Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [eiser] is met ingang van 1 april 2003 in dienst getreden van Woningbedrijf Velsen. Hij vervulde de functie van directeur en was tevens statutair bestuurder van de stichting. Zijn salaris bedroeg €7.762,29 bruto per maand (exclusief emolumenten).
b. Woningbedrijf Velsen is een woningbouwcorporatie. De dagelijkse leiding is in handen van de directeur/bestuurder. Als toezichthoudend orgaan fungeert de Raad van Commissarissen (hierna: RvC).
c. De arbeidsovereenkomst tussen partijen bepaalt onder meer het volgende:
“4. Variabel salaris
4.1 De statutair directeur kan jaarlijks een aanvulling op het vaste salaris verwerven van 10% (uitlopend naar 30%) van het vaste salaris, welk percentage afhankelijk wordt gesteld van de mate waarin door de statutair directeur de met de raad van commissarissen afgesproken kwantitatieve en kwalitatieve resultaten, met inachtneming van de gestelde randvoorwaarden, realiseert.
5. Representatiekosten
5.1 De corporatie kan de statutair directeur een representatiekostenvergoeding verstrekken ten bedrage van € 1.500,= per jaar voor uitgaven die niet behoeven te worden verantwoord in de vorm van nota’s. (…)
5.3 Alle overige door de statutair directeur op persoonlijke titel in het belang van de corporatie gedane uitgaven kunnen door deze worden gedeclareerd.
6. Bedrijfsauto
6.1 Door de corporatie wordt aan de statutair directeur desgewenst een bedrijfsauto ter beschikking gesteld met een cataloguswaarde van € 30.000,= tot € 35.000,= (inclusief BTW/BPM). (…)
7 Pensioen
(…)
7.5
De corporatie maakt met de statutair directeur (aanvullende) afspraken over de opbouw van het (vroeg)pensioen, inclusief het deel dat uitgaat boven de maximeringsgrens, alsmede over de financiële bijdrage door de corporatie. (…)
13 Beëindiging overeenkomst
(…)
13.3 Indien de corporatie de arbeidsovereenkomst met de statutair directeur beëindigt, anders dan vanwege een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW, ontvangt de statutair directeur een afvloeiingssom op basis van de zogenaamde kantonrechtersformule, met dien verstande dat voor de periode van 5 jaar, aanvangende 1 april 2003 en eindigende 1 april 2008, (a) bij de vaststelling van factor A het aantal dienstjaren na weging minimaal op 12 zal worden vastgesteld en (b) dat bij de vaststelling van factor B zullen meetellen: i. het vaste salaris, als bedoeld in artikel 3.”
d. Bij brief van 23 februari 2005 heeft [eiser] onder meer het volgende aan de RvC geschreven:
“(…)
Als directeur/bestuurder heb ik het noodzakelijk geacht de RvC vroegtijdig te informeren over vermeende activiteiten, verhalen en geluiden over Woningbedrijf Velsen en de directeur/bestuurder welke de ronde doen.
Feitelijk komt het erop neer dat Woningbedrijf Velsen overeenkomsten en contracten zou sluiten met derden die niet ten gunste van Woningbedrijf Velsen zijn, waarbij die derde partijen een slechte naam hebben dan wel corrupt zouden zijn.
Tevens wordt in het verlengde hiervan de directeur/bestuurder genoemd die dergelijke contracten zou initiëren. (…)
Bij deze verzoek ik u dan ook de nodige actie te ondernemen, welke leidt tot een aanpak waardoor duidelijkheid ontstaat omtrent voornoemde activiteiten. (…)”
e. De Ondernemingsraad van Woningbedrijf Velsen heeft per email bericht van
2 maart 2005 onder meer het volgende aan alle medewerkers van Woningbedrijf Velsen medegedeeld:
“Bij de medewerkers heerst op dit moment veel onzekerheid over de sturing, het beleid en de communicatie binnen en met ons bedrijf en de gevolgen die dit heeft voor de dagelijkse werkzaamheden en de in/externe relaties.
De Ondernemingsraad heeft dit dan ook in haar jaarlijkse overleg met de Raad van Commissarissen besproken. (…)
De Raad van Commissarissen heeft besloten hiertoe een onderzoek in te stellen.
