RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie- en Jeugdrecht
Gezamenlijk gezag & wijziging geslachtsnaam
Zaak-/rekestnr.: [nummer]
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 6 februari 2007
{naam],
hierna mede te noemen: de vrouw,
en
[naam],
hierna mede te noemen: de echtgenoot,
tezamen ook wel aan te duiden als: verzoekers
beiden wonende te Haarlem,
procureur: mr. M.Th. Maanicus,
in welke zaak als belanghebbende is aan te merken:
[naam man],
wonende te Amsterdam,
hierna mede te noemen: de man
procureur: mr. H.R. Carrière.
1 Verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken:
- het op [] 2006 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw en de partner;
- het op [] 2006 ingekomen verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man;
en het verhandelde ter terechtzitting op 27 november 2006 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun raadslieden.
1.2 Na te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord.
Uit de overgelegde stukken is het volgende gebleken:
2.1 De vrouw is gehuwd geweest met [naam man], welk huwelijk op [] 1998 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank d.d. [] 1998.
2.2 Uit dit huwelijk is op [] 1996 te Haarlem geboren: [naam kind]
2.3 Op grond van voormelde echtscheidingsbeschikking van [] 1998 is de vrouw alleen met het gezag over voornoemde minderjarige belast.
2.4 Verzoekers zijn op [] 2003 met elkaar gehuwd.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Het verzoek van de vrouw en de echtgenoot strekt ertoe dat zij gezamenlijk met het gezag over voornoemde minderjarige worden belast.
3.2 Verzoekers voeren aan dat de echtgenoot van de vrouw in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige staat. Tevens hebben zij gesteld dat de vrouw gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag over de minderjarige belast is geweest en dat zij op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor de minderjarige hebben gehad. Feitelijk draagt de echtgenoot al gedurende vijf jaar mede de zorg voor de minderjarige [naam kind]. De directe aanleiding voor het verzoek is dat de vrouw en haar echtgenoot van plan zijn om in verband met het werk van de echtgenoot op korte termijn naar Italië te emigreren. Omdat zij bij de voorbereidingen van deze emigratie reeds gestuit zijn op de nodige problemen en onbegrip dat de vrouw alleen het gezag over [naam kind] heeft, gegeven het feit dat in Italië de man als hoofd van het gezin wordt beschouwd, zijn zij van mening dat zij er recht en belang bij hebben dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke en zij voortaan gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen.
3.3 Het verzoek is vergezeld van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in de geslachtsnaam van de vrouw. Ter onderbouwing van het verzoek tot geslachtsnaamswijziging hebben partijen aangevoerd, dat de minderjarige de naam [naam] al ruim vier jaar informeel gebruikt en dat het de wens [naam kind] is om deze geslachtsnaam officieel te kunnen gebruiken. Bovendien zal wijziging van de geslachtsnaam [naam] in [naam] verdere verwarring en onduidelijkheid binnen het gezin van verzoekers voorkomen.
De man heeft tegen de verzoeken verweer gevoerd.
Hij heeft tevens verzocht te bepalen dat hij samen met de vrouw het gezamenlijk gezag over de minderjarige zal uitoefenen.
De man heeft voorts verzocht een omgangsregeling vast te stellen gedurende de schoolvakanties van [naam kind] wanneer dat zij met haar moeder en haar nieuwe gezin naar Italië is geëmigreerd, omdat hij vreest dat hij het contact met [naam kind] zal verliezen. De man heeft ook verzocht te bepalen wie van de ouders er voor zorgt dat [naam kind] in Nederland komt en wie er voor zorgt dat zij weer terugkomt in Italië. Daarnaast verzoekt de man een dwangsom aan de omgangsregeling te verbinden van € 500,-- per keer voor iedere keer dat de vrouw de vast te stellen omgangsregeling niet nakomt.
De man verzoekt voorts te bepalen dat de vrouw hem zal raadplegen en hem ieder kwartaal schriftelijk zal informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot [naam kind] en hem tevens kopieën van haar schoolrapporten zal verstrekken en een recente goedgelijkende foto.
