ECLI:NL:RBHAA:2007:BA2580

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/805099-06 en 15/807817-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid luchtvaartmaatschappij voor aanvoer ongedocumenteerde vreemdelingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 5 april 2007, stonden twee parketnummers centraal: 15/805099-06 en 15/807817-06. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van een vreemdeling zonder de vereiste documenten, in strijd met artikel 4 van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was, omdat de betrokken vreemdeling onverwacht naar Nederland moest reizen in verband met een sterfgeval. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet opzettelijk de wet overtrad.

In de tweede zaak, onder parketnummer 15/807817-06, werd niet bewezen geacht dat de verdachte de vervoerder was van de betrokken vreemdeling. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor deze overtreding. De rechtbank benadrukte dat de verbalisant een onderzoek moet instellen bij constatering van een vreemdeling zonder de juiste documenten, en dat het bewijs niet enkel kan worden gebaseerd op de constatering van de verbalisant.

De kantonrechter verklaarde de verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde feit onder parketnummer 15/805099-06 en ontsloeg haar van alle rechtsvervolging. Dit vonnis is gewezen na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij de rechtbank rekening hield met de bijzondere situatie van de vreemdeling en de rol van de verdachte in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
tegenspraak
parketnummers: 15/805099-06 en 15/807817-06
uitspraak: 5 april 2007
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2007 in de zaken tegen:
[verdachte]
Weteringschans 24A
1017 SG Amsterdam
en/of
Schiphol Boulevard 9th D 155
1118 BG Schiphol
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de onderscheiden dagvaardingen is omschreven. Kopieën van die dagvaardingen zijn als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maken daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding van de verdachte geldig is en dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3. Bewijsbeslissing
3.1 Bij de beoordeling van het door de officier van justitie aangedragen bewijs moet van het volgende worden uitgegaan.
Uit de Nota naar aanleiding van het verslag Memorie van Toelichting bij artikel 4 Vw (kamerstuk 29016) blijkt het volgende:
In het eerste lid van artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt geregeld dat een vervoerder de nodige maatregelen moet nemen om te voorkomen dat een door hem vervoerde vreemdeling niet in het bezit is van de juiste documenten. Welke maatregelen dit zijn is inderdaad, zoals deze leden opmerken, terug te vinden in de Richtlijnen voor vervoerders. Op de vraag van deze leden hoe in de praktijk het toezicht op het naleven van de zorgplicht plaatsvindt antwoorden wij als volgt. De vervoerder die de zorgplicht onvoldoende naleeft is strafbaar op grond van artikel 108 van de Vreemdelingenwet 2000. Het toezicht op het naleven van de zorgplicht vindt dan ook logischerwijs plaats in de dagelijkse praktijk op Schiphol en de andere grensdoorlaatposten. Een ieder die Nederland (ofwel het Schengengebied) inreist via een grensdoorlaatpost wordt gecontroleerd. Wanneer een ambtenaar belast met grensbewaking wordt geconfronteerd met een vreemdeling die Nederland (dan wel het Schengengebied) wenst in te reizen doch niet beschikt over de daarvoor vereiste documenten zal hij een onderzoek instellen om vast te stellen door welke maatschappij betrokkene is aangevoerd. Wanneer de ambtenaar vervolgens tot de conclusie komt dat die vervoerder zijn zorgplicht heeft veronachtzaamd, zal proces-verbaal jegens de vervoerder worden opgemaakt. De processen-verbaal worden doorgezonden aan het Openbaar Ministerie.
3.2 Voorts blijkt uit de parlementaire behandeling van de onderhavige wetsbepaling dat de wetgever ervan is uitgegaan dat voor bewezenverklaring van de schending van de onderhavige zorgplicht weliswaar nalatigheid van de vervoerder is vereist, maar dat die als aanwezig verondersteld mag worden wanneer door tussenkomst van een vervoerder een vreemdeling onjuist gedocumenteerd, dat wil zeggen zonder het vereiste visum, Nederland wordt binnengebracht. Dit laat onverlet dat van bijzondere omstandigheden kan blijken die tot een ander oordeel leiden.
3.3 Het vorenstaande impliceert dat, zodra sprake is van de constatering door de verbalisant dat een vreemdeling zonder het vereiste visum Nederland binnenkomt, de verbalisant een onderzoek moet instellen. Dit onderzoek houdt onder meer in het horen van de verdachte, die bij die gelegenheid kan aantonen welke maatregelen zij treft of heeft getroffen om de ongewenste ongedocumenteerde binnenkomst te voorkomen. Er is dus geenszins sprake van het aannemen van het bewijs van de overtreding op basis van de enkele constatering door de verbalisant(en) dat de gewenste vreemdeling niet over de vereiste documenten beschikt. Dat bewijs wordt immers gebaseerd op die constatering en op het naar aanleiding daarvan door de verbalisant(en) ingestelde onderzoek.
Het feit dat het proces-verbaal is opgemaakt voordat de verdachte was gehoord, brengt niet met zich dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht.
3.4 De kantonrechter acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15/807817-06 is tenlastegelegd. Met name is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de vervoerder is geweest van de betrokken vreemdeling. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.5 De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 15/805099-06 tenlastelegde feit heeft begaan op de wijze zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte bijlagen II.
3.6 Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.7 Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde feit levert op: overtreding van een voorschrift, vastgesteld bij artikel 4 eerste lid Vreemdelingenwet 2000.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Voldoende aannemelijk is geworden dat de betrokken vreemdeling wegens een sterfgeval naar Nederland moest reizen en dat de verdachte hem om die reden, ondanks het feit dat het verstrekte visum reeds was verbruikt, naar Nederland heeft vervoerd.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat de verdachte wat deze overtreding betreft niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Van toepassing zijn de artikelen 4 en 108 van de Vreemdelingenwet 2000.
7. Beslissing
De kantonrechter beslist als volgt:
Hij verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder parketnummer 15/807817-06 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Hij verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 15/805099-06 tenlastegelegde feit zoals vermeld onder 3.5 heeft begaan.
Hij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert het hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feit op.
Hij verklaart de verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat haar van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2007.