ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1383

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
15 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/610820-07
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • M. Bijvoet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave rijbewijs na procedure op grond van artikel 164 Wegenverkeerswet 1994

Op 8 februari 2007 is er een klaagschrift ingediend door mr. H.J. Visser, advocaat van klager, bij de rechtbank Haarlem. Dit klaagschrift betreft de teruggave van het rijbewijs van klager, dat door de politie was ingevorderd. De rechtbank heeft op 15 maart 2007 in raadkamer het klaagschrift behandeld, waarbij klager in persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman. De officier van justitie, mr. Kubbinga, was ook aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in het proces-verbaal van de politie niet is vermeld wat de afstand van de lasergun tot de rijlijn was, zoals vereist door de "Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers" van het Openbaar Ministerie. Dit gebrek in het proces-verbaal is door de rechtbank als significant beoordeeld, aangezien het de zorgvuldigheid van de meting in twijfel trekt. Klager heeft aangevoerd dat dit gebrek recentelijk heeft geleid tot vrijspraken in andere zaken, en dat het proces-verbaal waarschijnlijk als bewijsmiddel zal worden uitgesloten.

De rechtbank oordeelt dat het niet voldoen aan de vereisten van het proces-verbaal niet ten nadele van klager mag strekken. Gezien de belangen van klager bij het beschikken over zijn rijbewijs en het ontbreken van andere feiten die wijzen op een herhaling van strafbare feiten, heeft de rechtbank besloten het klaagschrift gegrond te verklaren. De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, waarbij zij opmerkt dat de officier van justitie in redelijkheid tot de inhouding van het rijbewijs heeft kunnen besluiten, maar dat de huidige omstandigheden een andere beslissing rechtvaardigen.

De uitspraak is gedaan door mr. Bijvoet, rechter, in aanwezigheid van griffier Van Velzen, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2007. De rechtbank heeft in haar beslissing de belangen van verkeersveiligheid en de persoonlijke belangen van klager zorgvuldig afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
ENKELVOUDIGE RAADKAMER
Registratienummer: [nummer]
Parketnummer: [nummer]
Uitspraakdatum: 15 maart 2007
BESCHIKKING (art. 164 WVW 1994)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 8 februari 2007 2006 is ter griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. H.J. Visser, advocaat, ingediend klaagschrift, gedateerd 7 februari 2007, van:
[klager], klager,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
tegen de invordering door de politie Kennemerland en het vervolgens onder zich houden door de officier van justitie te Haarlem van het rijbewijs van klager voornoemd.
Op 15 maart 2007 is dit klaagschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. Visser, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. Kubbinga.
Van het verhandelde in raadkamer is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beoordeling
De invordering heeft plaatsgevonden met inachtneming van de wettelijke voorschriften, nu jegens klager de verdenking bestaat, dat hij - zakelijk weergegeven - op 3 februari 2007 in de gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorvoertuig op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, te weten de Provinciale weg N201, de aldaar geldende maximumsnelheid met 70 kilometer per uur heeft overschreden.
Gelet op die verdenking heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot de inhouding van het rijbewijs kunnen beslissen.
Van de zijde van klager is er - zakelijk weergegeven en voor zover te dezen van belang - op gewezen dat:
- in het onderliggende proces-verbaal niet is vermeld wat de afstand van de lasergun tot de rijlijn is geweest, zoals imperatief voorgeschreven in de "Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers" van 1 oktober 2006 van het Openbaar Ministerie (Stcrt 2006, 175);
- het niet vermelden in het proces-verbaal van de afstand van de lasergun tot de rijlijn recentelijk voor de kantonrechters te Emmen en Sneek aanleiding is geweest verdachten vrij te spreken;
- een zorgvuldige meting door de niet meer te herstellen omissie niet kan worden gegarandeerd;
- het proces-verbaal van bevindingen niet volgens de aanwijzingen van het OM is opgemaakt en derhalve waarschijnlijk als bewijsmiddel zal worden uitgesloten, zodat - nu ook overigens een zorgvuldige meting van de gereden snelheid niet kan worden gegarandeerd - moet worden aangenomen dat klager óf niet verder zal worden vervolgd, óf zal worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld, dat de behandeling van het klaagschrift dient te worden aangehouden teneinde de politie nader onderzoek te laten verrichten en daarvan een aanvullend proces-verbaal op te maken. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld, dat het belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijk belang van klager, en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift.
De rechtbank is - gelet op hetgeen in het klaagschrift en bij het onderzoek in raadkamer naar voren is gebracht omtrent de belangen van klager bij het kunnen beschikken over zijn rijbewijs - van oordeel, dat het op dit moment niet voldoen van het proces-verbaal van bevindingen van de politie aan hetgeen in de "Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers" van 1 oktober 2006 van het Openbaar Ministerie imperatief is voorgeschreven, niet ten nadele van klager mag strekken. De rechtbank ziet daarin dan ook aanleiding om thans tot teruggave van het rijbewijs te besluiten.
De rechtbank heeft in haar oordeel betrokken, dat niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat klager - die geen documentatie heeft - opnieuw een feit als bedoeld in het tweede of derde lid van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 zal begaan. Het klaagschrift is mitsdien gegrond.
De rechtbank merkt daarbij uitdrukkelijk op, dat het voorgaande geenszins betekent dat de kantonrechter, later inhoudelijk over de strafzaak oordelend, niet kan besluiten een langere onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan de tijd gedurende welke het rijbewijs van klager thans ingevorderd en ingehouden is geweest.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, voornoemd.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. Bijvoet, rechter,
in tegenwoordigheid van Van Velzen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2007.