RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 402 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2007
[eiseres],
wonende te Haarlem,
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde],
de Hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (IBG) te Groningen,
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2005 heeft verweerster geweigerd eiseres op basis van de door haar in Peru gevolgde opleiding een Nederlandse titel doctorandus (drs.) te verlenen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 18 september 2005 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 december 2005 heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 19 december 2005, aangevuld bij brieven van 5 maart 2006, 19 juni 2006 en 2 februari 2007, beroep ingesteld.
Verweerster heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 februari 2007, alwaar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.F. Hofstee, juridisch medewerker in dienst van verweerster.
2. Overwegingen
2.1 Eiseres, geboren op 25 februari 1973, heeft de Peruaanse nationaliteit. Zij heeft in Peru van 1979 tot en met 1984 6 jaar primair onderwijs gevolgd. Van 1985 tot en met 1989 heeft zij secundair onderwijs gevolgd en van juli 1991 tot en met februari 1992 heeft zij een pre-universitaire opleiding gevolgd om toegelaten te worden tot het universitaire onderwijs. Van 1992 tot en met 1997 heeft zij aan de Universidad de San Martin de Porres in Peru onderwijs gevolgd in de richting tandheelkunde. In oktober 1997 heeft eiseres haar opleiding tandheelkunde afgerond. Op 18 maart 1998 heeft zij de titel bachelor in de tandheelkunde gekregen en na een onderzoeksperiode van 8 maanden heeft zij in 1999 haar diploma als professional verkregen. In 2002 is zij naar Nederland gekomen.
2.2 Eiseres heeft verweerster verzocht haar op basis van haar in Peru gevolgde opleiding de Nederlandse titel doctorandus (drs.) te verlenen. Verweerster heeft dit verzoek afgewezen, omdat - zakelijk weergegeven - uitgaande van de door eiseres gevolgde opleiding tot het behalen van de titel "bachelor", welke titel eiseres wil inruilen voor de titel "doctorandus", de studie tot dat moment slechts kan worden gewaardeerd op 3,5 jaar van de 5-jarige Nederlandse studie in de tandheelkunde en verweerster om die reden van oordeel is dat de opleiding aan de niet in Nederland gevestigde instelling, op grond waarvan eiseres haar titel "bachelor" heeft verkregen, niet tenminste gelijkwaardig is aan de overeenkomstige Nederlandse opleiding. In concreto is verweerster van oordeel dat het eindniveau van de door eiseres gevolgde opleiding met twee jaar moet worden verlaagd, omdat het aanvangsniveau van die studie twee jaar lager ligt dan in Nederland. De waardering van het diploma van eiseres wordt op basis van deze redenering gewaardeerd op ongeveer 3,5 jaar van de vijfjarige Nederlandse studie in de richting tandheelkunde. Verweerster ziet de vaststelling van het aantal studiejaren bevestigd door de adviezen van de Nuffic. Het bezwaar van eiseres tegen dit besluit heeft verweerster ongegrond verklaard.
2.3 In geschil is het antwoord op de vraag of verweersters besluit het verzoek van eiseres haar de Nederlandse titel doctorandus te verlenen af te wijzen, de rechterlijke toets kan doorstaan.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Ingevolge artikel 7.23, lid 3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Whw), voor zover hier van belang, kan de IBG aan degene aan wie op grond van een examen aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs een graad is verleend toestaan in de plaats van die graad in de eigen naamsvermelding tot uitdrukking te brengen in Nederland een van de titels, genoemd in artikel 7.20 te voeren, indien de opleiding op grond waarvan die andere graad is verleend, naar het oordeel van de IBG ten minste gelijkwaardig is aan een overeenkomstige Nederlandse opleiding.
2.6 Ter invulling van de haar in artikel 7.23, lid 3 Whw gegeven beoordelingsvrijheid hanteert verweerster het uitgangspunt dat slechts van een gelijkwaardige opleiding sprake kan zijn indien de buitenlandse onderwijsinstelling door de nationale overheid aldaar is erkend. De door eiseres gevolgde opleiding kan deze toets doorstaan.
2.7 Bij de beoordeling van de aanvraag om op basis van een in het buitenland gevolgde studie tandheelkunde de titel doctorandus te voeren dient verweerster na de inwerkingtreding van de Bachelor/Masterstructuur in 2002 die buitenlandse studie te vergelijken met de Nederlandse studie tandheelkunde met een nominale studieduur van 5 jaar.
