ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9051

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/635507-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Dijk
  • mrs. De Vries-van den Heuvel
  • Koolen-Zwijnenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot moord met voorwaardelijk opzet op slachtoffer in Zaandam

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot moord op een slachtoffer in Zaandam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte nauw betrokken was bij de poging tot moord, die plaatsvond op 10 september 2006. De verdachte had samen met medeverdachten een plan beraamd om het slachtoffer, die een relatie had met de ex-vriendin van de verdachte, aan te vallen. De verdachte heeft de medeverdachten geïnformeerd over het slachtoffer en hen naar de locatie van de aanval gebracht. Tijdens de aanval heeft een van de medeverdachten het slachtoffer met een mes gestoken, terwijl de verdachte niet fysiek aanwezig was bij de steekpartij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn afwezigheid, als mededader kan worden aangemerkt vanwege zijn actieve rol in het beraamde plan en de uitvoering ervan. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot moord en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden, met inachtneming van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die ernstige verwondingen had opgelopen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/635507-06
Uitspraakdatum: 18 januari 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 januari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring Nieuwegein, te Nieuwegein.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding en na wijziging van die tenlastelegging op vordering van de officier van justitie is omschreven, in dier voege dat:
primair:
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, driemaal, althans een- of meermaal(s) met een mes, althans een scherp voorwerp onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door zijn/hun voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, driemaal, althans een- of meermaal(s) met een mes, althans een scherp voorwerp onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk strafbaar feit hij, verdachte opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, immers heeft hij, verdachte
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] met elkaar in contact gebracht en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar Zaandam gereden en/of
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] gezegd op de kermis naar die [slachtoffer] te zoeken;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een klaplong en/of beschadiging van, en/of pijn aan, (een spier in) de arm), heeft toegebracht, door deze opzettelijk driemaal, althans een- of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam te steken;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] driemaal, althans een- of meermalen, met een mes, althans een scherp voorwerp, onder de oksel en/of in de flank en/of in de rug en/of in de borst en/of in de buikstreek en/of in de arm en/of in het lichaam heeft gestoken en/of met een knuppel/stok, althans een voorwerp, met kracht tegen de knie/ het been heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bewijsoverweging
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met diens medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven. Bij de bespreking van het verweer dat namens verdachte is gevoerd, zal de rechtbank haar overwegingen hieromtrent weergeven.
De raadsman van verdachte heeft ter verweer aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als mededader van poging doodslag op [slachtoffer], omdat hij daartoe geen plannen heeft gemaakt met de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en niet aanwezig is geweest bij het slaan en steken van die [slachtoffer]. Verdachte dient derhalve van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zeer nauw betrokken is geweest bij de poging tot moord op [slachtoffer], die toen een relatie had met de ex-vriendin van verdachte [ex-vriendin]. Deze betrokkenheid bestond uit het volgende:
- Verdachte heeft samen met mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het plan beraamd om [slachtoffer] - naar eigen zeggen van verdachte - klappen te geven;
- Verdachte heeft de dagen voorafgaand aan de afrekening hierover (telefonische) contacten onderhouden met mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2];
- Verdachte heeft het moment bepaald waarop [slachtoffer] zou worden gepakt;
- Verdachte heeft de mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] informatie verschaft over [slachtoffer] en de plek waarop hij zich zou bevinden op de dag waarop de afrekening zou plaatsvinden;
- Verdachte heeft de keuze van het wapen - in casu het mes - dat [medeverdachte 2] voor die gelegenheid zou meenemen meebepaald;
- Verdachte heeft op 9 september 2006 met zijn auto [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Zaandam gebracht om hen vervolgens op 10 september 2006 op te halen;
- Verdachte heeft telefonisch contact met [medeverdachte 1] onderhouden voor en na het slaan en steken van [slachtoffer] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
In het dossier bevindt zich een msn-verslag (een gesprek via de computer) tussen verdachte en diens zuster, waarin verdachte aangeeft: “morgen ga ik met oom en [medeverdachte 1] en nog een groep naar Zaandam om haar op te halen en hun af te maken.” Hoewel deze msn niet is gedateerd, moet worden aangenomen dat dit gesprek is gevoerd voorafgaand aan 10 september 2006, de dag waarop [slachtoffer] door [medeverdachte 2] is neergestoken. Uit het dossier komt namelijk naar voren dat verdachte voorafgaand aan 10 september 2006 plannen koesterde om [ex-vriendin] te ontvoeren, omdat [slachtoffer] niet goed voor haar zou zijn, en dat dit zou gebeuren samen met ooms van die [ex-vriendin], die op het laatste moment niet meegingen. Uit de msn blijkt onomstotelijk van de bedoelingen van verdachte met [slachtoffer], namelijk dat deze dood moest. Verdachte is daarop samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar Zaandam gegaan, waarbij [medeverdachte 1] [slachtoffer] met een stok heeft geslagen en [medeverdachte 2] [slachtoffer] met een mes in de arm, borst en flank heeft gestoken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich uren op de kermis in Zaandam bevonden, een geschikt moment afwachtend waarop [ex-vriendin] en [slachtoffer] alleen waren, en hebben uiteindelijk [slachtoffer] in een doodlopende straat geslagen en gestoken. Verdachte wist dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bewapend waren met een stok en een mes.
