RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 12367
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 maart 2007
[verzoekers]
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde: mr. M.J. van der Veen, advocaat te Haarlem,
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
Bij besluit van 7 september 2006 heeft verweerder de in artikel 7 van de Verordening op de Houtopstanden door de gemeente Haarlem genoemde vervaltermijn van kapvergunning BOR/2005/330 met maximaal 12 maanden verlengd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 18 december 2006 bezwaar gemaakt. Bij brief van 18 december 2006 is tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 8 maart 2007, alwaar namens verzoekers zijn verschenen M.J. van der Veen, voornoemd, alsmede [verzoekers]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.C. Timmer - van der Hoeven en ing. L. Brouwer, beiden werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voorzover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Wegens de realisatie van een fietspad naar de voetgangers- en fietsbrug over de Leidsevaart te Haarlem heeft verweerder op 10 maart 2005 besloten een vergunning te verlenen voor het kappen van 33 essen/esdoornen aan de van der Duyn van Maasdamstraat op de groenstrook tussen de manege en Eindenhout, onder de voorwaarde dat 33 bomen worden herplant. Verweerder heeft er in het besluit op gewezen dat artikel 7 van de Verordening op de Houtopstanden voor de gemeente Haarlem bepaalt dat de kapvergunning vervalt indien daarvan niet binnen een jaar na het van kracht worden volledig gebruik is gemaakt.
2.3 Omdat niet binnen een jaar na het van kracht worden van de kapvergunning hiervan gebruik is gemaakt, heeft verweerder in het hier bestreden primaire besluit de vervaltermijn vanaf 7 september 2006 met 12 maanden verlengd. Bekendmaking van dit besluit heeft plaats gevonden door kennisgeving van het besluit in het Haarlemse mededelingenblad van 7 september 2006.
2.4 Verzoekers hebben bij brief van 18 december 2006 bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de kapvergunning. Verzoekers hebben aangevoerd dat het onjuist is om thans reeds een kapvergunning te verlenen aangezien de voetgangers- en fietsbrug in strijd is met het bestemmingsplan en het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan nog in de inspraakfase verkeert. Gelet op de onherstelbare schade die het kappen van de bomen met zich mee zal brengen, verzoeken verzoekers de voorzieningenrechter de kapvergunning te schorsen.
2.5 Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek te kunnen komen, dient de voorzieningenrechter ambtshalve een voorlopig oordeel te geven over de vraag of het bezwaar tijdig is ingediend.
2.6 Ingevolge artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Artikel 6:8, eerste lid, Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:9 Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.7 De voorzieningenrechter stelt vast dat de bezwaartermijn van het besluit van 7 september 2006 is aangevangen op 8 september 2006, zijnde de dag na publicatie daarvan, en is geëindigd op 18 oktober 2006. Niet in geschil tussen partijen is dat het bezwaarschrift van 18 december 2006 ruimschoots buiten deze termijn is ingediend.
2.8 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de publicatie in het Haarlemse Mededelingenblad gebrekkig is geweest. Het besluit is immers geplaatst onder het vetgedrukte kopje 'Gemeente: Oost/Waarderpolder', hetgeen niet de juiste aanduiding van de betreffende wijk is. Het kan verzoekers dan ook niet worden tegengeworpen dat zij van de verlenging kapvergunning op de hoogte hadden behoren te zijn. Nu het bezwaarschrift is ingediend kort nadat verzoekers middels toezending ervan door verweerder op de hoogte waren geraakt, is de termijnoverschrijding bij de indiening van het bezwaarschrift - gelet op het bepaalde in artikel 6:11 Awb - verschoonbaar te achten.
2.9 Niet in geschil tussen partijen is dat het voor de realisering van het fietspad naar de voetgangers- en fietsbrug over de Leidsevaart noodzakelijk is dat de betreffende bomen worden gekapt. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van 14 maart 2007 (Awb 06-12002 en Awb 06-12416) geoordeeld dat de bouw van de brug binnen het bestemmingsplan past en dat voor de aanleg van een fietspad geen belemmeringen bestaan. In verband met het broedseizoen dat op 15 maart aanvangt, wenst verweerder op zeer korte termijn gebruik te maken van de kapvergunning.
2.10 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kleven echter aan het bestreden besluit gebreken, zoals ter zitting ook bevestigd door verweerders gemachtigde. Het besluit strekt er toe de op 10 maart 2005 verleende kapvergunning te verlengen. Gelet op het bepaalde in artikel 7 van de Verordening op de Houtopstanden voor de gemeente Haarlem vervalt een verleende kapvergunning, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het van kracht worden volledig gebruik is gemaakt. Dit betekent dat de op 10 maart 2005 verleende kapvergunning reeds geruime tijd was vervallen op het moment dat verweerder tot verlenging is overgegaan. Aangezien de kapvergunning niet meer bestond, kon verweerder de geldigheid ervan niet meer verlengen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter komt hiermee de grondslag aan de verlengde kapvergunning te ontvallen en zal het primaire besluit in bezwaar naar verwachting niet in stand kunnen blijven. Verweerder zal in bezwaar een nieuwe kapvergunning dienen te verlenen. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.11 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding aangezien de als gemachtigde voor verzoekers optredende mr. M.J. van der Veen eveneens verzoeker is in onderhavige zaak.
3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
3.2 schorst het besluit het besluit van 7 september 2006 tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar;
3.3 bepaalt dat de gemeente Haarlem het door verzoekers betaalde griffierecht van € 141,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, voorzieningenrechter, en op 14 maart 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.