5 Beoordeling van het verzoek
Ten aanzien van het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw
5.1 Blijkens eerdergenoemde echtscheidingsbeschikking is op verzoek, althans met instemming, van zowel de man als de vrouw gekozen voor een eenhoofdig gezag over [naam kind], en wel bij de vrouw. De man heeft niet eerder een verzoek om gezamenlijke gezagsuitoefening gedaan. Nu de vrouw inmiddels acht jaar alleen het gezag over [naam kind] heeft uitgeoefend en [naam kind] inmiddels langer deel uitmaakt van het gezin van de moeder en haar echtgenoot tezamen met de uit deze relatie geboren kinderen dan [naam kind] deel heeft uitgemaakt van het gezin van de vrouw en de man, acht de rechtbank het niet in het belang van [naam kind] indien de man thans samen met de moeder zou worden belast met het gezag over haar. Het vertrek van het gezin van de moeder naar Italië acht de rechtbank niet een zodanige wijziging van omstandigheden dat daarover anders geoordeeld zou moeten worden.
Ten aanzien van het gezamenlijk gezag van de vrouw en de echtgenoot
5.2 Indien het gezag over een kind bij één ouder berust kan de rechtbank ingevolge het bepaalde in artikel 1: 253t BW op gezamenlijk verzoek van de met gezag belaste ouder en een ander die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Indien, zoals in het onderhavige geval, het kind tevens in een familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder wordt het verzoek -mits voldaan is aan een aantal voorwaarden die hier niet in geschil zijn- slechts afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van de andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
De man vreest dat bij toewijzing van het verzoek van de moeder en de echtgenoot, mede gelet op het vertrek van het gezin naar Italië, het contact met [naam kind] zal verminderen en hij verder op afstand zal komen te staan. De rechtbank stelt dienaangaande voorop dat het belast zijn met het gezag los staat van het ouderschap en het recht op omgang. Ook de afgelopen jaren is de man hoewel niet met gezag over [naam kind] bekleed, in de gelegenheid geweest zijn rol als vader invulling te geven en had hij recht op omgang met [naam kind]. Het vertrek van [naam kind] naar Italië brengt daarin geen wijziging. Voorts hebben zowel de moeder en de echtgenoot als [naam kind] zelf uitdrukkelijk de wens naar voren gebracht dat het contact tussen de man en [naam kind] in stand blijft en hebben zij daarbij aangegeven dat zij regelmatig voor familiebezoek naar Nederland komen, gedurende welke bezoeken er contact tussen de vader en [naam kind] kan zijn. Daarnaast heeft de moeder zich bereid verklaard regelmatig informatie over [naam kind] aan de man te verschaffen. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank onvoldoende gebleken dat bij toewijzing van het verzoek mede in het licht van de belangen van de man, gegronde vrees bestaat dat de belangen van [naam kind] zouden worden verwaarloosd. Derhalve zal het verzoek worden toegewezen.
Ten aanzien van de wijziging van de geslachtsnaam
5.3 Ingevolge het vijfde lid van artikel 1:253t kan een verzoek van een ouder en een ander dan de ouder tot gezamenlijke gezagsuitoefening vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in hetzij de geslachtsnaam van de met gezag belaste ouder hetzij de geslachtsnaam van de ander. In dit geval wordt verzocht om wijziging van de geslachtsnaam van [naam kind] in die van de moeder. De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval het verzoek getoetst dient te worden aan de in artikel 1:253t, vijfde lid, aanhef en onder c genoemde afwijzingsgrond, te weten of het belang van [naam kind] zich tegen toewijzing verzet.
Dienaangaande heeft de man aangevoerd dat wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang van [naam kind] is. In verband met de vrees dat hij na het vertrek van [naam kind] naar Italië steeds verder op afstand zal komen te staan, acht hij de geslachtsnaam de enige directe band van [naam kind] met haar vader. Hij ziet niet in waarom eventueel onbegrip en verwarring in Italië zou moeten prevaleren boven het belang van [naam kind] dat zij weet wie haar vader is. Bovendien blijven ook bij toewijzing van het verzoek de kinderen binnen het gezin verschillende namen dragen.
