zaaknummer / rolnummer: 125522 / HA ZA 06-827
1. [EISER SUB 1],
wonende te [woonplaats],
2. [EISER SUB 2],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. C.B. van Die te Leusden,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEDAAGDE], ,
gevestigd te [plaats], gemeente [gemeente],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.C.I. Veerman.
Eisers zullen hierna ‘[eiser sub 1]’ en ‘[eiser sub 2]of, gezamenlijk, ‘[eisers]’ genoemd worden. Gedaagde zal hierna ‘[gedaagde]’ genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 november 2006;
- de akte in het geding brengen producties van [eiser sub 1] en [eiser sub 2];
- de akte in het geding brengen productie tevens houdende akte uitlating na comparitie van partijen / overlegging producties tevens houdende verzoek tot benoeming deskundige van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 15 december 2004 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan [gedaagde] opdracht gegeven tot het leveren en leggen van een tegelvloer in de woonkamer en hal van hun woning aan [adres]. Daarbij hebben zij tevens opdracht gegeven tot het aanleggen van vloerverwarming in de woonkamer. [gedaagde] heeft deze opdracht, voor de prijs van € 6.300,-- inclusief omzetbelasting, aangenomen en bij brief van dezelfde datum schriftelijk aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bevestigd. In deze bevestiging is uitgegaan van een aantal van 46 m2 te leggen vloertegels, welk aantal is gebaseerd op een door een andere aannemer uitgebrachte en door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan [gedaagde] getoonde offerte.
2.2. [gedaagde] is op 11 maart 2005 begonnen met de uitvoering van de werkzaamheden. Op 14 maart 2005 is gebleken dat het (voor 46 m2) bestelde aantal vloertegels ontoereikend was, waarna [gedaagde] tegels heeft bijbesteld. Op 22 maart 2005 heeft [gedaagde] de werkzaamheden voortgezet.
2.3. [eiser sub 2] heeft op 23 maart 2005 telefonisch contact opgenomen met de directeur van [gedaagde], de heer T. Schilder (‘Schilder’), en heeft aangegeven dat hij niet tevreden was met de kwaliteit van de gelegde tegelvloer. [gedaagde] heeft haar werkzaamheden vervolgens opgeschort. Schilder is op 25 maart 2005 samen met de tegelzetter bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] langsgekomen om de klachten te bespreken.
2.4. [gedaagde] heeft de klachten van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] – onder meer – bij brief van 31 maart 2005 van de hand gewezen en heeft [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gesommeerd het resterende gedeelte van de aanneemsom ad € 1.260,-- en de kosten voor de levering en verwerking van de extra vloertegels ad € 691,97 te voldoen.
2.5. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben [gedaagde] – onder meer – bij brief van 27 april 2005 in gebreke gesteld en [gedaagde] gesommeerd alsnog goed na te komen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben in dezelfde brief tevens hun betalingsverplichtingen uit de overeenkomst opgeschort en hebben betwist dat zij gehouden zijn het bedrag van € 691,97 in verband met de extra vloertegels te voldoen.
2.6. Op verzoek van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft Vloertechnisch Adviesbureau A. van der Bruggen (‘Van der Bruggen’) op 7 juni 2005 een deskundigenrapport uitgebracht met betrekking tot de kwaliteit van de tegelvloer. Schilder en de advocaat van [gedaagde] waren namens [gedaagde] aanwezig bij het onderzoek door Van der Bruggen. Het rapport van Van der Bruggen luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(...)
Technisch oordeel
1. De tegelvloer ligt inderdaad scheef in de woning (zie tekening). De tegelzetter is in de rechter hoek aan de tuinzijde begonnen, echter heeft niet langs een draad gewerkt. Hierdoor ligt de vloer langs de rechterwand scheef hetgeen doorwerkt in de gehele woning.
2. Vooral in de hal is de voeggrote onregelmatig. Bij sommige tegels is de voeg 3 mm, bij andere is er in het geheel geen voeg aanwezig.
3. Het voegwerk is niet overal egaal echter dit is ondergeschikt aan de overige klachten.
4. Omdat de segmenten van de plinten een vaste maat hebben, heeft de tegelzetter de passtukken op de hoeken geplaatst. Bij de kleinere stukken geeft dit geen fraai aangezicht.
