RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummers: 15/694058-05, 15/671028-05, 15/660004-06 en 14/078977-04 (vordering tenuitvoerlegging)
Uitspraakdatum: 10 april 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2006, 11 januari 2007, 19 maart 2007 en 27 maart 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord Holland Noord, Huis van Bewaring te Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvorde-ring ter terechtzitting aangepast. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie zal de rechtbank de bij afzonderlijke dagvaardingen aangebrachte zaken met bovenstaande parketnummers voegen. De zaak met (voormalig) parketnummer 15/671028-05 zal hierna als zaak 9 worden aangeduid en de zaken met (voormalig) parketnummer 15/660004-06 zullen hierna als de zaken 10 en 11worden aangeduid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1 Bewijsoverweging en modus operandi
In het onderzoek Vink is de [A-weg] te Haarlem stelselmatig geobserveerd. Tijdens deze observatie komt een blauwe bedrijfsauto van het merk Dodge, type Ram Van en voorzien van het kenteken [kenteken] veelvuldig in beeld. Deze Dodge Ram Van wordt in onderhavig onderzoek door de officier van justitie in verband gebracht met een groot aantal strafbare feiten, waaronder diefstallen. Gebleken is dat de Dodge Ram Van veelvuldig het kamp aan de [A-weg] komt oprijden, telkenmale in combinatie met een (naar later blijkt) gestolen (werk)voertuig. Steeds een paar minuten later rijdt de Dodge Ram Van het kamp weer af, blijkbaar na achterlating van het gestolen (werk)voertuig.
Gedurende het onderzoek Vink is onderzoek ingesteld teneinde te achterhalen wie de bestuurders van voornoemde Dodge, type Ram Van, waren, de bevindingen hieromtrent zijn neergelegd in proces-verbaal van ambtshandelingen [proces-verbaal]. Opvallend detail is dat de auto aan de linkerachterzijde, schuin onder het linkerachterlicht, is voorzien van een NL-sticker, waarnaast nog een witte plek zichtbaar is, mogelijk een tweede sticker. Tevens blijkt uit bevragen van het BPS van de regiopolitie Kennemerland, dat zowel verdachte [verdachte] als verdachte [medeverdachte 1] in de meeste gevallen de bestuurder, dan wel inzittende zijn van genoemde Dodge. Een andere persoon, die tevens af en toe gebruik maakt van genoemde Dodge, is medeverdachte [medeverdachte 2]. Verder blijkt uit niets dat er nog andere personen zijn, die bestuurder of anderszins inzittende zijn van genoemde Dodge.
De rechtbank overweegt dat de enkele constatering dat een auto waarvan verdachte de regelmatige, maar niet enige, bestuurder is, op een bepaald tijdstip in de buurt van de plaats delict wordt gezien, of de enkele constatering dat een door verdachte regelmatig gebruikte mobiele telefoon een zendmast aankiest in de directe omgeving van of op de route van/naar de plaats delict, voor een veroordeling van verdachte voor de ten laste gelegde diefstallen of helingen onvoldoende is. Mocht daarvan sprake zijn, dan volgt vrijspraak.
Dat is evenwel anders indien naast een dergelijke constatering een of meer andere bewijsmiddelen voorhanden zijn, bijvoorbeeld in de vorm van een herkenning van verdachte, tapgesprek(ken), print- en/of bakengegeven(s). Zo'n aanvullend bewijsmiddel kan naar het oordeel van de rechtbank ook daarin bestaan dat wordt geconstateerd dat een voor de criminele organisatie, waarvan verdachte deel uitmaakt, typerende modus operandi wordt gehanteerd. Aldus en op die wijze is de rechtbank gekomen tot het wettige en overtuigende bewijs ten aanzien van de ten laste gelegde feiten 1, 3, 5 en 7 tot en met 11.
3.2 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is - mede gelet op de hiervoor onder 3.1 genoemde overweging - niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 (zaaksdossier 37), feit 4 (zaaksdossier 65) en feit 6 (zaaksdossier 102) ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar bewezenverklaring in het bijzonder op de bewijsmiddelen genoemd in voorgaande overwegingen en daarnaast ook op de navolgende bewijsmiddelen:
Bewijsoverweging criminele organisatie
Uit de bewijsmiddelen bij feit 8 (de criminele organisatie) en de bewijsmiddelen van de overige bewezen verklaarde feiten in onderlinge samenhang bezien, volgt dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zich stelselmatig en in georganiseerd verband bezighielden met diefstal en heling van (waardevolle) goederen. Men opereerde daarbij doorgaans volgens een vaste werkwijze, zoals hiervoor in overweging 3.1 is weergegeven.
Tussen de verschillende verdachten bestond een duidelijke rolverdeling. Verdachte had samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een uitvoerende rol. Zij waren degenen die de goederen daadwerkelijk wegnamen en afleverden op het woonwagenkamp aan de [A-weg], veelal in opdracht van [medeverdachte 3], vader van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] was de organisator en leider van de organisatie en hij zorgde in die rol voor de afzet van de goederen door, vaak direct nadat het weggenomen goed het kamp aan de [A-weg] had bereikt, contact op te nemen met vaste helers of door de goederen te verkopen in [bedrijf B], waar hij eigenaar van was. Daar kon een groot gedeelte van de gestolen goederen afgezet worden, al dan niet met wetenschap van [medeverdachte 4], de rechterhand van [medeverdachte 3] in [bedrijf B]. Gelet op dat alles kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De rechtbank zal, gelijk de officier van justitie heeft gevorderd, de periode dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bewezen verklaren vanaf 1 juni 2005, nu dit de datum is van het eerste feit dat kan worden verweten aan de verdachten in de criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakt.
