ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ8980

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/635504-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. de Vries-van den Heuvel
  • K. Koolen-Zwijnenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot moord met voorwaardelijk opzet op slachtoffer in Zaandam

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. De feiten vonden plaats op 10 september 2006 in Zaandam, waar de verdachte en zijn medeverdachten, na een periode van observatie op de kermis, het slachtoffer in een doodlopende straat hebben aangevallen. De verdachte heeft hierbij een stok gebruikt, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] het slachtoffer met een mes heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen, waaronder een klaplong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn actieve deelname aan de aanval en zijn kennis van het mes dat medeverdachte bij zich had, medeverantwoordelijk was voor de poging tot moord. De rechtbank verwierp het verweer van de verdachte dat hij niet de intentie had om het slachtoffer te doden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met zijn medeverdachten opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gehandeld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank legde een zwaardere straf op van 4 jaar en 6 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank benadrukte dat de poging tot moord een ernstige inbreuk op de rechtsorde is en dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, een passende straf moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/635504-06
Uitspraakdatum: 18 januari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 januari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen, te Almere.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding en na wijziging van die tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is omschreven, in dier voege dat:
primair:
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, driemaal, althans een- of meermaal(s) met een mes, althans een scherp voorwerp onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong en/of beschadiging van, en/of pijn aan, (een spier in) de arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk driemaal, althans een- of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam te steken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] driemaal, althans een- of meermalen, met een mes, althans een scherp voorwerp, onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam heeft gestoken en/of met een knuppel/stok, althans een voorwerp, met kracht tegen de knie/ het been heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bewijsoverweging
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met diens medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven. Bij de bespreking van het verweer dat namens verdachte is gevoerd, zal de rechtbank haar overwegingen hieromtrent weergeven.
De raadsman van verdachte heeft ter verweer aangevoerd dat het niet de bedoeling van verdachte is geweest [slachtoffer] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat hij dient te worden vrijgesproken van al hetgeen hem is ten laste gelegd.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zeer nauw betrokken is geweest bij de poging tot moord op het slachtoffer, [slachtoffer]. Verdachte is samen met mededader [medeverdachte 2] door mededader [medeverdachte 1] naar Zaandam gebracht. Verdachte, die een stok bij zich had en wist dat zijn mededader [medeverdachte 2] een mes meevoerde, is samen met [medeverdachte 2] de ex-vriendin van [medeverdachte 1], [ex-vriendin] en haar nieuwe vriend [slachtoffer] gevolgd om - naar eigen zeggen - te kijken hoe het met [ex-vriendin] was gesteld. Na zich uren op de kermis in Zaandam te hebben bevonden, een (geschikt) moment afwachtend waarop [ex-vriendin] en [slachtoffer] alleen waren, heeft verdachte uiteindelijk in een doodlopende straat als eerste met de door hem meegevoerde stok die [slachtoffer] geslagen. Daarna heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer] gestoken met het mes in - naar later bleek - diens linkerarm, linkerflank en linkerborst. [slachtoffer] heeft daarbij ook een klaplong opgelopen. Terwijl [medeverdachte 2] dit deed stond [slachtoffer] met de rug tegen een muur en stonden verdachte en [medeverdachte 2] tegenover hem. Verdachte en [medeverdachte 2] werden op een gegeven moment gestoord door een aldaar het slachtoffer te hulp schietende vriend en zijn zij gevlucht. Daarna heeft verdachte [medeverdachte 1] opgebeld, die hem en [medeverdachte 2] is komen halen met diens auto.
Gelet op het voorgaande is bij verdachte en [medeverdachte 2] sprake geweest van kalm en rustig beraad voorafgaand aan het neersteken van [slachtoffer].
Uit het voorgaande blijkt tevens dat [verdachte] als eerste geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer] en zich op geen enkele wijze heeft gedistantieerd van het door [medeverdachte 2] gebruikte geweld tegen [slachtoffer], door niet weg te gaan noch door [medeverdachte 2] hiervan te weerhouden. Verdachte heeft hiertoe wel de gelegenheid gehad. Daarbij komt dat [medeverdachte 2] zich eerder die avond op de kermis agressief had getoond door direct op [slachtoffer] af te willen gaan, waarvan verdachte hem toen heeft weerhouden, omdat er zoals hij zelf heeft verklaard teveel omstanders waren. Verdachte wist dat [medeverdachte 2] een mes bij zich had. Hij heeft daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte 2] dit mes tegen [slachtoffer] zou gebruiken en die [slachtoffer] als gevolg daarvan gedood zou kunnen worden. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben in die zin hun opzet gericht op het van het leven beroven van [slachtoffer], hetgeen uiteindelijk niet is gelukt. Gelet hierop valt verdachte aan te merken als mededader van de poging tot moord op [slachtoffer].
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
primair:
hij op 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, driemaal met een mes in de flank en in de borst en in de arm van die [slachtoffer] hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot moord.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie
6.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder het primair tenlastegelegde medeplegen van de poging doodslag;
- oplegging van een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- oplegging van een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Haarlem.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het primair bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Haarlem uitgebrachte rapport van 14 november 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft hierbij deelgenomen aan een door [medeverdachte 1] op touw gezette wraakactie tegen die [slachtoffer], de nieuwe vriend van [ex-vriendin], de ex-vriendin van [medeverdachte 1]. Daaraan voorafgaande is verdachte met zijn mededader [medeverdachte 2], zoals afgesproken, door mededader [medeverdachte 1] naar Zaandam, de verblijfplaats van [slachtoffer], gebracht. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] op de kermis in Zaandam getroffen en hebben hem uiteindelijk in een doodlopende straat stokslagen en messteken toegebracht, waarbij verdachte heeft geslagen met een stok en [medeverdachte 2] heeft gestoken met zijn mes. [slachtoffer] stond daarbij met zijn rug tegen een muur en verdachte en [medeverdachte 2] bevonden zich voor hem. Zij werden op een gegeven moment gestoord door een aldaar het slachtoffer te hulp schietende vriend en zijn daarop gevlucht. Daarna zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] opgehaald door mededader [medeverdachte 1] met diens auto.
[slachtoffer] heeft als gevolg van de afranseling steekwonden in de linkerarm, linkerflank en linkerborst en een potentieel levensbedreigende klaplong opgelopen. Het is niet aan de verdachte en zijn mededaders te danken dat hun handelen geen fatale afloop heeft gehad.
Hoewel verdachte niet de steekwonden aan [slachtoffer] heeft toegebracht, is hij wel verantwoordelijk voor de handelingen van zijn mededader waardoor een grove inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Mede gelet op de slachtofferverklaring van [slachtoffer] valt te verwachten dat deze nog lange tijd de psychische gevolgen zal ondervinden van hetgeen de verdachte en zijn mededader hem hebben aangedaan.
Poging tot moord is één van de ernstigste inbreuken op de rechtsorde die het Nederlandse strafrecht kent. Op het bewezenverklaarde feit dient dan ook met langdurige vrijheidsstraf gereageerd te worden. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat het feit in het openbaar, te weten op straat is begaan. Voorts rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij zich heeft laten bewegen tot het plegen van de aanval op de hem onbekende [slachtoffer].
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met de omstandigheid dat de hij niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming medebrengt, dient te worden opgelegd. Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - het feit heeft gekwalificeerd als medeplegen van poging tot moord in plaats van doodslag.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 45, 47 en 289.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.2 van dit vonnis vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. De Vries-van den Heuvel en Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2007.