bewijs te dienen van het strafbaar feit waarvan zij werd verdacht.
Voorts acht de raadsvrouw van verdachte niet bewezen dat er sprake was van het onder zich hebben van zaken uit hoofde van haar bediening. De raadsvrouw is van mening dat het hierbij om zaken dient te gaan die een ambtenaar in zijn/haar bediening van zijn functie, van zijn werkgever, de overheid, toevertrouwd heeft gekregen. Verdachte had echter in haar functie geen slikkersbollen toevertrouwd gekregen.
De rechtbank verwerpt dit verweer eveneens. Bewaarders van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), die zoals verdachte, werken in het detentiecentrum Schiphol-Oost, hebben tot taak het bewaren en verzorgen van de aldaar gedetineerde personen. Het merendeel van deze personen wordt verdacht van invoer van verdovende middelen. In afwachting van door hen te produceren bolletjes en/of in afwachting van hun strafzaak, verblijven zij in het detentiecentrum, alwaar zij onder toezicht staan van de genoemde DJI-bewaarders. Naar het oordeel van de rechtbank strekt het toezicht op en de verzorging van deze personen zich zonder meer uit tot de - in afwachting van inbeslagneming door de Koninklijke Marechaussee - door hen geproduceerde en bij hen aangetroffen slikkersbollen. Indien een bewaarder van het detentiecentrum aldaar een zogenaamde slikkersbol aantreft en onder zich neemt, kan het dan ook niet anders zijn dan dat deze bewaarder deze slikkersbol wegens of krachtens zijn functie onder zich heeft.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1.
zij op een tijdstip in de periode van 16 maart 2006 tot en met 16 april 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, en Almere, opzettelijk heeft verkocht en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij het begaan van welk strafbaar feit zij, verdachte, gebruik maakte van gelegenheid en middel haar door haar ambt geschonken, immers had zij, verdachte, toegang tot afdelingen van het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost te Oude Meer in haar hoedanigheid van bewaarder bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, belast met het toezicht op, en de verzorging van aldaar ondergebrachte gedetineerden;
2.
PRIMAIR:
zij op een tijdstip in de periode van 16 maart 2006 tot en met 16 april 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, als ambtenaar (werkzaam als bewaarder bij de Dienst Justitiële Inrichtingen) opzettelijk zaken (te weten zogenaamde slikkersbollen) bestemd om voor de bevoegde macht tot bewijs te dienen, welke zij, verdachte, in haar bediening onder zich had, heeft verduisterd.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B gegeven verbod van de Opiumwet, terwijl hij gebruik maakte van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken.
en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod van de Opiumwet, terwijl hij gebruik maakte van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken.
Feit 2:
Als ambtenaar opzettelijk zaken, die zijn bestemd om voor de bevoegde macht tot bewijs te dienen, welke hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1. en 2. primair tenlastegelegde bewezen en vordert een gevangenis-straf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden met een proeftijd van twee jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland door [rapporteur] uitgebrachte rapport van 8 januari 2007 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten werkzaam als bewaarder in detentiecentrum Schiphol-Oost. In deze hoedanigheid was zij belast met het toezicht op en de verzorging van de aldaar ondergebrachte gedetineerden. Verdachte heeft in die hoedanigheid bolletjes afgenomen van een aldaar gedetineerde vrouw, verdacht van “bolletjesslikken”. De hierdoor verkregen cocaïne heeft verdachte vervolgens verkocht. Door aldus te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan drugshandel en verduistering van bewijsmateriaal. Dit heeft zij gedaan door misbruik te maken van haar functie. De rechtbank neemt haar dit zeer kwalijk. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij op deze manier een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van de drugshandel en alle kwalijke neveneffecten daarvan, maar vooral dat het systeem, waarvan zij als medewerker van DJI in detentiecentrum Schiphol-Oost deel uitmaakt en gericht is op de bestrijding van de invoer en verspreiding van verdovende middelen, door haar handelen wordt ondergraven. Daarnaast heeft zij schade toegebracht aan het vertrouwen dat de samenleving in de overheid stelt. Ambtenaren dienen integer te zijn en zich bewust te zijn van hun bijzondere positie en daar naar te handelen. Dit geldt onverkort voor verdachte, die daartoe op 10 januari 2006 ook de ambtseed heeft afgelegd. Niet alleen heeft zij inbreuk gemaakt op de vooronderstelde integriteit van de overheid door slikkersbollen te verduisteren en te verkopen, ook heeft zij daarmee bijgedragen aan misleiding van het Openbaar Ministerie en de rechtbank, onderdelen van de justitie-organisatie waarvan zijzelf deel uitmaakte.
Dit alles kan er naar het oordeel van de rechtbank niet anders toe leiden dan dat een gevangenisstraf van na te noemen duur zal worden opgelegd.
Slechts in het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en in het feit dat verdachte als gevolg van de onderhavige strafzaak naar alle waarschijnlijkheid zal worden ontslagen bij de DJI, ziet de rechtbank reden een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikel 14a, 14b, 14c, 44, , 57 en 361
Opiumwet: artikel 2 en 10
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWINTIG (20) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Fortuin, voorzitter,
mrs. Monster en Goedhuis-Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Oomen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2007.