2.8 In dit verband heeft eiseres aangevoerd dat vele universiteiten nog de oude structuur, inhoudende dat studenten hun doctoraalexamen al kunnen afleggen na 4 jaar universitair onderwijs, hanteren. Eiseres vindt het onredelijk dat aan buitenlandse diplomahouders zwaardere eisen worden gesteld dan aan in Nederland studerende personen. Zij beroept zich hiermee op het gelijkheidsbeginsel, zo begrijpt de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de mogelijkheid waarop eiseres zich beroept per 19 juni 2002 is komen te vervallen. Op dit punt is geen overgangsbepaling voor de inmiddels vervallen tekst van artikel 7.20, eerste lid, van de Whw, gecreëerd. De voorheen bestaande mogelijkheid om de drs.-titel te verkrijgen na 4 jaar wetenschappelijk onderwijs in de geneeskunde is niet aanwezig ten aanzien van erkenning van opleidingen in het kader van artikel 7.23, derde lid, van de Whw. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel dient dan ook te falen.
2.9 Ter invulling van de beoordelingsvrijheid die verweerster op grond van artikel 7.23, derde lid, Whw toekomt, voert zij het beleid, zoals dat is gepubliceerd in Uitleg Gele Katern van 6 juni 2001, nr. 15, dat de gelijkwaardigheid van een opleiding aan een niet in Nederland gevestigde instelling voor hoger onderwijs wordt vastgesteld aan de hand van het eindniveau van de opleiding, met als weegfactoren de vooropleidingvereisten, de nominale studieduur en de nominale studieomvang.
Deze invulling, met name ook gezien het feit dat verweerster niet de persoonlijke kennis en kunde van de persoon in kwestie mag toetsen, acht de rechtbank in het algemeen, en ook in het onderhavige geval, niet onredelijk.
2.10 Eiseres heeft - met verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), nr. LJN AO0824 - betoogd dat verweerster de door haar behaalde professionele tandheelkundige titel Cirujano Dentista in haar beoordeling had moeten betrekken en zich niet had moeten beperken tot de Bachiller titel.
Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat de opbouw van de Peruaanse opleiding tot tandarts anders is dan in Nederland. Zo behoort in Nederland een scriptie tot een verplicht onderdeel van de initiële opleiding die uiteindelijk tot de academische titel leidt. In Peru is in het traject dat leidt tot de academische graad "bachiller" geen scriptie voorzien. Eerst na het behalen van die graad kan de afgestudeerde verder studeren voor de beroepskwalificatie (in casu: Cirujano Dentista). Deze verdere studie kan (thans) worden ingevuld op drie verschillende manieren: het afleggen van een bekwaamheidsexamen, het onder toezicht werken als tandarts of het verdedigen van een afstudeerscriptie.
2.11 Met verweerster is de rechtbank van oordeel dat onder de vergelijkbare buitenlandse studie niet wordt verstaan het opleidingstraject tot en met het behalen van de beroepskwalificatie Cirujano Dentista, maar het traject tot en met het behalen van de academische graad Bachiller en Odontologia. Immers, dit is de academische graad die eiseres dient in te wisselen voor de graad doctorandus. Dat de door eiseres behaalde professionele titel Cirujano Dentista mede bepalend is voor het aanvragen van de drs.-titel, leest de rechtbank niet in de door eiseres aangehaalde uitspraak van de ABRS.
2.12 Verweerster heeft zich in haar besluitvorming voorts met name gebaseerd op een door haar overgenomen advies van de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (Nuffic). Met deze instelling heeft verweerster een vaste adviesrelatie. De Nuffic maakt deel uit van een - erkend - internationaal netwerk. De Nuffic is in het kader van de Europese Unie (NARIC) en de Raad van Europa en Unesco (ENIC) door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aangewezen en erkend als Nederlands erkennings-informatiecentrum.
2.13 In bezwaar heeft eiseres de diplomawaarderingen van de Nuffic in geding gebracht, waaronder die van 1 november 2004. Bij brieven van 29 november 2005 en 12 juni 2006 heeft de Nuffic op verzoek van verweerster een nadere toelichting verstrekt.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de Nuffic niet ter zake deskundig is ten aanzien van de hem toebedeelde taak. Evenmin bestaat grond voor het oordeel dat de diplomawaardering en advisering door de Nuffic op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft geen tegenadvies laten uitbrengen door een deskundige. De rechtbank ziet, gezien de aan de conclusie van de Nuffic ten grondslag liggende onderzoeksbevindingen, onvoldoende grond voor het oordeel dat de totstandkoming van het advies zodanige gebreken vertoont dat verweerster dit advies niet aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding de conclusie van deze instelling niet te volgen.
2.14 In zijn advies van 23 september 2003 met bijlage heeft de Nuffic uitvoerig uiteengezet hoe het onderwijs in Peru is geregeld. In zijn aan eiseres gerichte brief van 20 augustus 2003 is hij expliciet ingegaan op het eindniveau van de middelbare school, het aanvangsniveau hoger onderwijs na het toelatingsexamen en de toelating tot het beroep onderwijs. Uiteen wordt gezet dat in Peru de middelbare school voorbereiding biedt op hoger onderwijs en niet op wetenschappelijk onderwijs, dat het Peruaanse toelatingsexamen voor het hoger onderwijs slechts de kennis toetst, opgedaan tijdens het middelbaar onderwijs en dat om die reden het aanvangsniveau van het hoger onderwijs gelijk kan worden gesteld aan het eindniveau van het middelbaar onderwijs.
