ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9583
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- M. Goossens
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 18 januari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een gedetineerde, die een schadevergoeding van € 12.695,95 eiste van de Staat. Dit verzoek was gebaseerd op de (im)materiële schade die hij zou hebben geleden door ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, in verband met een verdenking van overtreding van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, die in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland gedetineerd was, geen kosten van levensonderhoud en huisvesting had die hij ondanks zijn detentie diende te maken, aangezien hij bij zijn moeder woonde en een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB).
De rechtbank oordeelde dat de voorlopige hechtenis minder zwaar op verzoeker heeft gedrukt dan op iemand die deze voor de eerste keer ondergaat, omdat verzoeker een veelpleger was met eerdere onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. De rechtbank concludeerde dat verzoeker in beperkte mate immateriële schade had geleden, die werd begroot op een kwart van de gebruikelijke dagvergoedingen. Uiteindelijk kende de rechtbank een vergoeding van € 1.523,75 toe, bestaande uit € 71,25 voor een verblijf van 3 dagen op een politiebureau en € 1.452,50 voor 83 dagen in een huis van bewaring.
De beslissing werd genomen door rechter M. Goossens in aanwezigheid van griffier Van Velzen. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en beval de uitbetaling van de toegekende vergoeding aan verzoeker.