ECLI:NL:RBHAA:2007:BA3599

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
330952/ CV EXPL 06-12281
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na verkeersongeval met leaseauto

In deze zaak vordert eiser, werkzaam bij Van Rossum Raadgevend Ingenieurs Amsterdam B.V., schadevergoeding van Achmea, de WAM-verzekeraar van een andere bestuurder die betrokken was bij een verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 31 maart 2006, waarbij de leaseauto van eiser, een Mazda, total-loss werd verklaard na een aanrijding. Eiser stelt schade te hebben geleden door het verlies van de leaseauto, die hij aan het einde van het leasecontract voor een lagere prijs had kunnen overnemen. Achmea betwist de vordering en stelt dat eiser geen schade heeft geleden, omdat hij geen eigenaar van de auto was en de schade niet het gevolg is van de aanrijding.

De kantonrechter oordeelt dat eiser niet kan worden beschouwd als eigenaar van de auto op het moment van de aanrijding en dat de schade die hij claimt, namelijk toekomstig vermogensverlies, niet kan worden aangemerkt als een voldoende kenmerkend gevolg van het ongeval. De rechter wijst erop dat eiser als derde moet worden beschouwd ten opzichte van de WAM-verzekeraar en dat de norm van artikel 19 RVV niet strekt tot bescherming van de schade die eiser vordert. De vordering tot schadevergoeding van € 3.200,- wordt afgewezen, evenals de vorderingen voor de waarde van de autoradio en trekhaak, en de onterechte betaling van maandelijkse bijdragen voor het privé-gebruik van de auto. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op 18 april 2007.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 330952/ CV EXPL 06-12281
datum uitspraak: 18 april 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. J. van Rhijn
tegen
de naamloze vennootschap ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.
h.o.d.n. CENTRAAL BEHEER ACHMEA
te Apeldoorn
gedaagde partij
hierna te noemen Achmea
gemachtigde mr. A.W. Manso Cabreros-Hendriks
De procedure
[eiser] heeft Achmea gedagvaard op 27 november 2006. Achmea heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 14 februari 2007 een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 8 maart 2007, waarbij de gemachtigden van partijen pleitaantekeningen hebben overgelegd en waarbij de griffier aantekeningen heeft gemaakt van hetgeen partijen verder naar voren hebben gebracht.
De feiten
a. [eiser] is werkzaam in dienst van Van Rossum Raadgevend Ingenieurs Amsterdam B.V., althans van Van Rossum Holding B.V. De werkgever van [eiser] wordt hierna aangeduid als Van Rossum.
b. Van Rossum heeft aan [eiser] een leaseauto, merk Mazda type 626 ter beschikking gesteld, die Van Rossum leasete van LeasePlan.
c. [eiser] heeft in de leaseauto een autoradio geïnstalleerd en heeft de leaseauto voorzien van een trekhaak.
d. Op 31 maart 2006 heeft zich een verkeersongeval voorgedaan waarbij de door [eiser] bestuurde leaseauto, die stond te wachten voor een stoplicht, aan de achterzijde is aangereden door een door mevrouw [XXX] (hierna: [XXX]) bestuurde auto. Achmea is de WAM-verzekeraar van [XXX].
e. De leaseauto van [eiser] is als gevolg van de aanrijding total-loss verklaard.
f. Achmea heeft aan LeasePlan een bedrag van € 10.000,- aan schadevergoeding uitbetaald.
g. De brief van 19 februari 2007 van Van Rossum aan de gemachtigde van [eiser] luidt, voor zover van belang, als volgt:
Hierbij bevestigen wij dat de overnamedeal van deze auto zo goed als rond was. De auto die toentertijd geleasd werd, kon op een voordelige wijze overkocht worden door de heer [eiser]. Ongeacht de wijze van financiering was deze auto in het bezit gekomen van genoemde heer [eiser].
De vordering
[eiser] vordert (samengevat) veroordeling van Achmea tot betaling van € 4.375,00 aan schade en een bedrag van € 350,00 aan buitengerechtelijke kosten, telkens vermeerderd met rente en met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
[eiser] stelt daartoe het volgende. [eiser] kon de leaseauto aan het einde van het leasecontract, te weten op 30 augustus 2006, via zijn werkgever van de leasemaatschappij overnemen voor een bedrag van € 6.800,--. De dagwaarde van de auto zou op dat tijdstip
€ 10.000,-- zijn geweest. Doordat de auto totaal verloren is gegaan heeft [eiser] een vermogensrecht verloren ter waarde van het verschil tussen de dagwaarde van de auto op het moment van overname en de afgesproken overnameprijs, zodat een schadepost is ontstaan van € 3.200,--.
[eiser] betaalde een bedrag van € 145,-- per maand voor het privé-gebruik van de auto. Omdat [eiser] de auto in april, mei, juni, juli en augustus niet heeft kunnen gebruiken heeft hij zonder tegenprestatie een bedrag van € 725,-- aan zijn werkgeefster betaald, en tot dit bedrag aldus schade geleden.
De door [eiser] in en aan de auto gemonteerde autoradio en trekhaak vertegenwoordigen een investering van € 450,--, welk bedrag aan [eiser] dient te worden vergoed.
Het verweer
Achmea betwist de vordering. Zij voert daartoe primair – samengevat - het volgende aan. Achmea betwist het bestaan van een overeenkomst tussen [eiser] en de leasemaatschappij. [eiser] had dan ook geen aanspraak op levering van de auto, en heeft door het uitblijven van die levering als gevolg van de aanrijding dus geen schade geleden.
Achmea is het bedrag van € 725,-- niet verschuldigd omdat LeasePlan aan [eiser] een vervangende auto ter beschikking heeft gesteld, waarop de maandelijkse bijdrage van