2.15 Door de Nuffic wordt de door eiseres aan de Universidad San Martin de Porres gevolgde opleiding, inclusief de tesis na de academische graad van "Bachiller", gesteld op vier jaar wetenschappelijk onderwijs, waarvan 3 1/2 jaar tandheelkundige opleiding.
De Nuffic heeft deze waardering als volgt gemotiveerd:
"1. Opleiding tandheelkunde aan de Universidad San Martin de Porres
Volgens de statuten van de universiteit duurt een licenciatura 10 academische semesters. Een academisch semester omvat 17 weken (1 academisch jaar duurt dan 34 weken). In Nederland duurt een academisch jaar 42 weken. In Nederlandse termen is de studiebelasting van de door u gevolgde universitaire opleiding in de tandheelkunde dan in totaal gelijk aan die van 4 Nederlandse academische jaren. Het eerste semester heeft u echter besteed aan algemene vorming, waardoor in Nederlandse termen het niveau van uw Peruaanse opleiding gelijk is aan ongeveer 3 1/2 jaar wetenschappelijk onderwijs in de tandheelkunde.
Daarbij komt dat het in vergelijking met Nederland lagere aanvangsniveau van een universitaire opleiding doorgaans wordt gecompenseerd met voldoend lange duur van de opleiding. In het onderhavige geval is hiervan geen sprake.
Wij laten - conform de werkafspraken Nuffic - Ministerie van VWS - het aan het oordeel van de vakdeskundigen over om de tandheelkundige vakken van uw opleiding naar kwantiteit en kwaliteit te beoordelen of deze naar Nederlandse maatstaven gelijkwaardig zijn aan de Nederlandse opleiding tot tandarts.
2. De tesis na de academische graad van Bachiller.
De Universidad San Martin de Porres kent verschillende modaliteiten voor het verlenen van de nationaal erkende graad Licenciado of gelijkwaardige beroepskwalificatie, zoals in uw geval die van Cirujano Dentista.
Uit deze modaliteiten hebt u gekozen voor het schrijven van een tesis. Volgens informatie van uw universiteit wordt doorgaans 6 maanden uitgetrokken voor het schrijven van een tesis. Hoewel met deze tesis u eerder onderzoeksbekwaamheid hebt aangetoond - overigens in een niet specifiek tandheelkundig onderwerp - en daarmee bewezen dat u een wetenschappelijke opleiding hebt gevolgd, dan extra tandheelkundige kennis verworven, vindt de Nuffic dat op academische gronden uw tesis voor een half jaar mee moet wegen in uw studiebelasting, waardoor uw opleiding in Nederlandse termen te vergelijken zou zijn met een algemeen wetenschappelijk prestatieniveau van 4 jaar wetenschappelijk onderwijs. Dit heeft echter geen invloed op de eerder gemaakte waardering (3 1/2 jaar) met het oog op toetreden tot het beroep van tandarts."
2.16 Blijkens de hem ter beschikking staande stukken heeft de Nuffic dan ook in ieder geval twee wezenlijke verschillen geconstateerd tussen de Nederlandse studie tandheelkunde en de door eiseres gevolgde opleiding. Enerzijds is er het lager aanvangsniveau van het hoger onderwijs, waardoor er in het gevolgde curriculum algemeen vormende vakken voorkomen en anderzijds is er sprake van een geringere (universitaire) studiebelasting.
2.17 Op basis van deze stukken, waarbij is ingegaan op de weegfactoren die verweerster hanteert om tot een besluit te komen, heeft verweerster, zelfs al zou alleen worden gekeken naar die studie en zou het niveau van de vooropleiding buiten beschouwing worden gelaten en zelfs al zou rekening worden gehouden met de tesis, in redelijkheid kunnen concluderen dat de door eiseres in Peru gevolgde universitaire opleiding niet tenminste gelijkwaardig is aan de Nederlandse studie tandheelkunde. Bij zijn beslissing op bezwaar beschikte verweerster ook over al deze stukken van de Nuffic. Verweersters besluit kan dan ook de rechterlijke toets doorstaan.
2.18 In dit verband merkt de rechtbank ten overvloede op dat blijkens informatie van de universiteit het schrijven van een tesis 6 maanden in beslag neemt en dat van dit aantal maanden dient te worden uitgegaan en niet van het aantal maanden dat eiseres heeft uitgetrokken voor het schrijven van de tesis.
2.19 De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Er wordt geen aanleiding gezien een proceskostenveroordeling uit te spreken.
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Medze, rechter, en op 22 maart 2007 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van A.G.J. Deckers, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.