(…)
Wanneer het onderzoek start is het in ieders belang aan dit onderzoek naar eer en geweten mee te werken ook al bestaat er een zekere onderzoeksmoeheid binnen ons bedrijf. (…)”
f. Op 25 maart 2005 heeft de RvC met [eiser] een beoordelingsgesprek gehouden. Het daarvan opgemaakte verslag vermeldt dat slechts op een van de vier besproken clusters door [eiser] een voldoende wordt gehaald en voorts het volgende:
“Zowel de OR als het MT hebben duidelijke vraagtekens gezet bij het functioneren en de integriteit van [XXX] [eiser]. De prestaties van de organisatie als geheel zijn onvoldoende in de ogen van de Raad. [XXX] [eiser] geeft zelf aan dat de samenwerking met de Raad hem ook moeilijk valt en hij voelt zich onvoldoende gesteund door de Raad.
Het gebrek aan vertrouwen tussen [XXX] [eiser] en zijn personeel is een groot probleem. De Raad constateert dat deze situatie een positieve prestatieontwikkeling van de organisatie duidelijk in de weg staat. De Raad is somber over de mogelijkheden om het vertrouwen tussen [XXX] [eiser] en zijn personeel te herstellen. Op grond van het voorgaande ziet de Raad redelijkerwijs geen mogelijkheden om [XXX] [eiser] langer als directeur/bestuurder van Het Woningbedrijf de handhaven.”
g. In de periode van 22 maart 2005 tot 6 april 2005 heeft in opdracht van de RvC het bedrijf “Greep management- en organisatieontwikkeling” (hierna: Greep) een onderzoek uitgevoerd naar de problematiek binnen Woningbedrijf Velsen.
h. Namens de RvC heeft haar voorzitter bij schrijven van 17 maart 2005 aan de directie, het Management Team (hierna: MT) en de OR van Woningbedrijf Velsen medegedeeld dat in de eerste fase van dat onderzoek de volgende zaken aan de orde zouden komen:
- welke partijen dan wel personen brengen schade toe aan het Woningbedrijf Velsen en/of zijn werknemers;
- wat is de kern van de vertrouwenscrisis die op dit moment schade toebrengt aan de bedrijfsvoering binnen Woningbedrijf Velsen.
i. In haar vergadering van 9 april 2005 heeft de RvC, in het belang van een ongestoorde en snelle voortgang van het onderzoek, unaniem besloten [eiser] te schorsen in de uitoefening van zijn functie als directeur/bestuurder.
j. Voorts heeft de RvC het bedrijf “4iTrust Forensic Services and Investigations B.V.” (hierna: 4iTrust) opdracht gegeven een nader onderzoek te doen naar de mogelijke betrokkenheid van [eiser] bij mogelijke onregelmatigheden en naar diens integriteit in relaties met derden.
k. 4iTrust is een door de Minister van Justitie erkende organisatie in het kader van de “Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus”.
l. 4iTrust heeft haar onderzoek verricht in de periode van 11 mei 2005 tot en met 22 september 2005.
m. Op 30 september 2005 heeft 4iTrust aan de RvC haar rapport uitgebracht. Dit rapport van 4iTrust vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
Oorzaak van de vertrouwenscrisis zou gelegen zijn in twijfels over de integriteit van de directeur/bestuurder en de slechte aansturing zijnerzijds van het WBV. (…)
De mogelijke onregelmatigheden betreffen onder andere:
? De aanschaf van een bedrijfsauto, die mogelijk in strijd is met wat in het arbeidscontract is vastgelegd;
? Mogelijk privé-gebruik van een zakelijke creditcard;
? Mogelijke privé-uitgaven voor het huren van een chalet waarvoor de kosten ten laste zijn gebracht van het Woningbedrijf;
? Verkoop van kantoormeubilair tegen mogelijk niet-marktconforme voorwaarden;
? Inhuur van interim-personeel waarvoor in privé mogelijk commissie wordt ontvangen;
? Mogelijke belangenverstrengeling door betrokkenheid bij andere onderneming(en) die een relatie onderhouden met het Woningbedrijf;
? Oversluiten van verzekeringen zonder overleg;
? Mogelijke onregelmatigheden bij de uitvoering van het aanbestedingsbeleid.
