ECLI:NL:RBHAA:2007:BA3935
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Kingma
- mrs. Vos- De Greeve
- mr. Van der Bijl
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van afpersing wegens gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing, zoals omschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof een periode van 29 maart 2004 tot en met 31 maart 2004, waarin de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer] zou hebben bedreigd om hem te dwingen een geldbedrag van 25.000 euro te betalen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het feit en een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, alsook een geldboete van 5000 euro.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank constateerde dat de aangifte van [slachtoffer], hoewel hij zich bedreigd voelde, niet werd ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De verklaringen van de medeverdachten gaven aan dat er druk was uitgeoefend op [slachtoffer] om te betalen, maar er was geen bewijs dat hij daadwerkelijk was bedreigd met geweld, zoals in de tenlastelegging was gesteld.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Kingma als voorzitter en mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. Blijleven. De uitspraak vond plaats op een openbare zitting, waarbij de rechtbank de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigde.