ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1035

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338367 VV EXPL 07-31
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • T.M. van Wassenaer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een relatiebeding in een arbeidszaak met betrekking tot concurrentie en belangenafweging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 13 maart 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een voormalig werknemer van R.D. Service B.V., en gedaagde, R.D. Service B.V. De eiser vorderde schorsing van een relatiebeding dat hem verbiedt om gedurende twee jaar na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst relaties van R.D. Service te benaderen. De eiser had werkzaamheden verricht voor De Zoete Inval, een voormalige klant van R.D. Service, en stelde dat het relatiebeding hem onbillijk benadeelde. De kantonrechter oordeelde dat de belangenafweging niet in het voordeel van de eiser uitviel. De rechter overwoog dat het relatiebeding niet de beroepsuitoefening van de eiser belemmert, maar enkel de kring van zijn mogelijke klanten beperkt. Bovendien had de eiser zelf gekozen om de arbeidsrelatie met R.D. Service te beëindigen om een eigen bedrijf te starten en was hij weloverwogen een relatiebeding aangegaan. De vordering tot schorsing van het relatiebeding werd afgewezen.

In reconventie vorderde R.D. Service betaling van verbeurde boetes door de eiser vanwege overtreding van het relatiebeding. De kantonrechter oordeelde dat de eiser een boete van € 1.750,00 verschuldigd was aan R.D. Service, vermeerderd met wettelijke rente. De overige vorderingen van R.D. Service werden afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de eiser andere relaties had benaderd. De proceskosten werden aan de eiser opgelegd, omdat hij in het ongelijk was gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de handhaving van relatiebedingen in arbeidsrelaties.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 338367 / VV EXPL 07-31
datum uitspraak: 13 maart 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. M.J.F.A. Mutsaers
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
R.D. SERVICE B.V.
te Haarlem
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen R.D. Service
gemachtigde mr. M.S. Swager
In conventie en in reconventie
De procedure
[eiser] heeft R.D. Service op 21 februari 2007 gedagvaard. Op 5 maart 2007 heeft R.D. Service bij akte een eis in reconventie ingesteld. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2007, waarbij de gemachtigden zich hebben bediend van pleitnotities. R.D. Service heeft, voorafgaande aan de mondelinge behandeling, nog een productie in het geding gebracht. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.
De feiten
1. R.D. Service exploiteert een schoonmaak- en glazenwassersbedrijf. Tot eind 2005 heeft R.D. Service onder andere werkzaamheden verricht voor de besloten vennootschap De Zoete Inval B.V. (hierna: De Zoete Inval).
1. [eiser] is op 1 april 2003 bij R.D. Service in dienst getreden in de functie van handyman tegen een salaris van € 1.087,10 bruto per maand.
3. In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen, dat [eiser] verbiedt om tijdens dan wel twee jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen een bepaald gebied rondom Haarlem werkzaam te zijn op een terrein, gelijk aan of anderszins concurrerend met dat van R.D. Service, of op welke wijze dan ook betrokken te zijn bij werkzaamheden op zodanig terrein, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,-- per overtreding en € 250,-- per dag dat de overtreding voortduurt.
4. Op 23 mei 2005 heeft de echtgenote van [eiser], [XXX], de eenmanszaak Schoonmaakbedrijf Acqua Marijn (hierna: Acqua Marijn) doen inschrijven in de Kamer van Koophandel.
5. Bij beschikking van 29 augustus 2005 van de kantonrechter te Haarlem is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden tegen 1 oktober 2005.
1. Op 2 maart 2006 zijn partijen overeengekomen om het op de arbeidsovereenkomst toepasselijke concurrentiebeding om te zetten in een relatiebeding, waarbij het [eiser] en zijn echtgenote alsmede het Schoonmaakbedrijf Acqua Marijn verboden is om gedurende twee jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst met R.D. Service, behoudens voorafgaande toestemming van R.D. Service, relaties van R.D. Service, waaronder die genoemd op een door R.D. Service opgestelde lijst, te benaderen, dan wel bij deze relaties in dienst te treden of voor deze relaties werkzaamheden te verrichten, op straffe van verbeurte van een boete van € 1.500,-- per overtreding en € 250,-- per dag dat [eiser] en zijn echtgenote, na ingebrekestelling, in overtreding zijn.
7. Op de lijst van verboden relaties staat onder meer vermeld de besloten vennootschap De Zoete Inval B.V. (nader te noemen De Zoete Inval).
8. In januari 2007 is [eiser] schoonmaakwerkzaamheden gaan verrichten bij De Zoete Inval.
9. Bij brief van 23 januari 2007 heeft R.D. Service onder meer het volgende aan [eiser] medegedeeld:
“Het is RD Service BV echter bekend geworden dat u werkzaamheden heeft verricht bij “De Zoete Inval” te Haarlem [...] Hierdoor heeft u een boete van € 1.500,- verbeurd. [...]