5. In de hal zijn ten behoeven van de vloerverwarming twee leidingen afgetakt van de bestaande radiator. Deze zijn niet ingehakt en daardoor nu storend zichtbaar. In het dossier kan ik echter niets vinden over wat hierover is afgesproken.
Conclusie:
De tegelvloer is ondeskundig gelegd. Deze ligt scheef in de woning en is beslist niet acceptabel.
Vragen Arag Rechtsbijstand
(...)
Vraag 2.
Is de vloer gedraaid gelegd en mocht [eiser sub 2] dit op grond van de contractstukken verwachten? Zo ja, is de oorzaak hiervan gelegen in het feit dat de muren van het huis van [eiser sub 2] niet loodrecht staan of door ondeugdelijke legging en een gebrek aan meting door [gedaagde].
[eiser sub 2] mocht van een vakbedrijf verwachten dat de vloer ook vakkundig gelegd zou worden. Daar is hier zeker geen spraken van gezien de klachten. Met de muren van het huis is niets mis. De tegelvloer ligt langs alle muren scheef omdat de vloerenlegger scheef is gebonnen en niet langs een draad heeft gewerkt.
Vraag 3.
Was het opgegeven aantal vierkante meter tegels toereikend om de woning van [eiser sub 2] te betegelen of is het opgegeven aantal vierkante meters ontoereikend?
Om dit te bepalen heb ik de vloeroppervlakte opgemeten. De netto oppervlakte bedraagt 42,71 mtr2 Als ik uitga van 10% snijverlies moet 47 mtr2 voldoende zijn. De overeenkomst geeft overigens niets aan m.b.t. verrekening van meer of minder meters.
Vraag 4.
Heeft [gedaagde] een deugdelijke vloer gelegd.
De vloer is door [gedaagde] niet deugdelijk gelegd.
Vraag 5.
Welke herstelwerkzaamheden dienen er te worden uitgevoerd en welke kosten zijn daaraan verbonden? Dient de vloer opnieuw gelegd te worden of kan worden volstaan met goed en deugdelijk herstel van de onderhavige vloer?
Herstel van deze vloer is niet mogelijk. Deze dient geheel te worden vervangen. De kosten hiervoor kunnen worden begroot op ca. € 10.000,00 zijnde het uithakken van de bestaande vloer met mogelijk beschadiging van de leidingen van de vloerverwarming, het aanbrengen van een nieuwe tegelvloer, het in- en uitruimen van de woning en opslag van de meubels gedurende de tijd dat de werkzaamheden in beslag zullen nemen en mogelijk verblijf van de fam. [eiser sub 2] elders omdat men de woning ter beschikking zal moeten stellen.
(...)”
2.7. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben van de totale aanneemsom een gedeelte van € 5.040,-- voldaan. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben in de dagvaarding gesteld de overeenkomst met [gedaagde] te ontbinden voor zover deze betrekking heeft op het nog openstaande bedrag van de aanneemsom.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen, uitvoerbaar bij voorraad:
1. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding van € 10.000,-- en een bedrag van € 1.254,-- aan buitengerechtelijke kosten, derhalve in totaal € 12.254,--, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 mei 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening,
2. een verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor eventuele gevolgschade die optreedt als gevolg van het verwijderen van de vloer, voor zover de totale schade voornoemd bedrag van € 10.000,-- overschrijdt,
3. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten van het geding, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] leggen aan deze vorderingen ten grondslag dat de door [gedaagde] gelegde tegelvloer scheef ligt ten opzichte van de muren, dat de voeggrootte tussen de tegels en het voegwerk onregelmatig is, dat het plintwerk niet correct is uitgevoerd en dat het leidingwerk van de centrale verwarming in de hal niet is ingehakt. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat de tegelvloer vanwege genoemde redenen niet voldoet aan de overeenkomst, zodat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dient [gedaagde] de schade te vergoeden die zij door deze tekortkoming leiden.
3.3. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen in het petitum een bedrag van € 12.254,-- in verband met geleden schade, maar hebben gelet op de inhoud van de dagvaarding kennelijk bedoeld een bedrag van € 11.254,-- te vorderen. De rechtbank zal daarom bij haar beoordeling van dit laatste bedrag uitgaan. Het bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 10.000,-- voor het laten verwijderen en opnieuw laten leggen van de tegelvloer en een bedrag van € 1.254,-- aan buitengerechtelijke kosten. Dit laatste bedrag van € 1.254,-- bestaat volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] uit een bedrag van € 300,-- in verband met het door Van der Bruggen uitgebracht rapport en een bedrag van € 904,-- aan overige buitengerechtelijke kosten.