De Raad van Commissarissen van het WBV (hierna: RvC) wenste nader onderzoek te doen naar bovengenoemde punten, met als doel:
? Vast te stellen of er gronden zijn voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder/directeur op grond van ‘dringende redenen’ en
? Vast te stellen dat de relaties met externe partijen integer zijn en dat conform bestaande procedures (bijv. aanbestedingen) wordt gehandeld, dan wel vast stellen dat deze relatie is misbruikt door medewerkers en/of derden ten nadele van het Woningbedrijf.
(…)
Op 1 juli jl. is in overleg met opdrachtgever besloten het onderzoek te splitsen en over de mogelijke betrokkenheid van de directeur/bestuurder van het WBV, de heer [XXX] [eiser] afzonderlijk te rapporteren. Eén en ander houdt in dat eerst gerapporteerd wordt over de status van het onderzoek ten aanzien van een aantal in het Greep-rapport genoemde zaken te weten:
? De aanschaf van een bedrijfsauto mogelijk in strijd met het arbeidscontract;
? Mogelijk privé-gebruik van een zakelijke creditcard;
? Mogelijke privé-uitgaven voor het huren van een chalet ten laste gebracht van het Woningbedrijf;
? Verkoop van kantoormeubilair tegen mogelijk niet-marktconforme voorwaarden;
? Inhuur van interim-personeel waarvoor in privé mogelijk commissie wordt ontvangen.
(…)
Uit het onderzoek is samengevat het volgende gebleken:
3.1 Inhuur van interim-personeel waarvoor in privé mogelijk commissie wordt ontvangen
De inhuur van medewerkers via Delta Impact B.V. kenmerkt zich door de gememoreerde kennelijk buitensporige marges.
Medewerkers verklaren dat zij rechtstreeks dan wel via derden van de heer [eiser] hadden vernomen dat hij commissie ontving over de in te huren medewerkers via Delta Impact.
Zowel de heer [YYY] als de heer [eiser] verklaren dat er betalingen hebben plaatsgevonden aan de heer [eiser], doch dat die betalingen een vergoeding waren voor verleende juridische adviezen, waarvoor geen van de betrokkenen enig document noch factuur kon/wenste te overleggen.
Geconcludeerd wordt dat er door de heer [YYY]/Delta Impact B. V. aan de heer [eiser] vergoedingen zijn betaald die zeer waarschijnlijk betrekking hebben op de inhuur van medewerkers ten behoeve van het WBV.
3.2 Verkoop van kantoormeubilair tegen mogelijk niet-marktconforme voorwaarden
De verkoop van kantoormeubilair heeft plaatsgevonden tegen een zeer gering percentage van de boekwaarde. De noodzaak van verkoop is niet duidelijk geworden. De door de verkoop noodzakelijk geworden aankoop kenmerkt zich door kennelijk buitensporige marges op de verkoop van kantoormeubilair.
(...)
Zowel de heer [YYY] als de heer [eiser] verklaren dat er betalingen hebben plaatsgevonden aan de heer [eiser], doch dat die betalingen een vergoeding waren voor verleende juridische adviezen, waarvoor geen van de betrokkenen enig document noch factuur kon/wenste te overleggen.
Geconcludeerd wordt dat er door de heer [YYY]/Delta Impact B.V. aan de heer [eiser] vergoedingen zijn betaald die mogelijkerwijs mede betrekking hebben op de verkoop van kantoormeubilair aan het WBV.
(…)
7.2.2
Onderzoek naar en identificatie van het meubilair wijst uit dat het gaat om enkele bureaus, ladeblokken, stoelen en tafels door het WBV nieuw aangeschaft in mei 2000 voor een totaalbedrag van fl. 119.599,83 (€ 54.272,00).
De nieuwwaarde van de hiervan aan Eigen Haard verkochte meubels bedraagt minimaal € 20.500,00 het WBV schrijft inventaris lineair in 10 jaar af. Uitgaande van aanschaf begin mei 2000 en verkoop eind 2004 is maximaal 46,67% geschreven.
Het WBV heeft in totaal een bedrag van € 31.500,- (exclusief BTW) betaald voor de levring en montage van 30 bureaus door RPE. De kosten voor RPE met betrekking tot de levering en montage van de bureaus bedroegen in totaal € 19.285,00 (exclusief BTW); derhalve een winstmarge van €12.665,00 ofwel 39,6%.
