ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7448
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van dagvaarding door herstelexploit met fouten
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 13 juni 2007, is de nietigheid van een dagvaarding aan de orde. De eiser had de gedaagde gedagvaard op 5 februari 2007, maar de gedaagde was niet verschenen tijdens de zitting op 28 februari 2007. De kantonrechter constateerde dat de inleidende dagvaarding een verkeerd adres van de sector kanton vermeldde, wat volgens artikel 111, lid e, Rv juncto artikel 120, lid 1 Rv leidde tot een gebrek dat nietigheid met zich meebracht. De kantonrechter besloot dat de zaak opnieuw ter rolle zou dienen op 11 april 2007, waarbij de eiser werd bevolen om de gedaagde op de hoogte te stellen van deze datum en het gebrek te herstellen op kosten van de eiser.
Echter, bij het herstelexploot van 21 mei 2007 werd de gedaagde opnieuw gedagvaard voor de zitting van 30 mei 2007, maar deze dagvaarding vermeldde niet aan wie afschrift van het exploot was gelaten. Dit leidde wederom tot een gebrek dat nietigheid met zich meebracht. De kantonrechter oordeelde dat, aangezien de eiser al eerder de gelegenheid had gekregen om een gebrek in de inleidende dagvaarding te herstellen, er geen grond was om nogmaals een herstelexploit toe te staan. De kantonrechter verklaarde de dagvaarding nietig, wat betekent dat de gedaagde niet op de hoogte was gesteld van de procedure en de eiser niet in zijn vordering kon worden ontvangen.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het opstellen van dagvaardingen en de gevolgen van fouten in het procesrecht. De uitspraak is een duidelijke illustratie van de toepassing van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en de noodzaak om aan de formele vereisten te voldoen.