ECLI:NL:RBHAA:2007:BA7516

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-5864 WIA
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 24 mei 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig OALT-leerkracht Arabisch, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 januari 2006, waarin hem een WGA-uitkering werd toegekend met ingang van 2 februari 2006. Eiser betoogde dat hij recht had op een inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en voerde aan dat zijn arbeidsongeschiktheid duurzaam was, mede door zijn medische geschiedenis, waaronder suikerziekte, chronische rugklachten en psychische klachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende medische gegevens had om tot een oordeel te komen over de belastbaarheid van eiser, ondanks dat eiser niet op een hoorzitting is verschenen. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat er mogelijkheden zijn voor verbetering van eisers arbeidsvermogen door psychologische behandeling en revalidatie.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de omstandigheid dat er geen loonsanctie is opgelegd, niet kan leiden tot het alsnog opleggen van een loonsanctie. Eiser heeft de mogelijkheid om schadevergoeding te vragen voor eventuele schade die hij heeft geleden door de handelswijze van verweerder. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 06 - 5864 WIA
uitspraak van de meervoudige kamer van 24 mei 2007
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser.
tegen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2006 heeft verweerder eiser een loongerelateerde uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (hierna: WGA) ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) toegekend met ingang van 2 februari 2006.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 17 februari 2006 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 juni 2006 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 13 juli 2006 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 maart 2007, alwaar eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Knufman, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Alkmaar.
2. Overwegingen
2.1 Eiser was sinds 1992 werkzaam als zogenaamde OALT-leerkracht Arabisch bij [naam school], dat per 1 januari 2004 is over genomen door Stichting Primair Openbaar Onderwijs Regio Waterland. Verweerder heeft met ingang van 17 november 1997 aan eiser een uitkering ingevolgde de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) toegekend. Met ingang van 1 december 1997 is eisers WAO-uitkering ingetrokken, omdat hij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
2.2 In februari 2004 is eiser opnieuw uitgevallen voor zijn werkzaamheden als gevolg van a-specifieke chronische rugklachten. Op 1 augustus 2004 is eiser ontslagen. Eiser heeft op 26 oktober 2005 een aanvraag voor een uitkering ingevolge de WIA ingediend. Op 28 november 2005 heeft verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eisers belastbaarheid vastgelegd in een zogeheten functionele mogelijkhedenlijst (hierna: FML) en heeft geconstateerd dat het vastgestelde arbeidsvermogen op termijn mogelijk zal toenemen. Op basis van de in de FML vastgelegde beperkingen in eisers belastbaarheid heeft de arbeidsdeskundige in zijn rapport van 16 december 2005 geconcludeerd dat eiser volledig arbeidsongeschikt is en bij besluit van 18 januari 2006 is aan eiser een WGA-uitkering toegekend met ingang van 2 februari 2006. In bezwaar heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd. Verweerder verwijst daarbij naar het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 14 juni 2006. Verweerder stelt dat eiser volledig arbeidsongeschikt is op arbeidskundige gronden, maar dat geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid. Verder stelt verweerder dat het opleggen van een loonsanctie gelet op het reparatoire karakter daarvan niet meer mogelijk is.
2.3 Eiser betoogt dat hij recht heeft op de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (hierna: IVA). Eiser stelt sinds 1997 suikerziekte te hebben en dat sindsdien zijn klachten alleen maar zijn toegenomen. Hij heeft in april 2005 een longbloeding gehad waaraan hij is geopereerd, hij heeft chronische rugklachten en psychische klachten. Voor dit laatste heeft hij in mei 2005 via zijn behandelend psycholoog van Dijk en Duin medicatie voorgeschreven gekregen. Eind november 2006 heeft er een doorverwijzing naar de psychiatrische dagkliniek in het Zaans Medisch Centrum plaatsgevonden. Eiser betoogt verder dat het besluit onzorgvuldig is genomen nu hij niet door een bezwaarverzekeringsarts is onderzocht, deze arts geen informatie bij de huisarts heeft opgevraagd en verweerder derhalve op basis van verouderde gegevens een beslissing heeft genomen. Voorts geeft hij aan dat zijn werkgever onvoldoende re-integratie-activiteiten heeft ontplooid en hij aldus recht heeft op loondoorbetaling in het kader van de Wet Poortwachter. Eiser acht het onbegrijpelijk dat verweerder zijn werkgever heeft geadviseerd hem te ontslaan, terwijl verweerder anderzijds vindt dat hij niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser is ten slotte van mening dat geen gelijke behandeling heeft plaatsgevonden nu in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts is vermeld dat hij een Marokkaanse man is, terwijl hij een kopie van een Nederlands paspoort heeft overgelegd.
2.4 Verweerder handhaaft zijn standpunt en voegt daaraan toe dat eiser heeft aangegeven zijn bezwaren niet tijdens een hoorzitting te willen toelichten en de bezwaarverzekeringsarts op basis van de beschikbare gegevens geen aanleiding heeft gezien eiser op te roepen voor zijn spreekuur.
