ECLI:NL:RBHAA:2007:BA3935

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/030250-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kingma
  • mrs. Vos- De Greeve
  • mr. Van der Bijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing, zoals omschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof een periode van 29 maart 2004 tot en met 31 maart 2004, waarin de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer] zou hebben bedreigd om hem te dwingen een geldbedrag van 25.000 euro te betalen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het feit en een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, alsook een geldboete van 5000 euro.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank constateerde dat de aangifte van [slachtoffer], hoewel hij zich bedreigd voelde, niet werd ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De verklaringen van de medeverdachten gaven aan dat er druk was uitgeoefend op [slachtoffer] om te betalen, maar er was geen bewijs dat hij daadwerkelijk was bedreigd met geweld, zoals in de tenlastelegging was gesteld.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Kingma als voorzitter en mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. Blijleven. De uitspraak vond plaats op een openbare zitting, waarbij de rechtbank de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigde.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/030250-04
Uitspraakdatum: 11 april 2007
Verstek
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Haarlem,
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2004 tot en met 31 maart 2004 te Bloemendaal en/of te Heemstede, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), die [slachtoffer] heeft medegedeeld dat:
- als hij het bedrag niet zou betalen de gevolgen voor hem zouden zijn en/of dat verdachte en/of zijn mededader(s), zijn vrouw en vriendin onder handen zou(den) nemen en/of
- hij er voor moest zorgen dat het in orde kwam, anders zou(den) verdachte en/of zijn mededader(s), naar zijn vrouw en vriendin gaan en/of hij wel zou gaan betalen als zij waren aangepakt en/of zijn vriendin en haar zusje dan niet meer helemaal heel zouden zijn en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s), 's avonds terug zou(den) komen en zou(den) beginnen met het verbouwen van zijn vriendin en vervolgens naar hem zou(den) komen en/of
- die [slachtoffer] bij de schouder gepakt en/of in de schouder geknepen en hierbij dreigend de woorden toegevoegd: "Je gaat maar betalen oude man. Anders praten wij morgen voor jou zeer onvriendelijk",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, waarvan zes (6) maanden vooralsnog niet ten uitvoer behoeven te worden gelegd en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Voorts vordert de officier van justitie een geldboete ter hoogte van € 5000,-.
De officier van justitie baseert zijn standpunt in grote mate op de aangifte van de heer [slachtoffer]. De officier van justitie acht de verklaring van aangever betrouwbaar en stelt daarover - zakelijk weergegeven - het navolgende:
De aangever is op het punt van de bedreiging met geweld erg duidelijk. Hij was een geldbedrag schuldig en om ervoor te zorgen dat hij dat ging betalen, heeft verdachte aangever laten opzoeken door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij het pannenkoekenhuis. Aangever voelde zich hierdoor bedreigd, omdat zij hem, zijn vrouw en zijn vriendin iets aan zouden doen.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte, los van de vraag of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is, geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
De rechtbank constateert dat uit het dossier naar voren komt dat er druk op [slachtoffer] is uitgeoefend om een geldbedrag te betalen. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat hij samen met [medeverdachte 1], [slachtoffer] heeft opgezocht bij het pannenkoekenrestaurant en dat zij hem hebben gechanteerd met het bekend maken van zijn buitenechtelijke relatie. Hierbij hebben zij ook duidelijk de naam [verdachte] genoemd.
Uit geen enkel ander bewijsmiddel dan de aangifte komt naar voren dat, zoals is tenlastegelegd, [slachtoffer] daadwerkelijk is bedreigd met geweld, dan wel dat hem is medegedeeld dat zijn vrouw en vriendin onder handen zouden worden genomen. Derhalve dient verdachte naar het oordeel van de rechtbank te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
5. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Kingma, voorzitter,
mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2007.
Mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.