ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7130

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/501249-06
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Brouwer
  • Hijink
  • Van den Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne door koerier op Schiphol

Op 1 maart 2007 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2006 op Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank achtte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van aanhouding, rapporten van het Douane Laboratorium en een bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 14 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een taakstraf van 240 uren. Tevens is het vliegticket dat in beslag was genomen, verbeurd verklaard.

De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de schadelijkheid van cocaïne en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank heeft ook een proeftijd van twee jaar vastgesteld voor het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf, met de voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/501249-06
Uitspraakdatum: 1 maart 2007
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2007 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 27 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een midde als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
hij op 27 september 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.2. Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen, waaruit blijkt dat verdachte is aangehouden op grond van diverse slikkerscriteria (dossierpagina 1.1);
- het proces-verbaal met betrekking tot de verdovende middelen, waaruit blijkt dat bij verdachte in totaal 132 slikkersbollen en 3 duwersbollen zijn aangetroffen. De aangetroffen stof in deze bollen had bij benadering een netto gewicht van 1443,6 gram (dossierpagina 1.1.4);
- het rapport van het Douane Laboratorium d.d. 5 oktober 2006, op naam van [verdachte], waaruit blijkt dat de stof cocaïne bevat;
- de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - zakelijk weergegeven - gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit;
- de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering ook als dat inhoudt dat verdachte de training ‘leren omgaan met geld en schulden’ dient te volgen;
- de verbeurdverklaring van het vliegticket.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door de Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Haarlem, uitgebrachte rapport van 13 februari 2007 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 1.443,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 september 2006, blijkt dat de verdachte in 2001 en 2003 reeds is veroordeeld ter zake overtreding van de Opiumwet. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij thans weer de Opiumwet overtreedt en houdt bij de op te leggen straf rekening met deze eerdere veroordeling.
In de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank - anders dan de officier van justitie - aanleiding af te wijken van de strafmodaliteit die de rechtbank doorgaans ten aanzien van dit soort misdrijven pleegt op te leggen. De rechtbank is van oordeel dat een werkstraf van na te noemen duur, met daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafgedeelte dient ertoe verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw – soortgelijke – strafbare feiten te plegen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten het vliegticket, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van dat vliegticket, welke aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN (10) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TWEE (2) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
– verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, Regio Alkmaar-Haarlem, Unit Haarlem, zolang die instelling dit nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte de training ‘leren omgaan met geld en schulden’ dient te volgen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Legt verdachte op een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van TWEEHONDERDVEERTIG (240) uren en beveelt dat, voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van HONDERDTWINTIG (120) dagen.
Verklaart verbeurd:
– 1.00 STK Vliegticket.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Brouwer, voorzitter,
mrs. Hijink en Van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Valk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2007.
Mrs. Brouwer en Hijink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.