De rechtbank deelt het standpunt van de man dat het voorkomen van verdere verwarring en onduidelijkheid binnen het gezin geen zwaarwegend argument kan zijn voor wijziging van de geslachtsnaam van [naam kind], nu toewijzing van het verzoek uitdrukkelijk niet tot gevolg heeft dat er eenheid van naam binnen het gezin wordt gecreëerd. Daar staat tegenover dat er geen enkele twijfel bestaat voor [naam kind] wie haar vader is en mede gelet op het verhoor in raadkamer ook niet te vrezen is dat de wijziging van de geslachtsnaam verandering zou brengen in het besef dat de man haar vader is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet gekozen wordt voor de geslachtnaam van de nieuwe echtgenoot maar voor die van de moeder. Voorts acht de rechtbank van belang dat voldoende aannemelijk is geworden dat het verzoek vooral wordt ingegeven door de wens van [naam kind] zelf, zulks anders dan de man ter zitting heeft aangenomen, en dat [naam kind] informeel al lange tijd de naam van de moeder gebruikt en dit mogelijk in Italië wat minder gebruikelijk is. Ook de leeftijd van [naam kind] speelt een rol. Gelet op al het vorenstaande kan niet worden gezegd dat het belang van [naam kind] zich tegen toewijzing van het verzoek verzet. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.
Ten aanzien van de omgangsregeling
5.4 Uit hetgeen door partijen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat geen sprake is geweest van een vaste omgangsregeling tussen [naam kind] en de man. Wanneer [naam kind] aan de vrouw aangaf naar haar vader toe te willen, heeft de vrouw altijd een afspraak met de man gemaakt. De vrouw is van mening dat de man niet hoeft te vrezen dat hij het contact met [naam kind] zal verliezen wanneer zij naar Italië is geëmigreerd en heeft daarom bezwaar tegen het verzoek een dwangsom aan de omgangsregeling te verbinden. Haar nieuwe echtgenoot is [beroep]. Daardoor zal zij regelmatig, waarbij zij denkt aan gemiddeld eenmaal per twee maanden, met [naam kind] en de andere kinderen uit haar gezin enkele dagen voor familiebezoek naar Nederland komen. Wanneer zij in Nederland is zal [naam kind] haar vader zeker bezoeken omdat de minderjarige haar heeft verteld dat zij het contact met haar vader wil behouden. Aangezien [naam kind] praktisch nooit bij de man heeft overnacht en evenmin daar een eigen kamer heeft, acht de vrouw een verblijf van drie weken in de zomervakantie niet in het belang van de minderjarige.
De vrouw heeft er geen bezwaar tegen om de man regelmatig te schriftelijk informeren over de ontwikkelingen van [naam kind] te informeren en een foto te sturen.
Omdat de man [naam kind] altijd min of meer heeft vrijgelaten in haar omgang met hem en misschien zelf ook niet altijd alle moeite heeft gedaan om de omgangsregeling na te komen, is de rechtbank van oordeel dat het nu niet past om een strakke omgangsregeling vast te stellen voor de situatie dat [naam kind] in Italië woont.
Uit hetgeen de vrouw, haar echtenoot en ook [naam kind] zelf hebben verklaard, is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat verzoekers het contact tussen de man en [naam kind] in stand zullen laten. Verzoekers streven er immers naar dat de vrouw en de kinderen ca. eenmaal per twee maanden een weekend in Nederland zullen verblijven en de vrouw heeft er geen bezwaar tegen dat [naam kind] in die weekenden een dag bij de man zal verblijven. Om [naam kind] niet teleur te stellen, acht de rechtbank het wel in haar belang, dat de vrouw en de man van tevoren met elkaar afspreken wanneer [naam kind] bij de man zal zijn als zij in Nederland is.