Tijdens een gesprek met de heer [YYY] op 22 januari jl. heeft hij u in gebreke gesteld [...] Desondanks heeft u vandaag opnieuw het relatiebeding overtreden [...] Hierdoor verbeurt u vanaf heden een boete van € 250,- per dag zolang de overtreding voortduurt.”
10. Op 27 februari 2007 heeft de rechtbank te Haarlem R.D. Service verlof verleend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [eiser] bij de naamloze vennootschap Postbank N.V. en de besloten vennootschap Pall Mall Export Clothing B.V..
In conventie
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening dat het tussen partijen geldende relatiebeding voor zover het de werkzaamheden bij De Zoete Inval betreft, zal worden geschorst totdat in de door [eiser] aanhangig gemaakte bodemprocedure uitspraak is gedaan, met veroordeling van R.D. Service in de proceskosten.
[eiser] stelt daartoe het volgende.
De Zoete Inval is sedert december 2005 geen klant meer van R.D. Service. De Zoete Inval heeft met ingang van 2006 een contract met een ander bedrijf gesloten. Aan die samenwerking is eind 2006 weer een einde gekomen. Vervolgens heeft De Zoete Inval [eiser] benaderd. R.D. Service kan [eiser] in redelijkheid niet aan het relatiebeding met betrekking tot De Zoete Inval houden, nu het niet om een bestaande relatie van R.D. Service gaat. R.D. Service loopt geen inkomsten mis door toedoen van [eiser]. Zij heeft dan ook geen belang bij bescherming van haar belangen met betrekking tot De Zoete Inval door middel van het relatiebeding. Daartegenover staat het grote belang dat [eiser] erbij heeft om voor De Zoete Inval werkzaamheden uit te voeren, gelet op de zeer beperkte omvang van de orderportefeuille van Acqua Marijn.
Het verweer
R.D. Service betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
[eiser] is willens en wetens akkoord gegaan met de omzetting van het concurrentiebeding in een relatiebeding. Er is, voorafgaande aan de totstandkoming van het beding, uitgebreid tussen partijen over gesproken. Het gaat niet aan om binnen een jaar na het bereiken van overeenstemming het relatiebeding aan de kant te schuiven. De omzetting van het concurrentiebeding in een relatiebeding is bovendien gunstig voor [eiser], omdat het concurrentiebeding zwaarder drukte en ook, omdat het concurrentiebeding veel hogere boetes kende.
De belangenafweging dient niet ten gunste van [eiser] uit te vallen. Het is immers niet denkbeeldig dat De Zoete Inval in een later stadium weer klant van R.D. Service zou willen worden. Dat is ook gebeurd met een ander bedrijf dat aanvankelijk de samenwerking met R.D. Service had beëindigd, maar na een jaar weer bij R.D. Service terugkwam. R.D. Service heeft dus wel degelijk belang bij het handhaven van het relatiebeding met betrekking tot De Zoete Inval. Daarbij komt dat [eiser] volstrekt onbetrouwbaar is. Al tijdens het dienstverband met R.D. Service heeft hij eropaan gestuurd dat Acqua Marijn bij een klant van R.D. Service, Pall Mall Export Clothing Company B.V., is gaan werken en heeft hij getracht om medewerkers van R.D. Service ertoe aan te zetten dat ook te doen. Bovendien is gebleken dat [eiser] thans zijn visitekaartje bij een klant van R.D. Service, Wijnimport J. Bart B.V. heeft achtergelaten.
R.D. Service betwist ten slotte dat [eiser] het werk bij De Zoete Inval zo hard nodig heeft, dat daarvoor het belang van R.D. Service moet wijken.
[eiser] heeft geen spoedeisend belang bij zijn vordering. Het relatiebeding loopt al over zeven maanden af. Het is bovendien onzeker of binnen die termijn een uitspraak in een bodemprocedure kan worden verkregen.
In reconventie
De vordering
R.D. Service vordert, na haar vordering te hebben vermeerderd, bij wijze van voorlopige voorziening
1. dat [eiser] zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.250,-- als voorschot op door [eiser] verbeurde boetes vanwege overtreding van het relatiebeding, vermeerderd met de wettelijke rente en van € 768,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
2. om [eiser] te gebieden om aan R.D. Service een lijst ter hand te stellen van alle klanten en relaties van R.D. Service die [eiser] sinds 1 oktober 2006 heeft benaderd dan wel met wie hij contact heeft gehad;
3. om [eiser] te verbieden om zakelijk contacten te onderhouden met relaties van R.D. Service;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per overtreding en € 500,--per dag dat [eiser] nalaat om de tegen hem uitgesproken geboden/verboden na te leven;
4. om [eiser] te gebieden bewijs over te leggen van de sinds de oprichting van Acqua Marijn verzonden facturen.
met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding en het beslag.