3.4. [gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser sub 1] en [eiser sub 2], met hoofdelijke veroordeling van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in de proceskosten. Zij voert daartoe aan dat de tegelvloer keurig is verwerkt. Volgens [gedaagde] ligt de tegelvloer wel iets scheef, maar is dit te wijten aan het feit dat de muren van de woning niet haaks op elkaar staan. [gedaagde] stelt dat de tegelzetter het scheef liggen van de tegelvloer vóór het leggen daarvan aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft gemeld en dat zij het scheef liggen toen geen probleem vonden. Het scheef liggen van de tegelvloer is daarom niet aan te merken als een gebrek in de uitvoering van de werkzaamheden, aldus [gedaagde]. [gedaagde] betwist verder dat het voegwerk onregelmatig zou zijn en dat het plintwerk niet correct is uitgevoerd. Bovendien stelt [gedaagde] dat niet overeengekomen is dat het leidingwerk zou worden ingehakt. [gedaagde] erkent wel dat de voeggrootte bij enkele vloertegels in de hal onregelmatig is, maar stelt dat zij heeft aangeboden deze tegels te vervangen. Volgens [gedaagde] rechtvaardigt de geringe afwijking van de tegelvloer niet de ontbinding van de overeenkomst door [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. Ten slotte betwist [gedaagde] de hoogte van de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gestelde schade en de verschuldigdheid en hoogte van de buitengerechtelijke kosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5. [gedaagde] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot betaling van:
1. € 1.260,-- inzake de laatste termijn van de overeenkomst, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 april 2005,
2. € 550,-- inzake extra geleverde en deels ver werkte tegels, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 22 april 2005,
3. de proceskosten.
3.6. [gedaagde] legt aan de vordering ad € 1.260,-- ten grondslag dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in gebreke zijn met de betaling van de laatste termijn van de overeenkomst. Aan de vordering ad € 550,-- legt [gedaagde] ten grondslag dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de kosten inzake extra geleverde en deels verwerkte vloertegels verschuldigd zijn. Deze kosten bedragen volgens [gedaagde] € 409,06 voor de bestelde tegels en € 141,94 voor het verwerken daarvan.
3.7. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voeren verweer en betwisten – onder meer – dat zij hebben ingestemd met het bestellen en leggen van extra tegels. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. De vraag die partijen in conventie verdeeld houdt is of de tegelvloer deugdelijk is gelegd en derhalve of de vloer al dan niet beantwoordt aan de overeenkomst.
4.2. Ter beantwoording van deze vraag hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] het onder 2.6. genoemde deskundigenrapport in het geding gebracht. Bij akte na comparitie heeft [gedaagde] de rechtbank verzocht alsnog een deskundigenbericht te bevelen. [gedaagde] onderbouwt dit verzoek met de ook ter comparitie ingenomen stelling dat Van der Bruggen, die door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is ingeschakeld als deskundige, niet ter zake kundig zou zijn. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.3. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de deskundigheid van Van der Bruggen te twijfelen. Noch de vermelding op het briefpapier van Van der Bruggen dat hij parketdeskundige is, noch de inhoud van zijn rapport nopen daartoe. Deskundigheid op het gebied van parketvloeren sluit immers deskundigheid op het gebied van tegelvloeren geenszins uit, temeer niet voor zover de vraag aan de orde is of de tegels recht zijn gelegd ten opzichte van de wanden. Ook het door de deskundige gehanteerde, en door [gedaagde] gemotiveerd betwiste percentage aan snijverlies maakt hem niet ondeskundig, mede in aanmerking genomen dat zowel de offerte die [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in december 2004 aan [gedaagde] hebben getoond als de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] overgelegde offerte van Ton Scholten tegels & sanitair (‘Ton Scholten’) d.d. 29 november 2006, bij de bepaling van het benodigde aantal tegels kennelijk uitgaan van een snijverlies van 10%. In beide offertes is immers van een aantal van 47 m2 tegels uitgegaan, terwijl de netto oppervlakte van de vloer – zoals onbetwist vaststaat – 42,71 m2 is.