Uit het onderzoek zijn geen bedrijfseconomische overwegingen bekend geworden waarom enerzijds meubilair werd verkocht aan Eigen Haard voor 10% van de boekwaarde en anderzijds met spoed meubilair uit de boedel van Lucent Technologies werd aangeschaft via RPE, een interim en management consulting bureau op naam van R.A. [YYY]. De boekwaarde op het moment van verkoop bedraagt derhalve ongeveer € 20.500,00 x 46,67% is € 9.567,00.
Op grond van met Eigen Haard gemaakte (prijs)afspraken voor het meubilair is in juni 2005 door de heer [ZZZ] en factuur opgemaakt ter hoogte van € 1005,00. Het verschil tussen de boekwaarde van het meubilair en de verkoopprijs bedraagt derhalve €8.562,00.
(...)
Uit verder onderzoek blijkt dat vlak na de verkoop van het kantoormeubilair aan Eigen Haard kantoormeubilair is ingekocht ten behoeve van de afdeling Wonen.
Met betrekking tot deze inkoop zijn in de financiële administratie de volgende facturen (...), afkomstig van [YYY] Project Engineering (hierna: RPE), aangetroffen:
(...) levering bureaus € 35.700 (incl. BTW)
(...) levering 6 armaturen € 535,50 (incl. BTW)
(...) levering extra bureau op maat gemaakt € 1785,00 (incl. BTW)
(...)
De drie voornoemde facturen zijn voor akkoord door de heer [eiser] geparafeerd.
(...)
3.3 Mogelijke privé-uitgaven voor het huren van een chalet ten laste gebracht van het Woningbedrijf
De heer [AAA], verhuurder van het chalet, heeft verklaard dat de heer [eiser] het chalet reeds in juni 2004 voor twee weken heeft gereserveerd en op respectievelijk 25 juni 2004 en 23 november 2004 heeft betaald. Voorts heeft de heer [AAA] verklaard dat de heer [eiser] geen poging heeft ondernomen om een week te annuleren.
(…)
De heer [eiser] heeft verklaard dat hij twee weken gebruik heeft gemaakt van het chalet en de kosten van een week huur van het chalet zonder toestemming ten laste heeft gebracht van het WBV.
Geconcludeerd wordt dat de heer [eiser] (…) de kosten van een week huur van een chalet te Frankrijk ten laste heeft gebracht van het WBV.
3.4 De aanschaf van een bedrijfsauto mogelijk in strijd met het arbeidscontract
Op grond van de verklaringen van de medewerkers van het Audi Centrum Amsterdam, de verklaring van de heer [eiser], de aangetroffen facturen in de administratie van het WBV en de bepalingen in de arbeidsovereenkomst van de heer [eiser] wordt geconcludeerd dat de heer [eiser] het in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen maximum bedrag ten behoeve van een bedrijfsauto zonder toestemming heeft overschreden met € 10.973,04.
7.4.2. Bevindingen
(,,,)
Voorts wordt in de financiële administratie van het WBV als bijlage bij een schrijven d.d. 14 juli 2004 van de heer [BBB], toenmalig sales manager van het Audi Centrum Amsterdam, een koopcontract d.d. 31 januari 2004 aangetroffen betreffende een Audi A6 2.4 Avant (…). De contractprijs van de Audi A6 bedraagt €52.479,19. Het contract is namens het Woningbedrijf Velsen door de heer [eiser] ondertekend.
(…)
Het WBV ontvangt op 20 april 2004 van het Audi Centrum Amsterdam een factuur met datum 13 april 2004 ter hoogte van € 45.973,04 betreffende de aanschaf van een Audi A6 2.4 Avant geleverd op 14 april 2004. Het WBV maakt een bedrag van € 12.973,02 over aan het Audi Centrum Amsterdam, zijnde het prijsverschil tussen de inruilauto en de nieuwe auto.
(…)
Volgens de heer [BBB] zijn de juiste bedragen:
Aanschaf Audi A6 € 45.973,04
Inruil Audi A4 € 26.494,04
Door het Woningbedrijf te voldoen € 19.479,00”
(…)
Uitgaande van een aanschafprijs van € 45.973,04 voor de Audi A6 heeft de heer [eiser] het in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen maximum bedrag ten behoeve van een bedrijfsauto overschreden met € 10.973,04. Volgens de RvC heeft zij geen kennis gehad van of aan de heer [eiser] toestemming gegeven voor deze overschrijding.