€ 145,-- vervolgens betrekking heeft gehad.
De waarde van de autoradio en de trekhaak zijn meegenomen in de taxatie van de auto na de aanrijding. De uitkering die Achmea aan LeasePlan heeft gedaan is dan ook inclusief de schade aan de autoradio en de trekhaak. Achmea betwist daarnaast de hoogte van de op dit punt gestelde schade.
Subsidiair stelt Achmea zich op het standpunt, kort weergegeven, dat er onvoldoende causaal verband is tussen de door haar verzekerde gemaakte verkeersfout en de door [eiser] geclaimde schade. De geclaimde vermogensschade kan niet geacht worden te behoren tot de kenmerkende gevolgen van de betreffende normschending.
Meer subsidiair stelt Achmea zich op het standpunt dat de door haar verzekerde geschonden norm van artikel 19 RVV niet strekt tot bescherming tegen de schade waarvan [eiser] vergoeding vordert.
De beoordeling van het geschil
1. Het meest verstrekkende verweer van Achmea komt erop neer dat [eiser] geen schade heeft geleden, zodat alleen al daarom de vordering moet worden afgewezen. Dit verweer gaat niet op. Naar het oordeel van de kantonrechter is in voldoende mate komen vast te staan dat [eiser] de leaseauto aan het eind van de leaseperiode tegen een gunstige prijs zou kunnen overnemen van zijn werkgever die de auto daartoe van Leaseplan zou kopen. Dat dit het geval was blijkt uit de verklaring van Van Rossum van 19 februari 2007 waarin deze bevestigt dat de overnamedeal zo goed als rond was. Een en ander is door Achmea onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele stelling dat geen schriftelijke overeenkomst bestaat omdat [eiser] een schriftelijke aanbod van LeasePlan niet ondertekend retour heeft gezonden, is daartoe onvoldoende.
2. Dit betekent dat wanneer de auto niet verloren zou zijn gegaan als gevolg van de aanrijding, [eiser] deze tegen een lagere prijs dan de dagwaarde zou hebben gekocht, hetgeen hem een - door Achmea niet betwist - voordeel van € 3.200,-- opgeleverd zou hebben. Dit bedrag, zijnde het door [eiser] gemiste voordeel ten opzichte van de situatie dat hij een vergelijkbare auto van een ander dan LeasePlan zou kopen, moet worden aangemerkt als schade die [eiser] als gevolg van de aanrijding lijdt.
3. Gelet op het verdere verweer van Achmea dient vervolgens de vraag te worden beantwoord of deze schade in zodanig verband staat met de aanrijding dat deze, gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade als gevolg van het verkeersongeval aan (de verzekerde van) Achmea kan worden toegerekend.
Naar het oordeel van de kantonrechter is dit niet het geval. [eiser] was op het moment van de aanrijding niet de eigenaar van de auto. Ten opzichte van de WAM-verzekeraar Achmea dient hij voor wat betreft zijn schade (gemist voordeel) als derde te worden beschouwd. De aard van de schade van [eiser], te weten zijn toekomstige vermogensverlies, kan niet worden aangemerkt als een voldoende kenmerkend gevolg van het verkeersongeval. [eiser] lijdt die schade immers niet in zijn hoedanigheid van bestuurder of eigenaar van de auto of als direct betrokkene bij de aanrijding maar als derde met een toekomstig recht op levering van de auto door LeasePlan.
4. Overigens slaagt ook het verweer van Achmea, dat erop neerkomt dat niet is voldaan aan het relativiteitsvereiste van artikel 6:163 BW. De norm van artikel 19 RVV bepaalt dat de bestuurder in staat moet zijn het voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Het doel en de strekking van deze regel is gelegen in het verhogen van de verkeersveiligheid en daarmee het voorkomen van zaaks- en letselschade in het verkeer. Het beschermingskarakter van de genoemde norm strekt daarmee dan ook niet tot het voorkomen van de door [eiser] als derde geleden schade in de vorm van een gemist voordeel.
5. Op grond van het voorgaande dient de vordering tot vergoeding van het schadebedrag van € 3.200,-- te worden afgewezen.
6. De gevorderde vergoeding van de waarde van de autoradio en de trekhaak zal eveneens worden afgewezen. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft [eiser] verklaard dat deze zaken nadat ze door hem aan de auto zijn gemonteerd, onlosmakelijk met de auto verbonden zijn geraakt. Daarmee zijn deze zaken bestanddeel van de auto en dus eigendom van LeasePlan geworden. De vergoeding voor de schade aan deze zaken is dan ook begrepen in het aan LeasePlan door Achmea uitgekeerde bedrag. Naast die uitkering is geen plaats voor een uitkering aan [eiser], die immers vanaf de montage van autoradio en trekhaak geen eigenaar van deze accessoires meer was.
7. De gevorderde vergoeding van een bedrag van € 725,-- in verband met de gestelde onterechte betaling door [eiser] van de maandelijkse bijdragen voor het privé-gebruik van de auto moet worden afgewezen. [eiser] heeft niet betwist dat Van Rossum een vervangende auto aan hem ter beschikking heeft gesteld. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat [eiser] gedurende de maanden april tot en met augustus de beschikking heeft gehad over een lease-auto, die hij evenzeer voor privé doeleinden kon blijven gebruiken. De maandelijkse bijdrage voor dat privé-gebruik is [eiser] na het verlies van de Mazda dan ook onverkort verschuldigd gebleven.
8. De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Achmea tot en met vandaag worden begroot op € 1.200,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Dubois en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.