4.4. Voorts overweegt de rechtbank dat [gedaagde] voorafgaand aan en tijdens de comparitie ruimschoots in de gelegenheid is geweest om hetzij de resultaten van een tegenonderzoek in het geding te brengen, hetzij de benoeming van een gerechtelijk deskundige te verzoeken, hetgeen [gedaagde] heeft nagelaten. Mede gelet op het stadium in de procedure waarin het verzoek is gedaan – een antwoord akte na comparitie – , zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.
4.5. Ter beantwoording van de vraag of de tegelvloer beantwoordt aan de overeenkomst overweegt de rechtbank als volgt.
4.6. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben verschillende klachten geuit met betrekking tot de tegelvloer, waarvan de belangrijkste is dat de vloer scheef ligt ten opzichte van de muren. [gedaagde] heeft erkend dat de tegelvloer enigszins scheef ligt, maar heeft gesteld dat de oorzaak van het scheef liggen is gelegen in het feit dat de muren niet recht zijn. Bovendien heeft [gedaagde] gesteld dat de zegelzetter een en ander vooraf heeft besproken met [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben dit betwist.
4.7. Voorop zij gesteld dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op grond van de overeenkomst een deugdelijk gelegde vloer mochten verwachten. Een deugdelijk gelegde tegelvloer is een vloer die een goed vakman in de gegeven omstandigheden had kunnen leggen. In dat verband is van belang dat de conclusie van Van der Bruggen (zie r.o. 1.6.) luidt dat de bij [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gelegde tegelvloer ondeskundig is gelegd. Volgens Van der Bruggen ligt de tegelvloer scheef in de woning omdat de tegellegger in een hoek is begonnen en niet langs een draad heeft gewerkt. Met haar verweer dat de muren van de woning niet haaks op elkaar staan heeft [gedaagde] – naar de rechtbank begrijpt – willen stellen dat het in de gegeven omstandigheden onmogelijk was de vloer recht te leggen. [gedaagde] heeft evenwel niet betwist dat de tegelzetter in een hoek is begonnen en niet langs een draad heeft gewerkt. De rechtbank volgt de deskundige in diens conclusie dat de vloer niet deugdelijk is gelegd en maakt die conclusie tot de hare. De vloer is derhalve niet gelegd zoals van een goed vakman in de gegeven omstandigheden verwacht had mogen worden.
4.8. Aan het voorgaande doet niet af dat de tegelzetter – zoals [gedaagde] heeft gesteld – het scheef liggen van de vloer vooraf aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft gemeld. Die melding, wat daar overigens van zij, impliceert immers geenszins dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hadden ingestemd met een vloer die minder dan volgens goed vakmanschap zou worden gelegd. De rechtbank passeert het bewijsaanbod van [gedaagde] met die strekking dan ook als niet terzake dienend.
4.9. Daarmee staat vast dat [gedaagde] reeds doordat de vloer scheef is gelegd tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gesloten overeenkomst. De overige klachten van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] behoeven bij die stand van zaken geen bespreking meer. Het verweer van [gedaagde] dat zij niet in verzuim verkeert omdat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan, verwerpt de rechtbank onder verwijzing naar het hiervoor overwogene. Het door [gedaagde] eveneens gevoerde verweer dat die tekortkoming haar niet kan worden toegerekend, wordt door de rechtbank gepasseerd, reeds omdat het niet is onderbouwd en het verweer ten slotte dat sprake is van een geringe tekortkoming die geen ontbinding rechtvaardigt – wat overigens ook zij van dat verweer – wordt verworpen omdat de tekortkoming bestaat uit het scheef liggen van de vloer en het daarom in de rede ligt dat de gehele vloer vervangen dient te worden.
4.10. De voorgaande overwegingen leiden tot het oordeel dat [gedaagde] de schade dient te vergoeden die [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door de tekortkoming lijden. Ten aanzien van de omvang van die schade wordt het volgende overwogen.
