ECLI:NL:RBHAA:2007:BA3961

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/035291-04
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kingma
  • mrs. Vos- De Greeve
  • mr. Van der Bijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing door rechtbank Haarlem na gebrek aan bewijs

Op 11 april 2007 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing, zoals omschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging betrof een incident dat zich zou hebben afgespeeld tussen 29 en 31 maart 2004, waarbij de verdachte en een medeverdachte de aangever, [slachtoffer], onder druk zouden hebben gezet om een geldbedrag van 25.000 euro te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangever, hoewel deze op zichzelf als betrouwbaar kan worden beschouwd, niet voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen die in het dossier aanwezig zijn. De rechtbank heeft geconstateerd dat er druk op de aangever is uitgeoefend, maar dat er geen overtuigend bewijs is dat de aangever daadwerkelijk is bedreigd met geweld of dat er sprake was van een daadwerkelijke afpersing.

De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, alsook een geldboete van 5000 euro. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering tekortschiet en dat de verklaringen van de aangever en de medeverdachte niet voldoende zijn om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen is dat hij het feit heeft begaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. Kingma als voorzitter en mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl als rechters, in aanwezigheid van de griffier mr. Blijleven. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/035291-04
Uitspraakdatum: 11 april 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 maart 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2004 tot en met 31 maart 2004 te Bloemendaal en/of te Heemstede en/of te Zandvoort, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van 25.000 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers is/zijn/heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- bij die [slachtoffer] in de auto gaan zitten en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (op dreigende toon) meegedeeld dat:
- hij goed moest luisteren en/of
- een groep Joegoslaven naar hem op zoek was en/of dat er een Joegslaaf werd vermist en men dacht dat hij er mee te maken had en/of
- als hij 25.000 euro zou betalen hij/zij hem met rust zou(den) laten en/of
- als hij niet zou betalen de gevolgen voor hem zouden zijn en/of
- zijn vrouw en vriendin onder handen zouden worden genomen en/of
- hij/zij, verdachte en/of zijn mededader(s), anders naar zijn vrouw en vriendin zou(den) gaan en/of
- hij wel zou gaan betalen als zijn vrouw en vriendin waren aangepakt en/of
- zijn vriendin en het zusje van zijn vriendin niet meer helemaal heel zouden zijn en/of
- hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) 's-avonds terug zou(den) komen en zou(den) beginnen
- met het verbouwen van zijn vriendin en vervolgens naar hem zou(den) komen en/of
- hem bij de schouder gepakt en/of in zijn schouder geknepen en hierbij gezegd: Je gaat maar betalen oude man. Anders praten wij morgen voor jou heel onvriendelijk en/of
- (meermalen) die [slachtoffer] opgebeld om te vragen waar het geld bleef,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, waarvan zes (6) maanden vooralsnog niet ten uitvoer behoeven te worden gelegd en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Voorts vordert de officier van justitie een geldboete ter hoogte van € 5000,-.
De officier van justitie baseert zijn standpunt in grote mate op de aangifte van de heer [slachtoffer]. In tegenstelling tot de raadsman van verdachte acht de officier van justitie de verklaring van aangever wel betrouwbaar. De officier van justitie stelt daarover - zakelijk weergegeven - het navolgende:
De aangever is op het punt van de bedreiging met geweld erg duidelijk. Hij was een geldbedrag schuldig en om ervoor te zorgen dat hij dat ging betalen, is aangever opgezocht door verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1]. Aangever voelde zich bedreigd, omdat zij hem, zijn vrouw en zijn vriendin iets aan zouden doen. De rol van verdachte wordt bevestigd door [betrokkene] en [medeverdachte 1].
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte, los van de vraag of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is, geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
De rechtbank constateert dat uit het dossier naar voren komt dat er druk op [slachtoffer] is uitgeoefend om een geldbedrag te betalen. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij samen met [verdachte], [slachtoffer] heeft opgezocht bij het pannenkoekenrestaurant en dat zij hem hebben gechanteerd met het bekend maken van zijn buitenechtelijke relatie. Uit geen enkel ander bewijsmiddel dan de aangifte komt naar voren dat [slachtoffer] is bedreigd met geweld, dan wel dat hem is medegedeeld dat zijn vrouw en vriendin onder handen zouden worden genomen. Derhalve dient verdachte naar het oordeel van de rechtbank te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
5. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Kingma, voorzitter,
mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Blijleven,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2007.
Mrs. Vos- De Greeve en Van der Bijl zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.