ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ9635
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om forensische mediation en co-ouderschap in echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft de man verzocht om forensische mediation op te leggen aan partijen, met als doel te onderzoeken of een co-ouderschapsregeling voor de kinderen wenselijk en haalbaar is. De vrouw heeft echter verklaard niet te willen meewerken aan deze verplichte mediation. De rechtbank heeft, na het horen van beide partijen, geconcludeerd dat er geen reden is om het verzoek van de man toe te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders niet goed is en dat de vrouw zich verzet tegen co-ouderschap. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de kinderen momenteel niet in een situatie van co-ouderschap kunnen worden geplaatst, aangezien dit niet in hun belang zou zijn. De rechtbank heeft daarom besloten dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn, en dat de man recht heeft op omgang met de kinderen, waarbij een regeling is vastgesteld voor de omgangsduur.
De vrouw heeft ook verzocht om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, wat door de rechtbank is toegewezen, op voorwaarde dat zij haar medewerking verleent aan de oplevering van de woning. De rechtbank heeft verder bepaald dat de verdeling van de gemeenschap van goederen moet plaatsvinden, en heeft een notaris benoemd om deze verdeling te begeleiden. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de verzoeken van de vrouw met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de omgangsregeling toegewezen, terwijl het verzoek van de man om forensische mediation is afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 februari 2007.