4.11. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben gesteld dat zij schade lijden tot een bedrag van € 10.000,--. Dit bedrag bestaat volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] uit kosten ten behoeve van het uithakken van de bestaande vloer, kosten ten gevolge van een mogelijke beschadiging van de leidingen van de vloerverwarming, kosten in verband met het aanbrengen van een nieuwe tegelvloer en kosten in verband met het in- en uitruimen van de woning, de opslag van meubels en het mogelijk verblijf elders. De raming van deze kosten hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] onderbouwd door te verwijzen naar een door Van der Bruggen opgestelde begroting en een offerte d.d. 29 november 2006 van Ton Scholten. [gedaagde] heeft de gestelde schade per post gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
4.12. De kosten van het uithakken en afvoeren van de bestaande tegelvloer heeft Van der Bruggen op € 780,-- en Ton Scholten op € 1.075,-- begroot. [gedaagde] heeft betwist dat de in het bedrag van Ton Scholten opgenomen stortkosten door een particulier verschuldigd zijn. Nu Van der Bruggen geen stortkosten heeft opgenomen en [eiser sub 1] en [eiser sub 2] deze kosten niet nader hebben onderbouwd, zal de rechtbank deze post tot een bedrag van € 780,-- toewijzen.
4.13. Van der Bruggen heeft een bedrag van € 400,-- begroot voor het herstel van de vloerverwarming. Ton Scholten heeft voor het verwijderen van bestaande slangen en het aanbrengen van nieuwe slangen voor de vloerverwarming een bedrag van € 1.045,-- begroot. Met [gedaagde] is de rechtbank echter van oordeel dat deze post niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu [eiser sub 1] en [eiser sub 2] onvoldoende hebben aangetoond dat de vloerverwarming zal beschadigen bij het verwijderen van de tegelvloer.
4.14. Voor het egaliseren van de vloer en het leggen van de nieuwe tegelvloer heeft Van der Bruggen een bedrag van € 6.412,-- begroot (€ 1.012,-- voor het egaliseren en € 5.400,-- voor het leggen). Ton Scholten heeft hiervoor in totaal een bedrag van € 7.461,60 begroot (€ 1.075,-- voor het egaliseren, € 3.961,10 voor de tegels en € 2.425,50 voor het verwerken daarvan). [gedaagde] heeft de noodzaak van het egaliseren betwist en gesteld dat Van der Bruggen een te hoog bedrag voor de levering van de tegels heeft begroot. Daarnaast heeft [gedaagde] erop gewezen dan Ton Scholten andere (duurdere) tegels heeft geoffreerd. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de vloer na het uithakken van de bestaande tegelvloer zal moeten worden geëgaliseerd. De rechtbank middelt de bedragen zoals daarvoor begroot door Van der Bruggen en Ton Scholten en zal voor het egaliseren een bedrag van € 1.043,50 toewijzen. Het aanbrengen van een nieuwe vloer bestaat uit kosten voor het materiaal en kosten voor het verwerken daarvan. Nu [gedaagde] zelf voor de tegels en het verwerken daarvan een bedrag van € 5.205,30 (€ 3.613,30 vermeerderd met € 1.592,-- arbeidsloon) in rekening heeft gebracht, komt het door Van der Bruggen begrootte bedrag van € 5.400,-- niet vreemd voor. Omdat Ton Scholten, zoals [gedaagde] heeft gesteld, met een andere tegel heeft gerekend, zal de rechtbank het door haar begrootte bedrag buiten beschouwing laten en deze post op € 5.400,-- stellen.
4.15. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben ten slotte kosten gevorderd die zij in verband met het in- en uitruimen van de woning, de opslag van meubels en het verblijf van henzelf elders moeten maken. [gedaagde] heeft deze kosten betwist. De rechtbank is van oordeel dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] met betrekking tot deze kosten, die door Van der Bruggen zijn begroot op € 2.500,--, geen concrete feiten of omstandigheden hebben gesteld die de conclusie rechtvaardigen dat zij zich voor bijzondere onkosten gesteld zien. Met name is niet gesteld dat zij, bijvoorbeeld vanwege de aard of de omvang van de inboedel, niet de mogelijkheden hebben om zelf voor een en ander zorg te dragen. De rechtbank zal daarom deze post afwijzen.
4.16. De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 7.223,50 ter vergoeding van schade toewijzen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben daarnaast een verklaring voor recht gevorderd dat [gedaagde] aansprakelijk is voor eventuele gevolgschade die optreedt als gevolg van het verwijderen van de vloer. Nu niet op voorhand is vast te stellen of eventuele schade toe te rekenen zal zijn aan [gedaagde], zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht afwijzen.