3.3 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat hij
1. (zaaksdossier 18)
hij op 22 september 2005 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tractor van het merk Kubota en een maaimachine van het merk Maschoo, toebehorende aan [slachtoffer 1];
3. (zaaksdossier 45)
hij op 9 oktober 2005 te Spaarndam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Hyster vorkheftruck, toebehorende aan [slachtoffer 2];
5. (zaaksdossier 124)
hij op 17 mei 2004 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Harley Davidson motoren met Engelse kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2], toebehorende aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4];
7. (zaaksdossier 111)
hij in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 januari 2006 te Uitgeest, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bestel)bus merk: Hyundai; kenteken: [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 5];
8. (zaaksdossier 195)
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2004 tot en met 7 maart 2006 te Haarlem en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- diefstallen in vereniging en
- heling in vereniging en
- het voorhanden hebben van hennepkwekerijen in vereniging;
9. (parketnummer 15/671028-05)
hij op 04 mei 2005 te Haarlem in een loods aan de [B-straat], een sloep merk Garda Captain met buitenboordmotor merk Yahama voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde sloep met buitenboordmotor redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
10. (parketnummer 15/660004-06)
hij op of omstreeks 19 september 2005 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee multiboxen, toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7];
11. (parketnummer 15/660004-06)
hij op 10 oktober 2005 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee multiboxen, toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7];
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. de feiten 1 en 5: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
T.a.v. de feiten 3 en 7: telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
8. het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
9. (15/671028-05) schuldheling;
10. en 11. (15/660004-06) telkens, diefstal.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De vordering van de officier van justitie, de motivering van de sancties, de vorderingen van benadeelde partijen, de schadevergoedingsmaatregel en de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 14/078977-04
6.1 Vordering van de officier van justitie
De officier heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en heeft gevorderd dat ter zake een gevangenisstraf van 3 jaar zal worden opgelegd, zulks met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] gevorderd, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de officier toewijzing van de
vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling tot 8 maanden gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Alkmaar d.d. 9 februari 2005.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van ten minste tien maanden een belangrijke rol gespeeld binnen een criminele organisatie die zich bezighield met het op grote schaal plegen van diefstal en heling van gestolen goederen. Daarbij vormden in het bijzonder (werk)voertuigen - goederen die een hoge waarde vertegenwoordigen - het doelwit. Opvallend is de professionaliteit, brutaliteit en de hoge frequentie waarmee de diefstallen werden gepleegd.
De criminele organisatie waarvan verdachte deel uitmaakt komt op buitenstaanders intimiderend over. Dit blijkt uit het feit dat min of meer vaste betrokkenen hebben verklaard dat één of meer verdachten uit de organisatie over wapens zouden beschikken en bang te zijn dat henzelf of hun gezin iets zou worden aangedaan, nu zij over de criminele organisatie en diens leden een verklaring hebben afgelegd. Overigens is niet gebleken dat er daadwerkelijk fysiek geweld is gebruikt.
Georganiseerde misdaad is in de ogen van de rechtbank een van de schadelijkste vormen van criminaliteit, doorgaans niet gepleegd door mensen die onder invloed van een hevige emotie voor korte tijd de grenzen niet meer zien, maar juist gepleegd door mensen die een koele berekening en inschatting hebben gemaakt van de risico’s en de opbrengsten en tot de conclusie zijn gekomen dat misdaad loont.
De rechtbank neemt in aanmerking dat een organisatie als de onderhavige gelet op haar criminele oogmerk en de daarmee samenhangende handelingen de rechtsorde ondermijnt. Kenmerkend voor zo’n organisatie is dat het, door het bestaan van een samenwerkingsverband, criminaliteitsbevorderend werkt. Hierbij dient te worden betrokken dat door de ontplooide activiteiten grote illegale geldstromen plegen te worden gegenereerd.
Ten nadele van verdachte wordt voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte reeds vele malen eerder ter zake van onder meer diefstallen is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat kennelijk niets verdachte er van heeft weerhouden wederom de onderhavige feiten te plegen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is. Deze straf is conform de eis van de officier van justitie.
6.3 Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 7)
De benadeelde partij de heer [slachtoffer 5] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 959,60 ingediend wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit 7 zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 708,--, te weten de kosten van de gehandicapten parkeerkaart, de volle tank diesel en de niet uitgekeerde inventaris, eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook in zoverre worden toegewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
6.4 Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6] (feiten 10 en 11)
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 437,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder de feiten 10 en 11 tenlastegelegde zou hebben geleden aan materiele schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
6.5 Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, te weten € 1.145,00.
6.6 Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 14/078977-04
Bij vonnis van 9 februari 2005 heeft de politierechter te Alkmaar betrokkene ter zake van diefstal en het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod, veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke gevangenisstraf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat betrokkene zich binnen die periode niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Deze proeftijd is nog niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat genoemde, niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit. Gelast zal mitsdien worden, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36f, 57, 63, 140, 310, 311, 417bis
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder feit 2, feit 4 en feit 6 tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DRIE (3) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 5] geleden schade tot een bedrag van € 708,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 5] voornoemd, op rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 5] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van €708,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 14 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voorzover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte inzoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 6] geleden schade tot een bedrag van € 437,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 6] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 6] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 437,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door acht (8) dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie opgelegd in de zaak met parketnummer 14/078977-04 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet tenuitvoergelegde gevangenisstraf, groot ACHT (8) MAANDEN, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Alkmaar d.d. 9 februari 2005.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Robert, voorzitter,
mrs. Donders en K alden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mrs. Brok en Valk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2007.