(…)
3.5 Mogelijk privé-gebruik van een zakelijke creditcard
De heer [eiser] beantwoordt vragen over zijn declaratiegedrag niet of nauwelijks inhoudelijk en weet deze kosten niet of nauwelijks te verantwoorden.
Geconcludeerd wordt dat de heer [eiser] zijn declaraties over 2003, 2004 en 2005 niet of nauwelijks verantwoord, dan wel kan verantwoorden. Aannemelijk lijkt dat in een aanzienlijk aantal gevallen er sprake is van uitgaven met een privé-karakter, die (...) ten laste van het WBV zijn gebracht.
(...)
7.5.3 Conclusie
(…)
De heer [eiser] geeft in veel gevallen geen of een onvolledig of niet terzake doend of een niet aannemelijk antwoord op vragen over zijn declaratiegedrag. Met name voor wat betreft cashopames ontbreekt elke verantwoording. Van enige logica of verantwoording achteraf voor cashopnames is niet gebleken. Op vragen over de aard van zakelijk gedeclareerde diners en lunches blijft de heer [eiser] onduidelijk. Opmerkelijk is dat hij bij geen enkele situatie kan aangeven of wil aangeven met wie hij voor welk doel in de restaurants heeft verbleven.
Daar waar het gaat om vragen over declaraties met een afwijkend karakter, qua locatie of gebruik geeft de heer [eiser] aan niet te weten wat de reden van het bezoek is geweest dan wel in wiens gezelschap hij verkeerde.
Op vragen met betrekking tot de aanschaf van etenswaren tijdens tankbeurten op kosten van WBV werd geen antwoord gekregen. Uit onderzoek is bekend geworden dat in twee situaties sprake is geweest van het tegelijkertijd tanken bij twee pompen, wat op een tankbon is gedeclareerd.
Met betrekking tot het declareren op verlof en ziekte dagen werd eveneens een niet aannemelijk antwoord gekregen, aangezien het niet waarschijnlijk wordt geacht dat de heer [eiser] in twaalf situaties een verlofdag heeft laten afboeken, terwijl hij de dag besteedde aan werkzaamheden ten behoeve van WBV.
Meerdere malen wordt door de heer [eiser] gerefereerd aan het directeurencontact en professionalisering als basis voor de declaraties. In een aantal gevallen is door de medewerkers verklaard dat dit niet het geval was, doch dat de uitgaven een privé karakter hadden.
(…)”
n. Bij brief van 24 mei 2006 heeft 4iTrust onder meer het volgende aan Woningbedrijf Velsen geschreven;
“(…)
Vorenstaande schatting is gemaakt op basis van onze onderzoekservaring en geeft aan dat redelijkerwijs gesproken er 257 uur minder aan het onderzoek besteed had hoeven te worden indien de heer [eiser] zijn medewerking had verleend. In financiële zin betekent dit 257 uur tegen een gemiddeld uurtarief van € 175,-- is € 44.975 exclusief BTW.
(…)”
o. Bij beschikking van 6 december 2006 heeft de kantonrechter te Haarlem de arbeidsovereenkomst tussen partijen wegens gewijzigde omstandigheden met ingang van 1 januari 2006 ontbonden onder toekenning aan [eiser] van de volgende vergoeding:
“indien onherroepelijk komt vast staan dat aan [eiser] op basis van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toekomt die lager uitvalt dan €30.000,--, kent de kantonrechter aan [eiser] ten laste van Woningbedrijf Velsen een vergoeding toe als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid van een bedrag, dat tezamen met het bedrag van de contactuele afvloeiingssom €30.000,-- bruto bedraagt;”
p. In zijn beschikking van 6 december 2006 heeft de kantonrechter te Haarlem onder meer het volgende overwogen:
“Nu de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden wegens veranderingen in omstandigheden, kan [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter aanspraak maken op de vergoeding die hem volgens de arbeidsovereenkomst toekomt. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding aan [eiser] in deze ontbindingsprocedure een afzonderlijke vergoeding toe te kennen. Alleen in het geval onherroepelijk komt vaststaan dat aan [eiser] op basis van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst een vergoeding toekomt die lager uitvalt dan €30.000,--, kent de kantonrechter aan [eiser] een vergoeding toe van een bedrag, dat tezamen met het bedrag van de contractuele afvloeiing som
€ 30.000,-- bruto bedraagt.”