Omdat [naam kind] de laatste jaren nooit bij de man heeft overnacht en zij evenmin met hem, zijn nieuwe partner en hun kinderen op vakantie is geweest, ligt het niet in de lijn om [naam kind] gedurende de zomervakanties voorlopig langer dan een week bij de man te laten verblijven. Ten aanzien van de (Italiaanse)voorjaars- en herfstvakantie kunnen partijen de omgang zo regelen dat [naam kind], wanneer zij in een van deze vakanties met haar moeder en haar gezin bij een van haar grootouders op bezoek is, een paar aaneengesloten dagen bij de man zal verblijven.
Voor wat betreft de omgang gedurende de zomervakantie dienen partijen ruim van te voren met elkaar af te spreken wanneer [naam kind] bij de man zal verblijven, zodat ook tijdig een voordelig vliegticket kan worden geregeld. Ten aanzien van de reis van [naam kind] van Italië naar Nederland gedurende de zomervakantie is de rechtbank van oordeel dat de man het ticket van [naam kind] dient te regelen en betalen. De rechtbank gaat er van uit dat [naam kind] kan meereizen met een vlucht van de echtgenoot naar Nederland en dat de benodigde begeleiding op Schiphol door de man in overleg met de vrouw en haar echtgenoot wordt geregeld. De terugreis van [naam kind] naar Italië en de kosten van deze reis komen voor rekening van de vrouw. Vanzelfsprekend kan de man er ook voor kiezen in Italië of elders de vakantie met [naam kind] door te brengen. Gegeven het feit dat de vrouw degene is die naar Italië is verhuisd en zij voorts voornemens is regelmatig met het gezin naar Nederland te komen voor familiebezoek komen de kosten van de reis zowel voor de weekeinden al dan niet gecombineerd met de extra omgangsdagen in de voorjaars- en najaarsvakantie, dat zij in Nederland verblijft, eveneens voor rekening van de vrouw. Nu de vrouw en haar gezin waarschijnlijk pas in [] 2007 naar Italië verhuizen, zal de rechtbank bepalen dat er dit jaar geen extra dagen omgang zal zijn gedurende de voorjaarsvakantie.
Ten aanzien van de informatie- en consultatieregeling
5.5 Het verzoek van de man ten aanzien van de informatie- en consultatieregeling zal, gelet op art. 1:377b lid 1 BW, overeenkomstig het voorstel van de man worden toegewezen.
6.1 Belast verzoekers gezamenlijk met het gezag over de minderjarige [naam]:
- [naam kind], geboren op [] 1996 te Haarlem.
6.2 Wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige in die van de moeder, zodat de minderjarige voortaan [naam] zal heten.
6.3 Gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Haarlem van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer], voorkomende in de registers van de burgerlijke stand over het jaar 1996 in die zin dat de geslachtsnaam van in 6.1 genoemde minderjarige wordt gewijzigd in “ [naam]”.
6.4 Stelt de volgende regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast:
De man en de minderjarige [naam kind] zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben gedurende de weekends dat [naam kind] met haar moeder en haar gezin in Nederland verblijft, waarbij het uitgangspunt is eenmaal per twee maanden.
De man en [naam kind] zijn voorts gerechtigd omgang met elkaar te hebben gedurende een aantal aaneengesloten dagen in de voorjaars- en de herfstvakantie wanneer [naam kind] met haar moeder en haar gezin in Nederland verblijven, met dien verstande dat er in de voorjaarsvakantie 2007 geen extra omgangsdagen zullen zijn.
De man en de minderjarige zijn tevens gerechtigd omgang met elkaar te hebben in de zomervakantie, waarbij [naam kind] in 2007 gedurende een aaneengesloten week bij de man zal verblijven, welke regeling vanaf 2008 in onderling overleg tussen partijen kan worden uitgebreid.
6.5 Bepaalt dat de vrouw de man eenmaal per kwartaal schriftelijk informeert omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige en hem kopieën zal verstrekken van de schoolrapporten van [naam kind] alsmede een recente goed gelijkende foto en hem te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen.
6.6 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.7 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Kok, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 6 februari 2007, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes als griffier.