ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ8245

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630762-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Dijk
  • mrs. De Vries-vanden Heuvel
  • Koolen-Zwijnenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging moord met voorwaardelijk opzet op slachtoffer tijdens gewelddadige confrontatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer in Zaandam op 10 september 2006. De verdachte heeft het slachtoffer met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door samen met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade het leven van het slachtoffer te beroven, zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot moord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de confrontatie, die plaatsvond in een doodlopende straat, het slachtoffer in de linkerarm, linkerflank en linkerborst gestoken. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten en het slachtoffer in haar overwegingen betrokken en kwam tot de conclusie dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het steken van het slachtoffer tot de dood zou kunnen leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 18 januari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 januari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]n,
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Haaglanden, Jeugd Huis van Bewaring De Sprang, te Den Haag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding en na wijziging van die tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is omschreven, in dier voege dat:
primair:
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, driemaal, althans een- of meermaal(s) met een mes, althans een scherp voorwerp onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong en/of beschadiging van, en/of pijn aan, (een spier in) de arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk driemaal, althans een- of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam te steken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
driemaal, althans een- of meermalen, met een mes, althans een scherp voorwerp, onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam heeft gestoken en/of met een knuppel/stok, althans een voorwerp, met kracht tegen de knie/ het been heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewijsoverweging
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat is bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met diens medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven. Bij de bespreking van het verweer dat namens verdachte is gevoerd, zal de rechtbank haar overwegingen hieromtrent weergeven.
De raadsman van verdachte heeft ter verweer aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen van poging moord of doodslag op [slachtoffer] door verdachte, omdat het plan van de verdachten niet zag op het doden van die [slachtoffer], maar op het geven van klappen. Verder zou het mes dat verdachte heeft gebruikt om [slachtoffer] te steken geen zwaar lichamelijk letsel kunnen aanrichten en is dit ook niet aangericht; een klaplong en een wond aan de linkerarm kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Bewezen is de meer subsidiair tenlastegelegde poging tot medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer], aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zeer nauw betrokken is geweest bij de poging tot moord op [slachtoffer]. Verdachte is in opdracht van mededader [medeverdachte] samen met mededader [medeverdachte] naar de kermis in Zaandam gegaan om het slachtoffer [slachtoffer], de nieuwe vriend van de ex-vriendin van [medeverdachte] - naar eigen zeggen - klappen te geven. Na zich uren op de kermis in Zaandam te hebben bevonden, een geschikt moment afwachtend waarop Gerritsen en [slachtoffer] alleen waren, heeft verdachte uiteindelijk in een doodlopende straat die [slachtoffer] gestoken met zijn mes in naar verdachte dacht de buikstreek van [slachtoffer]. Verdachte heeft [slachtoffer] in diens linkerarm, linkerflank en linkerborst gestoken. [slachtoffer] heeft daarbij een klaplong opgelopen. Terwijl verdachte dit deed stond [slachtoffer] met de rug tegen een muur en stonden verdachte en [medeverdachte] tegenover hem. [medeverdachte] heeft die [slachtoffer] voorafgaand aan het steken met een stok geslagen tegen de knieën. Verdachte en [medeverdachte] zagen zich op een gegeven moment gestoord door een aldaar het slachtoffer te hulp schietende vriend en zijn gevlucht. Daarna zijn verdachte en [medeverdachte] opgehaald door [medeverdachte] met diens auto. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank bij verdachte en [medeverdachte] sprake geweest van kalm en rustig beraad voorafgaand aan het neersteken van [slachtoffer].
Uit het voorgaande blijkt tevens dat [medeverdachte] weliswaar als eerste geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer], maar dat verdachte met het door hem meegevoerde mes [slachtoffer] ernstig heeft verwond door hem in zijn bovenlichaam te steken. Het is gelet op de geconstateerde verwondingen, de aangifte van [slachtoffer], de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte], waaruit blijkt dat verdachte tegen hem heeft gezegd [slachtoffer] meermalen te hebben gestoken en die van [medeverdachte], tegen wie verdachte zou hebben gezegd dat hij [slachtoffer] meermalen en diep heeft gestoken, niet aannemelijk dat het slechts bij één door verdachte toegebrachte steek is gebleven. Het steken met een mes met een lemmet van ongeveer 7,5 centimeter in de borst en linkerflank (oksel) van [slachtoffer] had de dood van die [slachtoffer] kunnen veroorzaken. Verdachte heeft derhalve willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] als gevolg van het steken in diens flank en borst gedood zou worden. Verdachte en [medeverdachte] hebben in die zin hun opzet gericht op het van het leven beroven van [slachtoffer], hetgeen uiteindelijk niet is gelukt. Gelet hierop valt verdachte aan te merken als mededader van de poging tot moord op [slachtoffer].
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
primair:
hij op 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, driemaal met een mes in de flank en in de borst en in de arm van die [slachtoffer] hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot moord.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie
6.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder het primair tenlastegelegde medeplegen van de poging doodslag;
- oplegging van een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- oplegging van een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland, Regio Amsterdam, ook als dit inhoudt dat verdachte zich onder behandeling zal stellen bij het Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie De Waag en dat verdachte tevens zal deelnemen aan de Cognitieve Vaardigheidstraining bij de Reclassering Nederland in groepsverband.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, Regio Amsterdam, uitgebrachte rapport van
1 november 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders [medeverdachte] en [medeverdachte] gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft hierbij deelgenomen aan een door [medeverdachte] op touw gezette wraakactie tegen die [slachtoffer], de nieuwe vriend van Gerritsen, de ex-vriendin van [medeverdachte]. Daaraan voorafgaande is verdachte met zijn mededader [medeverdachte], zoals afgesproken, door mededader [medeverdachte] naar Zaandam, de verblijfplaats van [slachtoffer], gebracht. Verdachte en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] op de kermis in Zaandam getroffen en hebben hem uiteindelijk in een doodlopende straat stokslagen en messteken toegebracht, waarbij [medeverdachte] heeft geslagen met een stok en verdachte heeft gestoken met zijn mes. [slachtoffer] stond daarbij met zijn rug tegen een muur en verdachte en [medeverdachte] bevonden zich voor hem. Zij werden op een gegeven moment gestoord door een aldaar het slachtoffer te hulp schietende vriend en zijn daarop gevlucht. [slachtoffer] heeft als gevolg van de afranseling steekwonden in de linkerarm, linkerflank en linkerborst en een potentieel levensbedreigende klaplong opgelopen. Het is niet aan de verdachte en zijn mededaders te danken dat hun handelen geen fatale afloop heeft gehad.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Mede gelet op de slachtofferverklaring van [slachtoffer] valt te verwachten dat deze nog lange tijd de psychische gevolgen zal ondervinden van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hem hebben aangedaan.
Poging tot moord is één van de ernstigste inbreuken op de rechtsorde die het Nederlandse strafrecht kent. Op het bewezenverklaarde feit dient dan ook met langdurige vrijheidsstraf gereageerd te worden. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat het feit in het openbaar, te weten op straat is begaan. Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zich door iemand die hij nauwelijks kende, in contacten via msn, heeft laten bewegen tot het plegen van de aanval op de hem onbekende [slachtoffer] en dat hij al eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming medebrengt, dient te worden opgelegd. Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie – het feit heeft gekwalificeerd als medeplegen van poging tot moord in plaats van doodslag.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 45, 47 en 289.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.2 van dit vonnis vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. De Vries-vanden Heuvel en Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2007.