ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9583

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/630205-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 januari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een gedetineerde, die een schadevergoeding van € 12.695,95 eiste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de (im)materiële schade die hij zou hebben geleden door ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, in verband met een verdenking van overtreding van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, die in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland gedetineerd was, geen kosten van levensonderhoud en huisvesting had die hij ondanks zijn detentie diende te maken, aangezien hij bij zijn moeder woonde en een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB).

De rechtbank oordeelde dat de voorlopige hechtenis minder zwaar op verzoeker heeft gedrukt dan op iemand die deze voor de eerste keer ondergaat, omdat verzoeker een veelpleger was met eerdere onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. De rechtbank concludeerde dat verzoeker in beperkte mate immateriële schade had geleden, die werd begroot op een kwart van de gebruikelijke dagvergoedingen. Uiteindelijk kende de rechtbank een vergoeding van € 1.523,75 toe, bestaande uit € 71,25 voor een verblijf van 3 dagen op een politiebureau en € 1.452,50 voor 83 dagen in een huis van bewaring.

De beslissing werd genomen door rechter M. Goossens in aanwezigheid van griffier Van Velzen. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en beval de uitbetaling van de toegekende vergoeding aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
ENKELVOUDIGE RAADKAMER
Registratienummer: [nummer]
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 18 januari 2007
BESCHIKKING (art. 89 Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 6 september 2006 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. P.H. Visser, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 31 augustus 2006, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring, te Haarlem,
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van mr. Visser, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt onder meer tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 12.695,95, terzake van de (im)materiële schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis wegens verdenking van overtreding van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Op 4 januari 2007 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. Visser, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. Egberts.
Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beoordeling
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 9 juni 2006, waarbij verzoeker van het hem tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoeker is op 15 maart 2006 te 11.30 uur in verzekering gesteld en in de loop van 9 juni 2006 krachtens voormeld vonnis van deze rechtbank in vrijheid gesteld.
Op de voet van het bepaalde in artikel 89 en 90 van het Wetboek van Strafvordering kan verzoeker – nu de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel – aanspraak maken op vergoeding van de door hem wegens ten onrechte ondergane vrijheidsbeneming geleden schade, zo daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Van de zijde van verzoeker is er op gewezen dat hij door de vrijheidsbeneming psychische schade heeft geleden, op grond waarvan een immateriële vergoeding van € 125,00 per dag op zijn plaats zou zijn.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot inwilliging van het verzoek met inachtneming van de gebruikelijke dagvergoedingen.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding.
Bij de vaststelling van de vergoeding is in aanmerking genomen:
- enerzijds, dat de hoogte van de doorgaans door de rechtbank toegekende forfaitaire dagvergoedingen ex artikel 89 Sv is ingegeven door de schade die door een gemiddelde - in gemiddelde omstandigheden verkerende - gewezen verdachte die zijn detentie heeft ondergaan in een politiebureau en/of een huis van bewaring, wordt geleden, waarbij niet alleen aan immateriële schade valt te denken, maar ook aan materiële schade, bestaande uit bijvoorbeeld ondanks de detentie toch te maken kosten voor huisvesting en levensonderhoud.
Verzoeker woonde in bij zijn moeder en genoot een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB), een uitkering om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te (kunnen) voorzien. Blijkens het bepaalde in artikel 13 WWB bestaat er geen recht op bijstand aan degene die rechtens zijn vrijheid is ontnomen, omdat in dat geval in de noodzakelijke kosten van het bestaan wordt voorzien door het ministerie van justitie. Om die reden had verzoeker dan ook geen kosten van levensonderhoud en huisvesting die hij ondanks zijn detentie diende te maken.
- anderzijds, dat de voorlopige hechtenis minder zwaar op verzoeker heeft gedrukt dan op iemand die deze voor de eerste maal ondergaat, nu verzoeker - een zeer actieve veelpleger, waarvoor blijkens een rapport van de reclassering van 20 mei 2006 een ISD-maatregel geïndiceerd is - reeds meermalen onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen heeft ondergaan.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel, dat verzoeker geen materiële, maar in beperkte mate immateriële schade heeft geleden, welke door de rechtbank wordt begroot op een/vierde van de gebruikelijke dagvergoedingen. Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.
3. Beslissing
De rechtbank:
kent aan verzoeker een vergoeding ten laste van de Staat toe van € 1.523,75 (zegge: eenduizend vijfhonderd drieëntwintig euro en vijfenzeventig eurocent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
- € 71,25 wegens een verblijf van 3 dagen op een politiebureau à € 23,75;
- € 1.452,50 wegens een verblijf van 83 dagen in een huis van bewaring à € 17,50.
wijst af het meer of anders verzochte;
beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. Goossens, rechter,
in tegenwoordigheid van Van Velzen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2007.