4.17. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben voorts een bedrag van € 1.254,-- aan buitengerechtelijke kosten gevorderd waarvan zij stellen dat zij deze ter verkrijging van voldoening van de vordering buiten rechte hebben gemaakt. Dit bedrag bestaat volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] uit een bedrag van € 350,-- voor door Van der Bruggen gemaakte kosten en een bedrag van € 904,-- aan overige buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid en de hoogte van de buitengerechtelijke kosten betwist. Tegenover het door [gedaagde] gevoerde verweer hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2], afgezien van het bedrag van € 350,--, het bedrag van de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet (nader) met bewijsstukken gestaafd door overlegging van een overzicht van de verrichte werkzaamheden, het daarmee gemoeide aantal uren en het gehanteerde uurtarief. De overige buitengerechtelijke kosten waarvan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vergoeding vorderen, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten. De gevorderde vergoeding zal worden toegewezen tot een bedrag van € 350,-- en voor het overige worden afgewezen.
4.18. Gelet op het voorgaande dient [gedaagde] een bedrag van € 7.573,50 aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te voldoen. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben tevens wettelijke rente vanaf 18 mei 2005 gevorderd. [gedaagde] heeft tegen de verschuldigdheid van de wettelijke rente geen afzonderlijk verweer gevoerd, zodat de rechtbank deze zal toewijzen als gevorderd.
4.19. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van de procedure in conventie worden veroordeeld. Deze veroordeling zal niet de door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gevorderde beslagkosten omvatten, nu geen beslagstukken zijn overgelegd. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden begroot op:
- dagvaarding € 84,87
- vast recht 299,00
- salaris procureur 1.356,00 (3 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.739,87
in reconventie
4.20. In reconventie heeft [gedaagde] in de eerste plaats betaling van de laatste termijn van de overeenkomst ten bedrage van € 1.260,-- gevorderd. Op grond van de overeenkomst zijn [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gehouden deze laatste termijn te voldoen na oplevering van het werk. Deze oplevering heeft echter – door de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] – nooit plaatsgevonden. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben het resterende deel van de overeenkomst vervolgens buitengerechtelijk ontbonden. Onder verwijzing naar hetgeen in conventie is overwogen rechtvaardigt de tekortkoming de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en is de betalingsverplichting van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door de ontbinding vervallen. Dit gedeelte van de vordering van [gedaagde] zal derhalve worden afgewezen.
4.21. [gedaagde] heeft in reconventie voorts betaling gevorderd van kosten die zij stelt te hebben gemaakt in verband met het leveren en verwerken van extra tegels. Deze kosten bedragen volgens [gedaagde] € 550,--. Ter onderbouwing van dit gedeelte van haar vordering heeft [gedaagde] gesteld dat het niet aan haar te wijten is dat er aanvankelijk te weinig tegels zijn besteld, omdat zij conform de opgave van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft geleverd. [gedaagde] heeft daarnaast gesteld dat zij de bestelling van de extra tegels met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft besproken en dat zij daarmee hebben ingestemd. Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
4.22. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over verrekening van meer of minder tegels, doch zijn daarentegen een vaste aanneemsom overeengekomen. [gedaagde] had – als deskundige partij – het aantal vierkante meters waarmee was gerekend in de offerte waarop [gedaagde] haar prijs heeft gebaseerd, voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst kunnen verifiëren door de oppervlakte van de vloer en het te hanteren percentage snijverlies te bepalen. Dat heeft zij evenwel nagelaten. Voor zover al kan worden geoordeeld dat de noodzaak van extra tegels niet aan [gedaagde] moet worden toegerekend, kan niet worden aangenomen dat sprake is van kostenverhogende omstandigheden waarmee [gedaagde] geen rekening heeft hoeven te houden als bedoeld in artikel 7:753 BW. Hieraan doet uiteraard niet af dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] mogelijk hebben ingestemd met het bestellen van extra tegels, omdat zij op dat moment geen andere mogelijkheid zagen. Gelet op het voorgaande zal ook dit gedeelte van de vordering in reconventie worden afgewezen.
4.23. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van de procedure in reconventie worden veroordeeld. Nu [eiser sub 1] en [eiser sub 2] – naast de kosten die zij hebben gemaakt in verband met de procedure in conventie – voor de procedure in reconventie geen extra kosten hebben gemaakt, worden deze kosten begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van een bedrag van € 7.573,50 (zegge: zeven duizend vijf honderd drie en zeventig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2005 tot de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in conventie, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot op heden begroot op € 383,87 aan verschotten en € 1.356,-- aan salaris procureur;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af ;
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Sicking en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2007.?