Ook uit het gedrag van verdachte na het slaan en steken van [slachtoffer] door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] blijkt van zijn betrokkenheid hierbij. Verdachte heeft de dag volgend op de steekpartij telefonisch contact met [medeverdachte 1] opgenomen en hij heeft tijdens dit gesprek aangegeven het te betreuren dat hij (de rechtbank begrijpt dat verdachte hier doelt op [slachtoffer]) buiten levensgevaar is. Verder heeft verdachte in dit gesprek nog plannen geuit om over een maand weer toe te slaan of het door twee onbekende personen te laten opknappen.
Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat verdachte, zoals hij zelf zegt, [slachtoffer] slechts klappen heeft willen laten geven door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] of dat hij zich heeft gedistantieerd van de handelingen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], die waren gericht op het doden van [slachtoffer]. Aan het neersteken van [slachtoffer] is, zoals hiervoor is omschreven, kalm en rustig beraad bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voorafgegaan. Verdachte is als de man achter de schermen evenzeer aan te merken als mededader van de poging tot moord op [slachtoffer]. Daaraan staat niet in de weg dat verdachte niet aanwezig was bij het neersteken van [slachtoffer].
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 10 september 2006 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, driemaal met een mes in de flank en in de borst en in de arm van die [slachtoffer] hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot moord.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
6.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het onder het primair tenlastegelegde medeplegen van de poging doodslag;
- oplegging van een gevangenisstraf van 36 (zesendertig) maanden waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- oplegging van een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde van verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland, Unit Utrecht.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, Unit Utrecht, uitgebrachte rapport van 13 december 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het initiatief genomen tot een wraakactie samen met zijn mededaders tegen [slachtoffer], de vriend van [ex-vriendin], de ex-vriendin van verdachte. Verdachte heeft zijn mededaders, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], afgestuurd op [slachtoffer] en hen met zijn auto naar Zaandam, de verblijfplaats van die [slachtoffer], gebracht. Verdachte had gezien dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bewapend waren met een stok en een mes. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] op de kermis in Zaandam getroffen en hebben hem uiteindelijk in een doodlopende straat stokslagen en messteken toegebracht, waarbij [medeverdachte 1] heeft geslagen met een stok en [medeverdachte 2] heeft gestoken met zijn mes. [slachtoffer] stond daarbij met zijn rug tegen een muur en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bevonden zich voor hem. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werden op een gegeven moment gestoord door een aldaar het slachtoffer te hulp schietende vriend en zijn daarop gevlucht. Daarna heeft verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] weer opgehaald met diens auto. [slachtoffer] heeft als gevolg van de afranseling steekwonden in de linkerarm, linkerflank en linkerborst en een potentieel levensbedreigende klaplong opgelopen. Het is niet aan de verdachte en zijn mededaders te danken dat hun handelen geen fatale afloop heeft gehad.
Hoewel verdachte niet aanwezig is geweest bij het steken van [slachtoffer], is hij wel verantwoordelijk voor de handelingen van zijn mededaders waardoor een grove inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Mede gelet op de slachtofferverklaring van [slachtoffer] valt te verwachten dat deze nog lange tijd de psychische gevolgen zal ondervinden van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hem hebben aangedaan.
Poging tot moord is één van de ernstigste inbreuken op de rechtsorde die het Nederlandse strafrecht kent. Op het bewezenverklaarde feit dient dan ook met langdurige vrijheidsstraf gereageerd te worden. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat het feit in het openbaar, te weten op straat, is begaan. Daarbij rekent de rechtbank het verdachte zwaar aan dat hij het initiatief heeft genomen tot de aanval op [slachtoffer] en zijn plannen vervolgens heeft laten uitvoeren door anderen teneinde zelf buiten schot te blijven. Om deze redenen zal verdachte dan ook zwaarder worden gestraft dan zijn mededaders.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf dan een die vrijheidsbeneming medebrengt, dient te worden opgelegd. Deze straf is hoger dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - het feit heeft gekwalificeerd als medeplegen van poging tot moord in plaats van doodslag.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest, alsmede met de jeugdige leeftijd van verdachte.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 45, 47 en 289.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hiervoor onder 3.2 van dit vonnis vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Dijk, voorzitter,
mrs. De Vries-van den Heuvel en Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2007.