R.D. Service stelt daartoe het volgende.
[eiser] heeft het relatiebeding tussen partijen overtreden door te gaan werken voor De Zoete Inval en het benaderen van Wijnimport J. Bart B.V.. Hij heeft ter zake boetes verbeurd ten bedrage van € 3.250,--. [eiser] weigert, ondanks aanmaning, deze boetes aan R.D. Service te voldoen. R.D. Service heeft ter verzekering van haar rechten conservatoir derdenbeslag moeten laten leggen.
Omdat de boetes voor [eiser] klaarblijkelijk geen belemmering vormen om het relatiebeding te overtreden, heeft R.D. Service er belang bij dat aan [eiser] een extra dwangsom wordt opgelegd van € 10.000,-- per gebeurtenis en € 500,-- per dag en dat [eiser] aan R.D. Service lijsten overlegt van relaties van R.D. Service met wie hij op enigerlei wijze zakelijke contacten heeft (gehad).
Ten slotte heeft R.D. Service belang bij haar vordering ex artikel 162 Rv, omdat zij wil voorkomen dat [eiser] in het kader van een bodemprocedure ervoor zal zorgen dat geen bewijzen van de overtredingen van het relatiebeding meer voorhanden zijn.
Het verweer
[eiser] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.
Nu het bedrag dat [eiser] verbeurt niet in verhouding staat tot de verdiensten die hij uit hoofde van het werk bij De Zoete Inval heeft ontvangen, is er grote kans dat in een bodemprocedure matiging van die boetes plaats zal vinden. Voor een beslissing op deze vordering is derhalve in het onderhavige geding geen plaats. Hetzelfde geldt voor de buitengerechtelijke incassokosten.
De vordering tot het overleggen van een lijst van relaties dient te worden afgewezen, omdat [eiser] geen enkele relatie van R.D. Service heeft benaderd. De Zoete Inval is geen relatie meer en bovendien heeft De Zoete Inval zelf het initiatief genomen om R.D. Service te benaderen. Met Wijninport J. Bart B.V. onderhoudt [eiser] geen zakelijke relaties; hij koopt daar alleen soms wat wijn. Het visitekaartje dat hij er heeft achtergelaten, was bestemd voor een medewerker van het bedrijf, die misschien een nieuwe klant voor [eiser] wist.
De vordering strekkende tot het opleggen van een verbod aan [eiser] om relaties van R.D. Service te benaderen is niet toewijsbaar, omdat het relatiebeding hier al toe strekt.
Bij het opleggen van dwangsommen heeft R.D. Service geen belang, omdat het relatiebeding reeds een dergelijke bepaling kent. Bovendien staan de gevorderde dwangsommen in geen verhouding tot het inkomen dat [eiser] met de schoonmaakwerkzaamheden verwerft.
De vordering strekkende tot betaling van de proceskosten dient te worden afgewezen, indien de overige vorderingen ook dat lot treft.
De beslagkosten kunnen niet worden toegewezen, nu in een bodemprocedure zal moeten worden beslist of er sprake is van verbeurde boetes en zo ja, wat de hoogte van die boetes is.
Bij de laatste vordering heeft R.D. Service geen (spoedeisend) belang, nu [eiser] niet voornemens is om (delen van) zijn administratie te laten verdwijnen.
In conventie en in reconventie
De beoordeling van het geschil
Vooropgesteld dient te worden dat de gevorderde voorlopige voorzieningen slechts voor toewijzing in aanmerking komen, als in dit geding aan de hand van de thans bekende feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een eventueel tussen partijen nog te voeren bodemprocedure soortgelijke vorderingen tot een toewijzing daarvan zal leiden.
Ten aanzien van de vordering conventie
De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering.
Bepalend voor de uitkomst van het onderhavige geschil is de beantwoording van de vraag of aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat R.D. Service [eiser] redelijkerwijs niet aan het tussen partijen overeengekomen relatiebeding kan en mag houden. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hieromtrent het volgende.