2.5 Artikel 4, eerste lid, WIA luidt: "Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur".
2.6 In het tweede lid van artikel 4 WIA is bepaald dat onder duurzaam zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterde situatie. In het derde lid van genoemd artikel is bepaald dat mede onder duurzaam wordt verstaan een medisch situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
2.7 Artikel 5 WIA luidt: "Gedeeltelijk arbeidsgeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is".
2.8 De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser vele argumenten heeft aangevoerd, die betrekking hebben op de al dan niet rechtmatigheid van zijn ontslag. Deze argumenten kunnen evenwel geen rol spelen in de onderhavige beoordeling welke alleen betrekking heeft op de beoordeling in het kader van de WIA.
2.9 Voorts overweegt de rechtbank als volgt. Het zorgvuldigheidsbeginsel brengt met zich dat een medisch oordeel inzake de beperkingen gebaseerd dient te zijn op een volledig en zorgvuldig medisch onderzoek. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de beschikbare medische gegevens kan dit met zich brengen dat een zelfstandig medisch onderzoek is vereist. Naar het oordeel van de rechtbank beschikte de bezwaarverzekeringsarts in dit geval over voldoende medische gegevens om zich zonder eigen medisch onderzoek van eiser een weloverwogen oordeel over diens belastbaarheid te kunnen vormen. De verzekeringsarts heeft immers lichamelijk onderzoek verricht en heeft het dossier bestudeerd en de verzekeringsarts heeft de informatie van de longarts van 28 september 2005 bij zijn beoordeling betrokken. Voorts heeft de bezwaarverzekeringsarts het dossier bestudeerd en de informatie van de huisarts van 11 december 1996, 4 februari 1997, 10 april 1997 en van 28 januari 2004 bij zijn beoordeling betrokken. Ook heeft de bezwaarverzekeringsarts de informatie van de longarts van 24 december 1996, de neurochirurg van 16 september 1997, de revalidatiearts van 18 februari 2005 en van de longarts van 28 september 2005 bij zijn beoordeling betrokken. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiser zelf heeft besloten niet op een hoorzitting te verschijnen waar een bezwaarverzekeringsarts aanwezig zou zijn geweest. Nu er voldoende medische gegevens beschikbaar waren op grond waarvan de bezwaarverzekeringsarts tot een beoordeling kon komen heeft de bezwaarverzekeringsarts naar het oordeel van de rechtbank kunnen besluiten geen nadere gegevens bij de huisarts op te vragen. Van een onzorgvuldig onderzoek is gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2.10 Ten aanzien van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid, overweegt de rechtbank het volgende. Ondanks het feit dat verweerder in het dossier en ter zitting niet nader heeft kunnen motiveren wat onder het begrip duurzaamheid dient te worden verstaan, concludeert de rechtbank dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Daartoe acht de rechtbank het volgende van belang. Van duurzaamheid is op grond van de wetsgeschiedenis sprake indien bij volledig arbeidsongeschikten herstel is uitgesloten of als er na twee jaar ziekte een geringe kans op herstel is op lange termijn. De verzekeringsarts heeft in zijn rapport het volgende geconcludeerd omtrent de duurzaamheid van eisers arbeidsongeschiktheid: "(..) psychische begeleiding en behandeling zal zijn psychische gezondheid kunnen verbeteren, wat tevens een gunstig effect zal hebben op zijn fysiek functioneren" en "Het ligt in de lijn der verwachting dat het arbeidsvermogen in de toekomst kan toenemen, zeker als psychologische behandeling wordt gestart". De bezwaarverzekeringsarts heeft de diagnosen status na embolisatie in verband met haemoptoe; chronische rugklachten bij geringe discusprolaps; diabetes mellitus; en een reactief depressief beeld bij eiseres vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts merkt in zijn rapport op: "De gestelde diagnosen c.q. de geobjectiveerde afwijkingen geven inderdaad geen reden om duurzame volledige arbeidsongeschiktheid te veronderstellen. Door verandering aan medicatie is goede regulatie van de DM te verwachten. Door revalidatie en psychische begeleiding valt tevens verbetering van de belastbaarheid te verwachten, zowel wat betreft de rugklachten als de depressieve klachten. Er is dus zeker geen sprake van een eindtoestand. Er is dan ook onvoldoende reden om duurzame volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen". Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de informatie van de behandelend artsen van eiser hetzelfde beeld naar voren als door de verzekeringsartsen is geschetst. Er zijn dan ook geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de medische advisering. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden kunnen besluiten dat eiser niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
2.11 Ten aanzien van eisers argument met betrekking tot het opleggen van een loonsanctie, overweegt de rechtbank als volgt. In het bestreden besluit is vermeld dat niet (tijdig) een loonsanctie is opgelegd. Deze omstandigheid kan er niet toe leiden dat alsnog een loonsanctie wordt opgelegd. Voor zover eiser meent dat hij schade heeft geleden van verweerders handelwijze, staat het hem vrij ter zake daarvan zich tot verweerder te wenden met een verzoek om schadevergoeding.
2.12 De rechtbank overweegt ten slotte dat in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts weliswaar is vermeld dat eiser een Marokkaanse man is - hetgeen de rechtbank vreemd voorkomt nu hij een kopie van een Nederlands paspoort heeft overgelegd - echter niet is gebleken dat hieruit conclusies zijn getrokken die hebben geleid tot een onzorgvuldige dan wel een onjuiste medische beoordeling.
2.13 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter van de meervoudige kamer, en mr. J.M. Ghrib en mr. A.C.M. Rutten, rechters, en op 24 mei 2007 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Weltevreede, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.