Voldoende aannemelijk is dat R.D. Service een zeker en gerechtvaardigd belang heeft bij bescherming tegen concurrentie door het benaderen en het bedienen van haar zakelijke relaties, ook nu de gevorderde schorsing van het relatiebeding betrekking heeft op slechts een van die relaties, te weten De Zoete Inval. De omstandigheid dat de Zoete Inval enige tijd na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] aan een ander bedrijf dan R.D. Service haar klandizie gunde, is daarbij van ondergeschikt belang. De vrije markt impliceert immers de mogelijkheid van wisselende zakelijke relaties, omdat ondernemers bij de keuze van hun zakelijke partners nu eenmaal telkens de afweging maken tussen kosten en baten. Voorop staat dat De Zoete Inval ten tijde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] een klant was van R.D. Service en dat R.D. Service onbetwist heeft gesteld, dat de beslissing van De Zoete Inval voor een ander schoonmaakbedrijf dan het hare destijds niet is gemaakt omdat De Zoete Inval niet tevreden was over de kwaliteit van het werk van R.D. Service, maar uitsluitend gebaseerd was op overwegingen van financieel-economische aard. Het behoeft geen betoog dat R.D. Service er belang bij heeft om De Zoete Inval zo snel mogelijk als klant terug te winnen. Dat er een redelijke kans bestaat dat zulks gebeurt, heeft R.D. Service vooralsnog genoegzaam aannemelijk gemaakt. Van R.D. Service kan niet worden verlangd [eiser] reeds vóór afloop van het relatiebeding op 1 oktober 2007 als haar concurrent op de schoonmaakmarkt, voor zover het betreft de op de lijst staande bedrijven, te dulden.
Het belang dat [eiser] heeft bij de schorsing van het relatiebeding kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet zwaarder wegen dan het voormeld belang van R.D. Service bij handhaving daarvan. De wens van [eiser] om voor De Zoete Inval werkzaamheden te verrichten is weliswaar begrijpelijk, maar kan op zichzelf geen rechtvaardiging vormen voor schorsing van het relatiebeding, te minder nu [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door handhaving van dit beding onbillijk wordt benadeeld. Het relatiebeding verhindert immers niet de beroepsuitoefening door [eiser], maar beperkt slechts gedurende enige tijd de kring van zijn mogelijke klanten. Daarbij is nog het volgende van belang. [eiser] heeft er destijds zelf voor gekozen om de arbeidsrelatie met R.D. Service te beëindigen ten einde een eigen bedrijf te kunnen starten en is weloverwogen met R.D. Service een relatiebeding aangegaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot schorsing van het relatiebeding zal worden geweigerd.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Ten aanzien van de vordering in reconventie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist met betrekking tot de vordering in conventie, is van de vordering strekkende tot betaling van boetes het gedeelte dat betrekking heeft op De Zoete Inval toewijsbaar, derhalve tot een bedrag van € 1.750,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Niet toewijsbaar is het gedeelte met betrekking tot Wijnimport J. Bart B.V., nu [eiser] gemotiveerd heeft betwist voornoemd bedrijf te hebben benaderd en R.D. Service vooralsnog onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, waarin haar stelling steun kan vinden. De onderhavige procedure leent zich echter, gelet op het spoedeisend karakter daarvan, niet voor bewijslevering ter zake.
[eiser] heeft niet betwist dat door (de gemachtigde van) [eiser] werkzaamheden zijn verricht ten einde voldoening buiten rechte van de boetes te verkrijgen. Dit brengt mee dat de kosten die daarmee zijn gemoeid toewijsbaar zijn, met dien verstande dat toegewezen zal worden een bedrag dat ingevolge de kantonrechterstaffel van het Rapport Voorwerk II over het toe te wijzen bedrag aan boetes mag worden berekend, derhalve een bedrag van € 300,--.
Voor toewijzing van de overige vorderingen is geen aanleiding nu, gelet op het door [eiser] gevoerde verweer, vooralsnog onvoldoende is gebleken dat de verwachting gewettigd is dat deze vorderingen in een bodemprocedure tot toewijzing zullen leiden. Het enkele vermoeden van R.D. Service dat [eiser] zich niet door het relatiebeding heeft of zal laten belemmeren en, behalve De Zoete Inval, ook andere relaties van R.D. Service heeft benaderd dan wel zal benaderen, is niet voldoende voor toewijzing van de gevorderde geboden en verboden. Nadere bewijslevering ter vaststelling van de feiten zal noodzakelijk zijn en dient in een bodemprocedure aan de orde te komen.
Hetzelfde geldt voor de vordering tot overlegging van de door Acqua Marijn verzonden facturen, nu vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] voornemens is om deze facturen in een mogelijke bodemprocedure achter te houden.
Het gedeelte van de vordering dat ziet op de beslagkosten treft hetzelfde lot, nu de onderhavige procedure geen plaats biedt voor nader onderzoek naar de gegrondheid van het beslag.
De proceskosten zullen worden gecompenseerd nu beide partijen over en weer in het (on)gelijk worden gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie
- weigert de gevorderde voorlopige voorziening;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van R.D. Service tot en met vandaag worden begroot op € 400,00 aan salaris van de gemachtigde;
In reconventie
- veroordeelt [eiser] bij wijze van voorlopige voorziening tot betaling aan R.D. Service van:
1. € 1.750,00 ter zake van door [eiser] verbeurde boetes vanwege overtreding van het relatiebeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 januari 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. € 300,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. van Wassenaer en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.